"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Haantjes

Vrijdag, 11 februari, 2011

Geschreven door: Kluun
Artikel door: Johan Bordewijk

Stijn previsited

Het is 1998. De Gay Games worden in Amsterdam gehouden. In Haantjes, de prequel van Komt een vrouw bij de dokter, ruikt marketingman Stijn zijn kansen. Hij heeft het niet zo op homo’s, maar is niet te beroerd geld aan ze te verdienen. Als Charles, de buurman van zijn compagnon Frenk bij marketingbureau Merk in Uitvoering, met een gouden idee komt, zegt hij geen nee. En dat idee is de Gay Flags, landenvlaggen met het rood vervangen door roze, op banners, T-shirts, petjes en fluitjes. Als dat maar goed gaat.

‘Behalve een echte ondernemer bleek Charles in levende lijve ook een echte lul.
“Hééé, dat stèèèl, dat de halve avond aan het dàààrten was, wie wááááááren dat?”
Over het uitspreken van het woord ‘waren’ deed hij net zo lang als ik over een rondje Vondelpark, met het volume van een marktkoopman op de Albert Cuyp die vlak voor het sluiten van de markt zijn laatste bossen gladiolen wil slijten.
“Thomas en Anne,” zei Frenk lachend. “Vrienden van Stijn. Ze komen uit Maarsen.”
“Jééézus, waar heb je die òòòpgedaan?”’

De toon is gezet: een relnicht en een platte reclamejongen. In de proloog van het boek onthult Kluun dat het aanvankelijk briljante idee regelrecht op een faliekante mislukking afmarcheert. Desalniettemin is het aardig om te lezen hoe dat in zijn werk gaat. We zien hoe ze het idee uitwerken, de producten zelf op de markt gaan brengen, onderhandelen met leveranciers en verkoopplannen maken. Als de Games eenmaal begonnen zijn, haalt de verkoop ongeveer van 10% van de verwachting. Totaal verlies, na creatief boekhouden: zo’n vijftigduizend gulden.

Behalve de sfeer illustreert het bovenstaande citaat wat anders: de soms krampachtige beeldspraak en de overbodige uitleg. Als iemand zo spreekt, en je benadrukt dat met accenten, is het niet nodig de lengte en volume van die woorden toe te lichten in kromme vergelijkingen. Op andere plekken is de beeldspraak gelukkig niet overbodig. In een wanhoopsactie om de verkoopcijfers op te krikken, rijden Frenk, Stijn en Charles met een bus volgepakt met merchandise naar de Bosbaan voor de roeiwedstrijden. ‘Met de handen op mijn knieën moest ik eruitzien als prins Claus tijdens de Troonrede.’ Raak: veel droeviger kan het niet worden.

Boekenkrant

In KEVBDD wist Kluun de begrippen liefde en trouw van een kartelrand te voorzien, een kartelrand waar – gezien de reacties op dat boek – veel mensen zich pijnlijk aan open haalden. En Stijn, hoewel een notoire schuinsmarcheerder, komt daarin naar voren iemand die zijn stervende vrouw Carmen tot het eind bijstaat, waar andere echtgenoten allang het hazenpad gekozen hebben. Een diepere laag, zoals die nieuwe invulling van liefde en trouw, ontbreekt in dit boek. Het leest als een schelmenroman, een sappig babbelverhaal van twee snelle hetero reclamejongens die zich het marketinghoofd op hol laten brengen door een homo. Wat schetsen uit het leven van een jonge vader en wat wijsneuzigheden over het verschil tussen homo- en heteroliefde ten spijt, is het een verhaal zonder diepgang. Stijn is en blijft in dit verhaal vooral een banale opportunist die we graag zien sneven.

‘Het wetenschappelijk bewijs van humor is de lach.’ Zo ongeveer beval de schrijver dit boek aan in De wereld draait door. Te lachen valt er inderdaad in dit boek, vermaak is er ook, vooral leedvermaak. Maar echt uitbundig, nee, dat niet.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Haantjes

De weduwnaar

Komt een vrouw bij de dokter