"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Hazer

Vrijdag, 17 november, 2017

Geschreven door: Jeroen Thijssen
Artikel door: Karin de Leeuw

Hoe ruig het was, en hoe eenzaam

Roman van Jeroen Thijssen over een kraakpand

[Recensie] Het is 1978. In Haarlem is voor een achttienjarige student geen kamer te krijgen, maar Rogier Pardoen zal toch een tehuis moeten vinden. Zijn ouders, de hippies Hein en Carla, hebben besloten dat de zorg en opvoeding lang genoeg heeft geduurd. Zij vertrekken naar Ierland. De jongen, die zich nu Rogi laat noemen, vindt onderdak in het kraakpand de Hazer, een oud politiebureau. Het is een vervallen gebouw met veel kamers, gangen en onverwachte doorgangen, maar slechts een kraan en weinig verwarmingsmogelijkheden.

De Hazer zit vol met een bont gezelschap. Allemaal zijn ze gecharmeerd van de reputatie van ‘geen huur geen gezeur’. Soms is dat een te wankele basis. Schoon is het nergens. Je leven en je zaken organiseren is al snel verdacht ‘burgerlijk’. Er is de onbenoemde leider Kraay, een communist die het liefst een stalinistische discipline zou opleggen. Maar er zijn ook de pragmatische Marcel en de zweverige Ernst. En dan is er een groep onduidelijke bewoners, zwervers, mensen met psychiatrische klachten en junks. Zij bevolken een eigen vleugel. Net als de rest van het huis is het er een komen en gaan van passanten. Ondanks alle ruimhartige opvattingen van de krakers wordt met deze bewoners vrij radicaal afgerekend, vooral onder invloed van Kraaij.

Er komen steeds weer nieuwe bewoners aanwaaien: “De bel was gegaan, hij deed open. In de schaduw van de gevel stond op de stoep een roodharig, bleekhuidig meisje dat met grote ogen naar hem opkeek. ‘Ik ben Tanja’, zei ze. ‘Ik zoek woonruimte.’ ‘De  deur was open,’ zei hij automatisch.” Hij brengt haar naar een kamer met een balkon en zware balken aan het plafond. Die vindt zij heel geschikt om haar schommel aan op te hangen. Pas later vraagt Rogi zich af waarom hij haar zo ver van zijn eigen vleugel heeft onder gebracht.

Boekenkrant

Het kind-vrouwtje dat Tanja lijkt, is ze niet voor Rogi. Ze krijgen een verhouding, maar na korte tijd moet hij haar delen met een tweede minnaar. Geen probleem toch. Moet kunnen. Dat is een van de sterke kanten van schrijver Jeroen Thijssen: hij stelt terloops de pijn van al die vrijheid in de jaren  ’70 en ’80 aan de orde: van de vrije liefde tot communistische heilstaat en het egoïsme van hippie-ouders, die dan ook nog geheimen blijken te hebben.

Wanneer Rogi zijn ouders in Ierland gaat bezoeken, is hij niet welkom en zijn moeder doet vreemd. Vereenzaamd gaat Rogi weer terug, maar een tijd later meldt vader Hein zich wel bij hem om ook een plek te krijgen in de Hazer. Het huwelijk is gestrand. De tweede wereldoorlog en de interpretatie van feiten is daarin doorslaggevend geweest. Rogi is, veel meer dan huidige jongeren zich kunnen voorstellen, een kind van ‘na de oorlog’ en hij zal het weten. Ook daarin toont Thijssen zich een perfect chroniqueur van een tijdperk.

Rogi lijkt te genieten van het krakersleven. Het voelt in ieder geval beter dan de universiteit, waar hij Nederlands studeert. Daar wordt het leven gekenmerkt door anonimiteit en middelmatig onderwijs. Maar Rogi verliest zich niet in het krakersleven en de nihilistische ideologie die sommigen aanhangen. Hij houdt oog voor de praktische zaken van het leven. Van zijn grootvader en dienst opvolger in de zaak leerde hij het vak van loodgieter. Menig kraker laat graag gas en water in zijn kamer aanleggen door hem. Burgerlijk, maar wel prettig om te hebben.

Maar wie is eigenlijk die opvolger in het bedrijf van zijn opa? En welke grootvader was goed en welke fout in de oorlog? Waarom deden ze wat ze deden? Het lijkt of Rogi bij zijn oma het ware verhaal hoort. Tot dat het tegendeel blijkt.

Jeroen Thijssen (1959) is historicus en schrijver. Hij levert bijdragen aan diverse media, waaronder dagblad Trouw. Eerder viel hij op met de roman Solitude, over de geschiedenis van een blanke familie in voormalig Nederlands Indië. Een aantal thema’s uit Solitude zien we in Hazer terugkomen: de krakerswereld is er één van. De verhoudingen tussen mannen in een familie, met name met de vader, is een ander. Ook ziet Thijssen kans in beide boeken om de lezer mee te nemen in de binnenwereld, noem het de bubble, van een groep. Je begrijpt hoe in een bepaalde sfeer mensen gaan denken en handelen zoals ze doen. De gezwollen, nagebootst negentiende-eeuwse taal van Solitude ontbreekt nu gelukkig. In Hazer toont Thijssen zich een rasverteller. Het verhaal ontwikkelt zich lineair, maar heeft een spannende vervlechting van lijnen, waardoor het niet ‘plat’ wordt. De jaren verstrijken en daarmee veranderen er ook dingen. Na de strijd, komen de jaren van onderhandelen met de gemeente en het sluiten van een huurcontract, maar ook de hoofdpersoon Rogi wordt ouder. Hij bezint zich op eigen toekomst en wordt wereldwijzer in relaties. Zo zal het met velen gegaan zijn. Als lezer is er nog maar één ding waar je wat meer over zou willen weten: hoe kijkt Rogi in de eenentwintigste eeuw naar zijn ‘ik’ van toen?

Voor een ieder die de tijd heeft meegemaakt is Hazer, naast een goede roman, een herkenningsmoment dat waarschijnlijk herinneringen oproept. Lees het met de feestdagen en geef het cadeau aan je (klein)kinderen. Als historicus kun je hier jaloers op zijn op deze prestatie. Zoek maar eens een geschiedenisboek waarin men er in slaagt zo’n gelaagd beeld van een tijd neer te zetten. Hazer is een historische bron, over een periode én over hoe je daar, na bijna veertig jaar, op kunt terugkijken.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Hazer