"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Heel de tijd

Vrijdag, 12 oktober, 2018

Geschreven door: Leo Pleysier
Artikel door: Marnix Verplancke

Een Kempische A la recherche du temps perdu

De eerste zin

“Soms als ik mijn werkkamer binnenkom en mijn oog laat vallen op de groepsfoto die er tegen de muur hangt, denk ik: de leerkrachten wiskunde en wetenschappen van een lyceum uit een middelgrote Franse provinciestad.”

Recensie

Wat Leo Pleysier dan echt ziet is een foto die in 1983 gemaakt werd na een etentje in een Antwerps restaurant. Er staan acht schrijvers op, waaronder Ivo Michiels, Hugo Claus en ook Pleysier zelf. Zes van de acht zijn inmiddels dood, beseft de schrijver en de foto wordt een vertrekpunt om door zijn leven te hoppen, als een heggenmus op zoek naar voedzame zaadjes. Als een vogel dus inderdaad, want toen hij als kind hoorde dat de tijd vliegt, dacht hij meteen dat het een soort vogel moest zijn, de vogel die als een van de rode draden doorheen het boek fladdert en die ook op de kaft te zien is.

Boekenkrant

Heel de tijd zou je een Kempische A la recherche du temps perdu kunnen noemen, niet spelend in het breedsprakerige Parijs, maar wel in het nuchtere Rijkevorsel, waar hij opgroeide op de ouderlijke boerderij, en waar zijn broer een scharlakenrode tangara in zijn volière hield, tot het beestje niet tegen de vorst bleek te kunnen en vervangen werd door een rode kardinaal. Ook een schone vogel, zei iedereen, maar die tangara kon toch mooier zingen.

Pleysier gaat dus niet op zoek naar de grote verhalen, maar wel naar de kleine die misschien wel preciezer tonen wat het betekent om een mens te zijn. Zoals naar het verhaal van ‘onze Herman’, zijn doodgeboren oudere broer waarover moeder zo vaak vertelde dat hij voor de kleine Leo een gezinslid als de andere werd. Zoals het in een boek over de tijd betaamt, loert de dood achter iedere hoek.

Misschien wel om die dood op afstand te houden, freewheelt Pleysier bijzonder jazzy van de ene anekdote naar het volgende faits-divers, waarbij hij de gebeurtenissen verankert aan objecten die iedereen zich wel herinnert, zoals Tigra-sigaretten of een Zündapp-motorfiets. Wanneer hij het over de bekende Pelikan-gom heeft, voor tweederde rood en de rest blauw, of over de potloodslijper in de vorm van een klein wereldbolletje, kun je alleen maar glimlachen. En trager gaan lezen, want Pleysier slaagt er bijzonder goed in de lezer in de kadans van zijn herinneringen te krijgen. Hij is een trage schrijver die trage lezers verdient.

3 vragen aan Leo Pleysier

Je begint je boek met een foto van jezelf en zeven andere schrijvers. Zes zijn er inmiddels dood. Er komt ook heel wat as in het boek voor en een kerkhof dat geruimd wordt. Gaat dit boek over de angst voor naderende dood?

Pleysier: “Tja, ik ben intussen 73, dus dan denk je al eens wat vaker aan de eindigheid van het leven. Al van kinds af aan had ik de neiging om de tijd te materialiseren. De tijd van leven is als een  lekkere taart, dacht ik. De mijne was amper aangesneden terwijl volwassenen  al een groot stuk van hun taart op hadden. Maar vandaag schiet er van mijn taart ook niet zo heel veel meer over. Acht jaar geleden ben ik heel zwaar ziek geworden. Zes weken in het ziekenhuis. Een paar keer zag het er toen naar uit dat ik mijn taartschep voorgoed mocht opbergen.”

In het boek beschrijf je hoe koeien gelukzalig kunnen liggen herkauwen en daarbij een zacht geruis maken. Nirken heet dat. Mag ik in je boek het genirk van de schrijver horen?

Pleysier: “Als kind had ik niets met de veehouderij, ik hielp thuis niet graag bij het werk en verbondenheid met de boerenstand voelde ik al helemaal niet. Wat mij wél verzoende met de plek en het milieu waarin ik door geboorte terecht was gekomen, was het beeld van de in het gras neerliggende en herkauwende koeien. Zij straalden vredigheid en voldaanheid uit en nirkten, zoals mijn moeder dat noemde. Het had natuurlijk met spijsvertering te maken, maar het was meer dan dat. Het was ook een muziekje. Het kwam diep vanuit de ingewanden. Het fascineerde me. Zulke muziek wilde ik later ook wel eens proberen. De dingen herkauwen en daar zowel iets welluidends als iets voedzaams van maken.”

En dat terwijl je toch lang dacht dat dit verleden waardeloos was?

Pleysier: “Als jong schrijver verlangde ik naar het leven zoals dat eruitzag in bijvoorbeeld de Parijse nouveau-romans van Alain Robbe-Grillet en Nathalie Sarraute. Het heeft een poos geduurd eer ik erachter kwam dat er niks mis was met de landelijke thematiek. Het hangt er gewoon maar vanaf wat je daar als schrijver-met-een-modern-bewustzijn mee aanvangt anno nu.

Eerder verschenen in Knack Focus

Boeken van deze Auteur:

Heel de tijd

Heel de tijd