"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Heks! Heks! Heks!

Dinsdag, 23 mei, 2023

Geschreven door: Jente Posthuma
Artikel door: Anke Cuijpers

Gevatte sprookjes en een betoog over dodelijke stigma

[Recensie] Toen Jente Posthuma gevraagd werd om de drie Overijselsche sagen van Josef Cohen uit 1914 te hertalen, bleek dat te wringen. Er stonden clichés over vrouwen in die ze net iets te vaak had gehoord. Ze besloot tot herschrijven. De drie verhalen kregen andere titels en meer diepgang, maar hebben hun magische karakter behouden.

In het essay ’trut’, dat achterin deze bundel is opgenomen, vertelt Posthuma hoe ze naar aanleiding van de sagen De Heksenhamer koopt, een boek uit 1486 dat als handleiding voor de heksenjacht werd gebruikt. Een massief blok vrouwenhaat, oordeelt ze. Het is het patriarchale denken dat ons er allemaal onderhoudt, schrijft ze, maar in hoeverre zijn vrouwen medeplichtig aan het in stand houden van dat patriarchaat?

Mensbeeld
In sages was goed en kwaad geen morele kwestie, maar iets van hogere machten. De verantwoordelijkheid lag bij God en Satan, niet bij de mens. Opvallend vaak was het echter een vrouw die een verbond met de duivel was aangegaan, en daarmee het stigma heks kreeg. Zo`n heks was een manier van God om de gelovige mens te testen, dacht men. Kreeg iemand zo`n label, dan was diegene ten dode opgeschreven. Als je de gruwelijkheden die men bedacht als test overleefde, was je een heks en kwam je op de brandstapel.

Het pessimistische karakter dat sagen eigen is, maakt bij Posthuma plaats voor hoop. Ze wisselt sommige man-vrouwrollen. De twee betoverde wezens in ‘Boe’, de wilgenvrouw die vaak voor een man wordt aangezien en het witte wief Old Minneke vormen een lesbisch paar dat moedert over de twee jonge helden. Daarnaast wisselde ze de volgorde van de oorspronkelijke sagen, waardoor ze eindigt met een hoopvoller mensbeeld waarin de mannen alleen nog kunnen spreken als ze vanuit hun hart praten. En niet vanuit een vooroordeel.

Kookboeken Nieuws

Drie keer heks
Postuma begint met ‘Een sentimentele man’, gebaseerd op ‘Het steenen kruis’. Het verhaal over Pier de rover en Letitia is in beide versies het meest schrijnend. Bij Cohen drinkt de heks van Lettele Piers ziel als een vampier, en verleidt hem tot het kwade. Pier, die toch al geen braverik was, neemt vervolgens wraak op elke vrouw die hij tegenkomt, tot hij Margien tegenkomt. Ook zij wordt danig mishandeld, maar draagt haar pijn met een glimlach, omdat ze weet dat hij toch ook wel lief kan zijn. Dat ontroert Pier dan blijkbaar weer, want hij doodt haar niet. Het is ronduit onthutsend hoe normaal de zelfverloochening van de vrouw gevonden werd in de versie van Cohen. Posthuma weet dit verhaal om te buigen tot een commentaar op vrouwenmishandeling en feminicide, te beginnen bij de titel. Pier is de sentimentele man die niet kan omgaan met een vrouw die het bij een onenightstand wil houden. De vrouwen zijn in de versie van Posthuma gelukkig weerbaarder, en intelligenter:

“Ik zal nóg een konijn voor je roosteren.
Weer bedankte ze hem beleefd.
Heb je soms een ander? vroeg hij. Want dan vermoord ik hem!
Dat idee gaf hem nieuwe energie en hij trok haar naar zich toe, klaar om haar jurk open te scheuren, toen een verlammende pijn hem op zijn knieën deed vallen. Zijn ballen. Haar houten klompen. Toen hij weer opkeek was ze weg.”

Male gaze
De droogkomische ironie van Posthuma blaast de oude sagen niet alleen nieuw elan in, ze legt daarmee ook de vinger op de zere plek. In haar essay haalt ze de male gaze aan, en hoe vrouwen daaraan medeplichtig zijn door hun zonen te leren zich te schamen voor hun gevoelens, ze moeten vanaf een bepaalde leeftijd immers ‘een grote jongen’ zijn. Het is een helder essay, waarin ze onderzoekt hoe mannen en vrouwen zich tot gevoelskwesties en stereotypen verhouden, en dat mooi aansluit bij de sagen. In Boe is er sprake van een verbond van mannen die weten waar ze het goud moeten halen. Als in een initiatierite moest de held zich in de kuil wagen waar Old Minneke spookt en mannen verleidt, die vervolgens met goud worden beloond. Maar, zoals Posthuma in haar essay opmerkt, wat er precies in die kuil gebeurde, daarover rept de sage niet. Waarover men zwijgt, dat gebeurt niet.

Je kunt erover discussiëren of heksenjachten als een oorlog tegen te eigengereide vrouwen gezien moet worden, omdat het ook af en toe een man trof. Maar feminicide werd pas als sociaal fenomeen op de kaart gezet toen er een woord voor werd bedacht. In dat licht bezien heeft Posthuma volkomen gelijk als ze beweert dat het hoog tijd is dat we ons bewust zijn van “het gelul dat we onszelf vertellen om orde in de chaos te brengen”.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow