"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Held

Woensdag, 2 januari, 2008

Geschreven door: Saskia de Coster
Artikel door: Karlijn de Winter

Literatuur die steekt en prikkelt

Wie denkt dat de schaar overal als onbenullig huishoudelijk hulpmiddel geldt, weggemoffeld in een rommelige keukenla, heeft het mis. In deze nieuwe roman van Saskia de Coster is hij de spil waar alles om draait. Het is een favoriet object van beide hoofdpersonen, Lien en Marcus Bail (oftewel ‘Misbaksel’), die voor de rest in zo’n beetje al hun neigingen aan elkaar tegenovergesteld zijn. Waar zij een behoefte ontwikkelt aan avontuur, voelt hij zich het best wanneer hij zijn schriften vol inventarislijsten ordelijk bijhoudt. Waar zij ‘steeds de woorden aaneen’ rijgt, volhardt hij in stilte. ‘Zijn stijfkoppige zwijgzaamheid wekte nog de meeste ergernis,’ stelt Lien, en ergens anders: ‘Mijn god, ik haatte hem.’

En dit is niet zomaar een oneliner die Lien er even uitflapt, maar het beginpunt van haar gezworen vijandschap met Misbaksel. Negen jaar oud is ze, en met hem als geduchte tegenspeler krijgt haar kinderleventje plots zin. Met haar afkeer jegens hem ontpopt zich namelijk tegelijk een aantrekkingskracht (‘O, de zekerheid die een betrouwbare vijand bood – en van het toegewijde type was hij.’) Ze begint zijn nabijheid op te zoeken, en te verlangen naar zijn medewerking bij haar geschifte, in een roes van passie en onnozelheid opgezette project.

En daar komt de schaar weer om de hoek kijken. Het gereedschap dat Misbaksel hanteert om krantenartikelen uit te knippen die hij vervolgens woord voor woord slaafs overschrijft, maar waarmee Lien totaal andere plannen heeft. Wat zij met de schaar wil is openingen maken waarlangs de woorden die in elk levend wezen schuilen kunnen ontsnappen. ‘Alles spreekt, alles op zijn tijd en plaats’, maar soms kan dat niet zonder hulp van types als Lien. Haar knettergekke plan voert ze dan ook in alle ernst uit. In de cruciale fase ervan (‘het punt (…) waarop een giraf zou zeggen: ik heb overzicht’), richt ze zich op een doofstomme en ook nog eens blinde maar bloedmooie engelenjongen. Met haar theorie in het achterhoofd, en blijkbaar vol goede bedoelingen, gaat ze hem – verlangend naar zijn stem – met het scherpe voorwerp te lijf. Deze bloedstollende scène beschrijft Saskia de Coster tot in de finesses met een klinische, koelbloedige pen.

Ja, behalve De Costers personages is ook haar schrijfstijl vlijmscherp. Er bungelt immers geen woord te veel aan deze korte roman. De zinnen zijn kort maar hebben een opvallend grote dichtheid (‘Ik kan niet over je heen schrijven [Misbaksel], je in een derde persoon gieten, want jij bent geen derde, jij bent een helft,’ schrijft Lien). Uit haar gecondenseerde taal ontspringen bovendien talloze verrassende beelden: ‘Ik kon zo bij het vuilnis worden gezet, met een grijze trappelzak om me heen en een mooie plastic strik in mijn haar.’

Heaven

Omdat dergelijke vondsten boven alles een sprankelende leeservaring in gang zetten, doet Held al snel denken aan het werk van internationaal bekende schrijvers als Jeanette Winterson. Ook haar boeken spelen zich in de eerste plaats af op het niveau van de ‘vorm’, experimenteren levenslustig met woorden en betekenissen. Zulke literatuur herinnert ons eraan hoe rijk onze taal kan zijn wanneer die in alle onbekommerde bewegingsvrijheid tot een tekst is omgevormd. En dat doet goed.

Saskia de Coster schrijft, zoals ze één van de personages tegen Lien laat zeggen ‘onberedeneerd, naïef, vrouwelijk’, wars van logica en conventies. Ook in het tweede iets kortere deel van de roman, waarin de volwassen geworden Lien na twintig jaar Misbaksel nog eens opzoekt, volhardt de schrijfster in die kinderlijk aandoende stijl. Zo fleurt ze autoritten op met gesprekken tussen Lien en haar vrouwelijke metgezel, ‘mevrouw gps’, en introduceert ze op serieuze toon (o, ironie) de directeur van het persbureau The News Plant waar Lien werkt, genaamd God.

Het thema van de twee tegengestelde naturen die elkaar hebben gevonden mag misschien op zichzelf niet erg nieuw zijn, maar dat het eigenzinnig en creatief is uitgewerkt staat dus wel buiten kijf. De vraag waarmee De Coster ons achterlaat is echter wel: zal deze roman beklijven? Het plezier dat Held oproept lijkt, omdat het (net als de boeken van Winterson overigens) vooral op het niveau van de vorm ligt, slechts tijdelijk van aard. Het literaire seizoen van 2007 kan het daarom vermoedelijk niet op stelten zetten. Desondanks verdient deze Heldeen enthousiast onthaal.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Wij en ik

Nachtouders

Wat alleen wij horen