"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Herinneringen aan E. Du Perron

Dinsdag, 13 december, 2022

Geschreven door: Jan van Nijlen
Artikel door: Quis leget haec?

Dichters vrienden

[Recensie] De Vlaamse dichter Jan van Nijlen moest een beetje overgehaald worden om zijn Herinneringen aan E. Du Perron op schrift te stellen. De Nederlandse dichter, criticus en prozaschrijver Eddy du Perron (1899-1940) was een goede vriend van Van Nijlen, maar Van Nijlen was een dichter en niet iemand die graag met zijn persoonlijke verhalen en herinneringen te koop liep. Toch besteedde hij er de nodige aandacht aan, in overleg met de weduwe van Perron, Bep de Roos, zoals in zijn biografie staat beschreven:

“Begin maart voltooide hij het manuscript en stuurde hij het aan Van Oorschot, die het spoedig wilde laten verschijnen. Van Nijlen vroeg de uitgever uitdrukkelijk het werkje aan Du Perrons weduwe voor te leggen om eventuele vergissingen te corrigeren. In zijn karakteristieke bescheidenheid schreef Van Nijlen aan Bep dat de brieven van Eddy gelukkig voldoende interessant zouden zijn. Niettemin vroeg ook hij haar de tekst na te lezen omdat hij zelf de spanwijdte van zijn geheugen in twijfel trok. Het boekje verscheen in april 1955. De Nederlandse vrienden – vooral dan Bloem en Roland Holst – waardeerden het in hoge mate.”

Het is een boekje van 64 pagina’s en u hoeft het niet zelf aan te schaffen, het is te raadplegen op Dbnl. Het is mooi om de man zelf eens aan het woord te horen over een vriend, hoewel er wel een paar brieven integraal in staan afgedrukt van Perron aan Van Nijlen die een aardig deel van het boek beslaan.

Gezamenlijke belangstelling
Van Nijlen en Du Perron hebben elkaar ontmoet bij Jan Greshoff en vonden elkaar in hun gezamenlijke belangstelling voor de Franse literatuur. Het klikte en al snel betrok Du Perron Van Nijlen bij alles wat hij schreef. Van Nijlen:

Foodlog

“Ik had dus dit vreemde stel boekwerkjes ter lezing gekregen met het verzoek, of liever met de opdracht, er mijn gemotiveerd oordeel over uit te brengen. Ik moet bekennen dat ik er een beetje mee verlegen zat. Du Perron praatte graag en uitvoerig over eigen werk […]. Het was volstrekt niet uit ijdelheid; in strijd met wat men vaak heeft beweerd, kon hij best kritiek verdragen, als die kritiek tenminste niet het gevolg was van een volledig onbegrip.”

Nuance
Want dat was het beetje het beeld over Du Perron. Een rijke jongen, vol van zichzelf en zijn werk en aanwezig. Van Nijlen nuanceert dat wel mooi in dit boekje. Hij geeft ook een beschrijving van die zogeheten rijkdom en het kasteel waar moeder Du Perron de scepter zwaaide. Het kasteel viel hem bar tegen:

“Het was niet groots, niet indrukwekkend en ook niet lieflijk noch riant; het leek evenmin somber en onherbergzaam als sommige oude burchten. Met veel goede wil was het wel een kasteel, maar met iets onechts, iets karikaturaals.”

Bibliofiele eigenaardigheden
Nog leuker is de beschrijving van moeder Du Perron, maar er moet iets te lezen overblijven voor u nietwaar? Je zou wel op zoek willen gaan naar de boeken die Eddy du Perron in zijn boekenkast had, want hij had zo zijn bibliofiele eigenaardigheden. Ieder boek liet hij binden in monotoon grijs linnen, zonder titels, zodat men de plaats en formaat van elk boek moest kennen om het in de kast terug te vinden. Ook had hij de gewoonte om boeken te verminken, plaatjes eruit te halen, pagina’s te vervangen of te verwijderen, voetnota’s door te halen enzovoort. Hoogst opmerkelijk, maar we worden niets wijzer over het hoe en waarom. Hopelijk geeft de (door mij nog te lezen) biografie over Du Perron daar meer zicht op.

Eddy du Perron roept de hulp in van Jan van Nijlen na het overlijden van zijn moeder. Het wordt duidelijk dat, ondanks het bezit van een kasteel, moeder er een financiële janboel er van heeft gemaakt. Van Nijlen zegt toe te helpen waar hij kan. Du Perron vertrekt naar Indië, maar kan uiteindelijk daar ook niet aarden en zal weer terugkomen. Van Nijlen herinnert zich hun laatste ontmoeting

“Een maand na zijn terugkeer in Europa ontmoette ik Du Perron voor de laatste maal. Wij brachten de namiddag door in een café aan de boulevard te Brussel. Ik vond hem niet erg veranderd, althans uiterlijk. Geestelijk leek hij mij wel iets ouder geworden, meer bezadigd en kalmer […]. Over zijn verblijf in Indië was hij niet zo goed te spreken, maar hij betreurde die jaren niet […]. Hij had nu voorgoed afgerekend – voor zover men dat ooit geheel kan doen – met zijn jeugd en met het land […]. Wat mij betreft, hoe vaak, sedert zijn dood, als ik een boek of een artikel onder de ogen krijg, heb ik mij niet afgevraagd: wat zou Du Perron daarvan hebben gedacht? En ik weet dat ook nog enige anderen, oudere en jongere, zich diezelfde vraag stellen.”

Eerder verschenen op Quis leget haec?