"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Hersenschimmen

Dinsdag, 6 maart, 2007

Geschreven door: J. Bernlef
Artikel door: Bert Zuidhof

Een winter vol vergetelheid

In de 23 jaar na het verschijnen van Hersenschimmen in 1984 is het boek inmiddels verfilmd (in 1987, door Heddy Honigman), bewerkt als toneelstuk (in 2006, door het Ro Theater) en een half miljoen keer over de toonbank gegaan (Trouw 26-01-2007). Nog voordat dit alles zo ver was, nog voor het verschijnen van het boek, ging J. Bernlef met Willem Roggeman in gesprek over het werk.

‘Ik ben op het ogenblik bezig met een boek dat zich heel letterlijk met het vergeten bezig houdt. Het gaat over een man die, vrij plotseling, gaat dementeren. Wat gebeurt er in dat proces. Niemand die het precies weet. Je kunt het alleen aan de buitenkant signaleren. Maar als je het van de buitenkant observeert wordt het al gauw zielig. Ik wilde mij op dat onbekende gebied van een dementerende geest begeven. Het moest dus een boek worden dat zich in de binnenwereld van de hoofdpersoon afspeelt. Dat had ik jaren niet meer gedaan. Het boek heet Hersenschimmen en dat is tenslotte alles wat er van je leven overblijft.’ (Willem Roggeman, Beroepsgeheim 5: gesprekken met schrijvers, Antwerpen: Facet, 1986, p. 80).

Bernlef denkt dat alleen een verhaal over een dementerende man niet goed genoeg is, dat het zielig wordt als zoiets van buitenaf wordt bekeken. Zielig, beter gezegd meelijwekkend, is Hersenschimmen zeker geworden. Maarten Klein, een geboren Nederlander van 71 jaar oud, die in Amerika werkte en daar na zijn pensioen is blijven wonen, kijkt naar buiten en zoekt naar de schoolkinderen die in de buurt op de bus staan te wachten. Het is echter zondag en de kinderen zullen niet komen. Deze vergissing markeert het begin van een aftakeling die als een lawine groeit en voorsnelt. Maarten begint dingen te vergeten: waar hij zijn tas heeft gelaten, dat hij de hond al heeft uitgelaten, de dagen van de week, de uren van de dag. Ook dringt zijn verleden bij het heden naar binnen: hij denkt dat hij weer aan het werk is, en zoekt de notulen van de vergadering op zijn bureau dat al jaren leeg is. Of hij ziet zichzelf als kleine jongen en zoekt zijn kleurpotloden, om vervolgens door zijn vrouw Vera van een stoel afgehaald te worden.

De kloof tussen Maarten en zijn vrouw groeit steeds meer door dit soort voorvallen, en kenmerkt zich door verwarde dialogen: ‘‘‘Kan het zelf wel, moeder.’’ ‘‘Noem me geen moeder.’’ ‘‘Hoe kom je erbij, Vera.’’’ Vera wordt overdonderd door de snelheid waarmee de dementie intreedt, moet Maarten bemoederen, schaamt zich daarvoor, weet zich geen raad met hem. In een vergevorderd stadium van zijn toestand herkent hij haar soms niet meer, gaat hij weer Nederlands praten, en denkt hij dat de Amerikaanse dokter een van de geallieerden is, die hem tijdens zijn jeugd kwamen bevrijden van de Duitsers. In de winter – klimatologisch, maar ook van Maarten – vervagen alle kleurdetails (‘wijnrood’, ‘marineblauw’, ‘muisgrijs’) langzaam tot het steriele wit van de zorginstelling. Het verhaal eindigt met losse flarden van indrukken waar nog maar net een rode draad aan is vast te knopen.

Heaven

Zo’n verhaal van een dementerende man is niet genoeg volgens Bernlef, dus bekijkt hij de dementie van binnenuit en probeert hij het in taal weer te geven. Dit is wat het boek zo succesvol maakt: het verhaal heeft een ontwrichtende werking op de lezer zelf. Wie het boek in één keer heeft uitgelezen, weet waar ik het over heb. Uiteraard wéét je dat Maarten geen betrouwbare vertelinstantie is, maar hoe sceptisch je ook bent, je wordt er steeds opnieuw ingeluisd. Je moet vaststellen dat de gebeurtenissen waarvan je dacht dat ze ‘waar’ waren, het niet zijn. Af en toe vang je een glimp op van de werkelijkheid, als Maarten bijvoorbeeld een gesprek tussen zijn vrouw en de dokter opvangt, maar daarmee ontsnap je niet uit zijn in elkaar stortende wereld.

Houvast is een luxe die ontbreekt. Af en toe is er een cursieve regel die het begin van een nieuwe dag aangeeft, maar langzamerhand wordt elke witregel een blackout. De lezer moet gefrustreerd concluderen dat er bij de volgende alinea van alles aan de hand kan zijn, dingen waarvan hij geen weet heeft. Aan het einde van het boek valt ook de typografische zekerheid weg: geen hoofdletters meer, geen volledige zinnen, alleen losse woorden, losse gedachten. Hersenschimmen.

Bernlefs schrijfstijl is beeldend voor het verhaal: vorm en inhoud zijn perfect op elkaar afgestemd. De schrijver bewijst dat hij niet alleen een verhaal kan vertellen, maar dat hij het verhaal kan schrijven op de enige juiste manier: net zo onttakeld als de dementerende hoofdpersoon zelf.

Bernlef besloot het interview met Roggeman als volgt. ‘Het paradoxale van het boek is dat het eindigt in totale vergetelheid maar dat het resultaat, het boek, – als ieder boek – een totaal geheugen is waar nooit meer iets uit weg kan raken. Tot niemand je meer leest. Maar dan hoop ik er zelf niet meer te zijn.’ Bernlef is er nog. En wellicht staat hem bij leven en welzijn iets compleet anders te wachten dan vergetelheid. We zullen het zien op 11 maart.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Boy

Auteur:
J. Bernlef
Categorie(ën):
Literatuur

Cellojaren

Auteur:
J. Bernlef
Categorie(ën):
Literatuur

De onzichtbare jongen

Eclips

Auteur:
J. Bernlef
Categorie(ën):
Literatuur

Bagatellen voor een landschap

Bagatellen voor een landschap