"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het bal in het Kremlin

Vrijdag, 28 april, 2017

Geschreven door: Curzio Malaparte
Artikel door: Ger Leppers

Macchiavelli meets Albert Verlinde

[Recensie] Schrijvers hebben soms veel te danken aan trouwe, goede vertalers. Maar de echte winnaars zijn de lezers. Het is de verdienste van August Willemsen dat Fernando Pessoa sedert de jaren zeventig bij ons een vertrouwde naam is geworden, en dat het werk van de Portugees inmiddels ook Nederlandse dichters en musici inspireert. Zonder vertaler Wim Hartog zou er hier waarschijnlijk nooit een vereniging zijn opgericht van vrienden van het werk van Konstantin Paustovski. En zo is het aan de vertaler Jan van der Haar te danken dat wij hier in Nederland langzamerhand de beschikking krijgen over prachtige, liefdevol verzorgde uitgaven van nog andere boeken van de flamboyante Italiaanse schrijver, dandy, acteur, diplomaat (en nog zo het één en ander) Curzio Malaparte (1898-1957) dan de klassiekers Kaputt en De Huid waaraan de schrijver zijn wereldwijde reputatie dankt.

Met die boeken, legt de vertaler in zijn nawoord uit, had de nu bij ons verschenen roman Het bal in het Kremlin een trilogie moeten vormen over het verval van Europa.  Maar Malaparte kreeg zijn roman niet af. Pas in 2012 verscheen in Italië een wetenschappelijke uitgave van de tekst. Wat we hebben staat nog in de grondverf, maar het is toch een vrijwel volwaardig boek, en de moeite van het lezen meer dan waard.

Malaparte omschreef zijn project in een brief aan zijn Franse uitgever als volgt: “Het gaat om een cronique-roman met als onderwerp de hoge marxistische adel van Moskou: zijn leven, zijn schandalen, zijn zeden, zijn hartstochten, zijn angsten. Tot op heden is het leven van de Russische communistische adel nog nooit beschreven zoals dat van de adel van de Faubourg Saint-Germain.” Hij voegt eraan toe: “Het is voor het eerst dat het Europese publiek deze hoge adel aan zich voorbij zal zien trekken waarvan men het bestaan vermoedde, maar waarover nooit werd gesproken, een portrettengalerij van alle personages van het eerste garnituur van het bolsjewisme, en van hun echtgenotes, hun maîtresses, de beruchtste pederasten en maquereaux uit Moskou.”

Macchiavelli meets Albert Verlinde, zo zou je deze opzet kunnen samenvatten. Een onwaarschijnlijke combinatie, maar een kolfje naar de hand van Malaparte,  die zijn leven lang lunchte en dineerde met de groten der aarde, een arendsblik had voor de details die een mensenleven of een ingewikkelde situatie in enkele seconden samenvatten en verhelderen, en begiftigd was met een feilloos oor voor de aarzeling en de trilling van de stembanden die verraden dat iemand iets anders bedoelt dan hij zegt. Het leesplezier wordt vergroot doordat Malaparte nooit opzij gaat voor uitvoerige, soms aanvechtbare maar altijd tot nadenken stimulerende, tegendraadse  culturele en politieke uitweidingen. Hij was bovendien een begenadigd stilist, en liet dat graag zien, bijvoorbeeld in de twee bladzijden waarin hij de dageraad op de Moskva beschrijft, een bravourestuk dat in schoonheid het gelijknamige muziekstuk van Moessorgski naar de kroon steekt – een bewuste poging, lijkt me, gezien de kwistige manier waarop Malaparte in het hele boek met tientallen erudiete culturele verwijzingen strooit. Omdat er geen definitieve versie van zijn boek bestaat is de passage met nogal grove steken aan het skelet van het boek vastgenaaid, maar zij is er, met haar vele bijzonder gewaagde metaforen, niet minder onvergetelijk om.

Boekenkrant

Boven al het feestgedruis waaraan de bolsjewistische, nog grotendeels trotskistische, haute volée zich in de vroege jaren dertig overgaf, hing natuurlijk de slagschaduw van Stalin en diens zuiveringen. De feestgangers realiseerden zich nog niet dat de hazen onder Stalin heel anders zouden gaan lopen dan onder Lenin, en evenmin dat in een dictatuur alles politiek is. Onverstandig, meent Malaparte, want “je hebt niet het recht ongevaarlijk te zijn als je tot de leiders van de revolutie behoort.” En hij waarschuwt: “Revoluties hebben altijd een puriteinse kant waar je voor uit moet kijken.”

Wanneer de lucht voor de dichter Majakowsi betrekt en hij – kort na een gesprek met Malaparte – zelfmoord pleegt, slaat de angst toe.“ Zelfmoord,” legt Malaparte uit, “is in de USSR een typisch contrarevolutionair gebaar, een ‘sabotage’ van de Sovjet-moraal die geen ernstige politieke gevolgen heeft voor de pleger, maar wel de medeplichtigheid van zijn familie en vrienden impliceert en, wanneer de zelfmoordenaar een schrijver, een kunstenaar is, zelfs van zijn bewonderaars en van de critici die zich achter zijn literaire werk, zijn kunst scharen.”

Onvergetelijk beschreven zijn de arrestaties van het hoofd Protocol van het Volkscommissariaat van Buitenlandse Zaken Florinski en die van de geleerde Obolenski, die inmiddels wel kunnen raden wat hen boven het hoofd hangt. Wij weten nu maar al te goed hoe het er in de USSR aan toe ging, maar Malaparte’s analyses en beschrijvingen maken het boek tot een nog steeds actuele les in het leven in een dictatuur.

Eén aspect van Malaparte’s plannen is jammer genoeg wat minder uit de verf gekomen. “Ik baseer alles op Gods aanwezigheid in het communistisch leven, ondanks de ballingschap waartoe God door de communisten veroordeeld is,” schreef Malaparte in de eerder aangehaalde brief aan zijn Parijse uitgever. “Bijgevolg is het een boek dat zich vierkant tegen het communisme verzet, maar dan niet in sociale of politieke zin: eerder vanuit de christelijke moraal.” Het is spijtig dat juist dit wat meer abstracte gezichtspunt, hoewel  bespeurbaar, niet is uitgewerkt met de detaillering die het verdiende, ondanks met name een veelbelovende aanzet aan het slot van de tekst, tijdens een gesprek met de arts van het mortuarium van Moskou. Het had aan dit boek vol sprekende feiten nog een dimensie toegevoegd.

Eerder verschenen in Trouw

Boeken van deze Auteur: