"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het bureau

Zaterdag, 10 maart, 2007

Geschreven door: J.J Voskuil
Artikel door: Dinie Schoorlemmer

Het bureau bij nader inzien

Veel lezers zullen zich de verschijning van Het Bureau van J.J.Voskuil in 1996 nog goed herinneren. Zijn roman Bij nader inzien (1963) was destijds al gunstig ontvangen. Maar deze romancyclus veroorzaakte een storm van enthousiame, bewondering, verbazing en verontwaardiging; het laatste door de minutieuze beschrijving van het Amsterdamse P.J.Meertens -Instituut en de mensen die er werken.

Nederland sloeg massaal aan het lezen: over Maarten Koning, alter ego van Voskuil en hoofd van de afdeling Volkskunde, zijn directeur Beerta en naaste medewerkers Ad Muller en Bart Asjes, de collega’s van Volkstaal en Dialectologie, en niet te vergeten Nicolien, Maarten’s vrouw en nooit om een antwoord verlegen. Ze is mordicus tegen ‘de maatschappij’. Vooral mensen met banen moeten het ontgelden, want dan ga je geld verdienen en daarmee maak je vuile handen (niet toevallig de titel van het tweede deel van de cyclus). Maarten Koning moet dus voortdurend manoeuvreren tussen de eisen van zijn vrouw en die van het werk. Toch wil hij trouw blijven aan zichzelf . Hoe doet hij dat? Daarover legt Koning/Voskuil rekenschap af.

In het eerste deel Meneer Beerta maken we Maarten Koning mee bij zijn entree op het bureau. Het valt niet mee: hij is aangesteld voor de Atlas voor Volkscultuur, waarin de oude volksgebruiken in hun historische context in kaart worden gebracht. De gegevens zijn afkomstig van vrijwillige medewerkers – veelal uit de boerenbevolking – die daarvoor vragenlijsten invullen en opsturen naar het instituut. Maarten ontdekt dat de vakliteratuur een ander beeld geeft van de volksgebruiken dan tot nu toe in de Atlas is vastgelegd. Het moet dus allemaal opnieuw en daarover ontstaat meteen een conflict met de directeur, Beerta, die dat niet wil. ’s Avonds krijgt hij ruzie met Nicolien en loopt kwaad het huis uit. Buiten wordt het donker. De eenzaamheid valt op hem; hij hoort zijn voetstappen en denkt: ‘Je zou boer moeten zijn. Met niemand iets te maken hebben. Alleen op je land onder de hoge hemel.’ Bij de Oosterdokskade klopt hij zijn pijp uit op de stenen leuning en daarbij valt de kop in het water van het IJ. En dan gebeurt er iets wat Maarten Koning typeert: de volgende dag gaat hij tijdens zijn lunchpauze terug naar de plek en ziet het rood-glanzend stukje hout in de diepte liggen, tussen het bijeengedreven schroot langs de kadewand. Met moeite, vasthoudend en behendig vist hij het op, maar weet een nat pak niet te voorkomen. Beerta geeft hem toestemming naar huis te gaan en droge kleren aan te trekken.

In deze passage uit Meneer Beerta passeren een aantal belangrijke motieven die in de volgende delen worden uitgewerkt. Uit het voorval met de pijp blijkt zijn vastberaden en niet altijd even bezonnen trouw, zelfs als het om een pijp gaat. Hij wordt beloond met het gevoel dat er heel wat moet gebeuren voor een Koning zich klein laat krijgen. Dat besef heeft hij hard nodig want in die eerste week blijkt hoe moeizaam zijn positie is tussen de verschillende geledingen van het bureau. Hij is (nog) niet opgewassen tegen Beerta, voelt zich gevangen tussen solidariteit met en verzet tegen Nicolien en is eigenlijk het liefst alleen. Hoewel hij zijn werk en de wetenschap als zinloos ervaart, legt hij wetenschappelijke criteria aan bij het samenstellen van de Atlas en zal – ondanks zichzelf – uitgroeien tot een serieuze wetenschapper. Zijn latere pleidooi om veranderingen in volksgebruiken af te zetten tegen een vast punt in het verleden, is een van de mooiste en meest betrokken passages over de methodiek van de volkskunde. Ten slotte is er het thema van de bureaucratisering – de discussie met ambtenaar-pur-sang Beerta hierboven was er al een voorbode van –, die binnen de vierkante centimeter van Het Bureau op heterdaad wordt betrapt.

Boekenkrant

Hoewel het instituut met de mensen die er werken centraal staan in de boeken is dat niet de kern van Het Bureau. Uiteindelijk gaat het om Maarten Koning zelf. Dit wordt vooral duidelijk in Plankton dat, samen met Het A.P.Beerta-Instituut, de scharnierfunctie heeft in het geheel. In Plankton (Librisprijs 1997) krijgt Maarten zodanig reliëf dat we hem ademloos volgen als was hij een naaste bekende. De lezer ziet meer van zijn leven thuis, de intimiteit van het kleine kamertje waar hij slaapt als hij ruzie heeft met Nicolien, maar ook hoe ze allebei opleven tijdens de vakanties. De bezoeken aan zijn doodzieke vader in het ziekenhuis laten eveneens een andere kant van beiden zien. Het moet gezegd: waar het kwetsbare mensen of dieren betreft vormen Maarten en Nicolien een hecht en saamhorig team. Dat blijkt ook uit hun bezoeken aan Frans Veen, die ze gedurende zijn tocht langs de psychiatrische hulpverlening blijven volgen en als Beerta na een beroerte in een verpleeghuis terecht komt, zoekt Maarten hem elke dinsdagmiddag op. Het levert hilarische dialogen op, zoals de keer dat Beerta, – wiens homoseksuele sympathieen bekend zijn – half verlamd en door afasie getroffen tegen Maarten zegt: ‘Zja zje mee na bezj?’ (‘Ga je mee naar bed?’)

Het Bureau is autobiografisch zoals de auteur in interviews duidelijk heeft aangegeven, maar door Voskuils beheerste precisie en rake portrettering van het bureaucratische systeem stijgt het daar ver bovenuit. Het bureau staat model voor het absurde bestaan. De trage ontwikkelingen, de onderhuidse spanningen, de tegenstellingen tussen Maartens afkeer van de wetenschap en leiding geven, terwijl hij in beide steeds beter wordt, gevoegd bij het talent dat Voskuil heeft om zijn personages te karakteriseren door hun dialoog, dit alles maakt de romancyclus tot een literair monument.

In de droge en vaak komische beschrijvingen van het kantoorleven zullen veel lezers iets terugvinden uit hun eigen omgeving en geconfronteerd worden met fundamentele menselijke vragen over de verhouding van de mens met zijn omgeving, het belangrijkste thema van Het Bureau.Maartens wezenlijke behoefte aan loyaliteit en saamhorigheid wordt voortdurend onderuit gehaald door la condition humaine. Hij spaart zichzelf niet. ‘Ik word pas ontroerd als iemand zich buigt over de punten waarop hij faalt’, zegt Maarten in het vierde deel. Dat is precies wat in Het Bureau gebeurt: Maarten en de zijnen falen, en Voskuil tekent dit feilloos op.

Hij kan mensen genadeloos neerzetten, maar het platteland en de boeren die het bevolken worden niet uitsluitend getypeerd als wreed, kortzichtig en conservatief, maar ook als authentieke persoonlijkheden die bij Maarten respect afdwingen. Dit wordt prachtig geïllustreerd in een dialoog van Maarten met een boer wiens medewerking hij nodig heeft voor de vragenlijsten. Hij zoekt hem op in het Friese Oostermeer. Terwijl zijn gastheer thee maakt, kijkt Maarten de huiskamer rond. Naast een stapel boeken ligt een opgevouwen nummer van de Groene.

‘“En hoe bent u dan gefietst?” vroeg Damsma [terwijl hij thee inschenkt]
“Via Oranjewoud en toen langs de Compagniesvaart tot Jubbega.”[…]
“Wat zijn de Wouden toch mooi, hè?”
“Ja, heel mooi.”
“En toen zeker via Beesterszwaag en Drachten.”
“Ja.”
“Beesterszwaag is ook mooi, hè?”
“Heel mooi. En toen van Drachten over Rottevalle hierheen.”
“O, maar dat is ook mooi! Die klinkerwegen en met die bomen langs de weg. Dat vind ik toch zo prachtig mooi.”
“Ja,” zei Maarten.
Ze zwegen.’

De cyclus loopt van 1957 tot 1989 en is met 5.500 bladzijden de omvangrijkste roman uit de Nederlandse geschiedenis. Daarnaast is het een unieke roman omdat Voskuils vrienden er als personages in voorkomen, terwijl die vrienden zelf ook weer boeken hebben geschreven waarin Voskuil en zijn vrouw voorkomen. Het betreft De harde kern van Frida Vogels en Onder het ijsvan Bert Weijde. Ze spelen dus allemaal een rol in elkaars boeken en vormen daarmee, zoals J.Heymans zegt in het aan hen gewijde Bzzlletin, ‘een literaire drietrapsraket die zijn weerga in de Nederlandse letteren niet kent.’ Alle personages zijn bovendien nauwkeurig vermeld in een personenregister waardoor elke lezer iemand op kan sporen in het grote geheel.

Sinds 2000 is de publiciteitsstorm geluwd en nu is de roman, met negen andere titels, genomineerd voor het beste boek uit de Nederlandse literatuur. Dat is een reden om er opnieuw in te duiken. Ook bij nader inzien staat Het bureau op eenzame hoogte.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De buurman

De buurman

Auteur:
J.J Voskuil
Categorie(ën):
Literatuur

Binnen de huid

Het bureau