"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het fortuin van de Rougons

Vrijdag, 26 november, 2021

Geschreven door: Émile Zola
Artikel door: Quis leget haec?

Eerste deel van Zola’s cyclus

[Recensie] Het fortuin van de Rougons van Émile Zola is het eerste deel van zijn twintigdelige Rougon-Macquart cyclus. Dat zijn twintig boeken over de families Rougon en Macquart, die hij situeert ten tijde van het Tweede Keizerrijk, als Lodewijk Napoleon ofwel Napoleon III aan de macht is. Het is een turbulente tijd, want er waren al een paar machtswisselingen geweest, waarbij het steeds de vraag was wie er aan de macht kwam. De royalisten die in de lijn van de afstammelingen van Lodewijk XIV iemand op de troon wilden hebben, of de Republikeinen die een opvolging van Napoleon I wilden. Voorlopig heeft Lodewijk Napoleon, de neef van laatsgenoemde, dus de macht. President zijn was echter niet genoeg, hij pleegde een staatsgreep om keizer te worden en tegen deze achtergrond speelt dit boek zich af.

Dit boek, maar ook de komende twintig delen blijkbaar, waarvan er nu drie verschenen zijn in een nieuwe vertaling. Hier leest u er meer over. Zola wil zo een tijdsbeeld schetsen aan de hand van twee families en al hun verwanten en hij zegt daar zelf het volgende over;

“Ik wil uitleggen hoe een gezin…zich gedraagt in een samenleving, wanneer het uitbreidt en tien, twintig individuen op de wereld zet, die op het eerste gezicht totaal verschillend lijken, maar waar een analyse aantoont dat ze nauw met elkaar verbonden zijn…Ik zal proberen om de draad te vinden en te volgen die wiskundig van de ene naar de andere mens leidt, om zo de tweeledige vraag naar temperament en omgeving te ontrafelen.”

Hij doet dat aan de hand van twee families, de Rougons en de Macquarts, waarvan Adélaïde Fouque de stammoeder is. Zij trouwt met de koopman Rougon en ze krijgen een zoon. Rougon sterft vroeg en Adélaïde vlucht in de armen van de smokkelaar Macquart en krijgt met hem nog een zoon en een dochter.

Boekenkrant

Zola plaatst de families in het zuiden van Frankrijk, ergens tussen Marseille en Cannes, in het fictieve plaatsje Plassans. Zola kan hier goed zijn jeugherinneringen in kwijt van toen hij zelf in Aix-en-Provence leefde. Macquart wordt gedood door een gendarme tijdens zijn verboden activiteiten en Adélaïde blijft achter met haar kinderen.

Haar zoon Pierre Rougon is een geslepen man. Hij troggelt zijn moeder geld af en wil dat zijn zonen op hun beurt fortuin maken, alleen schiet dat weinig op. De één verdwijnt naar Parijs, één wordt een arts in de buurt die zich meer interesseert voor wetenschap dan voor politiek en de derde zoon keert zich politiek gezien van de familie af. Die politiek is belangrijk voor Pierre Rougon. Hij kijkt de kat uit de boom en kiest voor steun aan Lodwijk Napoleon als die staatsgreep lijkt te lukken. Hij heeft daar wel de hulp van zijn vrouw Félicité voor nodig, die nog een tandje sluwer is;

“Wat haar zorgen baarde, was de houding van een almachtige meester die Pierre noodzakelijkerwijs aan zou nemen als hij zonder haar hulp zegevierde. Toen ze met deze boerenzoon was getrouwd…was dat omdat ze hem wilde gebruiken als een stevig gebouwde trekpop, waarvan ze naar wens aan de touwtjes zou trekken.”

U proeft al dat hier een aardige soap uit kan ontstaan en dat is precies wat er gebeurt. De halfbroer van Pierre, Antoine Macquart verschijnt op het toneel en die blijkt een absolute nietsnut. Hij presteert het om zo’n twintig jaar de kost door zijn vrouw en kinderen te laten verdienen en om zich ideologisch tegenover zijn broer te plaatsen. Zijn kinderen zijn de voorzaten van de kunstschilder Lantier, die ik in Het meesterwerk tegenkwam, deel 14 uit deze cyclus. Verder is er nog een mooie verhaallijn voor een neef van Pierre Rougon, de jonge Silvère Mouret en zijn geliefde Miette. Silvère opent het verhaal als hij Miette ontmoet en hij vertelt dat hij zich bij de opstandelingen gaat aansluiten. Deze twee zijn eigenlijk de enige sympathieke karakters uit het hele verhaal en u raadt het; dat gaat verkeerd aflopen. Gelukkig zorgen ze voor een paar prachtige scenes, zoals hun ontmoetingen bij de gezamenlijke put. Die put wordt gescheiden door een muur, maar in het water kunnen ze elkaar zien;

“Op een ochtend, heel vroeg, boog Silvère, terwijl hij de watervoorziening van tante Dide kwam ophalen, automatisch voorover, net toen hij het touw beetpakte. Hij had een rilling, hij bleef gebogen, onbeweeglijk. Op de bodem van de put dacht hij het hoofd van een jong meisje te zien, dat hem met een glimlach aankeek.”

Hoe Plassans en de families zich door deze woelige tijden heen slepen moet u vooral zelf gaan lezen. Zola is een naturalistisch schrijver, wat zoveel wil zeggen dat het om echte en geloofwaardige karakters gaat. Natuurlijke dialogen, een stuk maatschappijkritiek en een wat vrijere omgang met seksualiteit zijn kenmerken van deze literaire stroming. Die laatste is in onze ogen al niet eens meer zichtbaar in dit verhaal, maar voor de katholieke kerk was dit werk al een paar bruggen te ver. De realistische omgang tussen man en vrouw werd niet gewaardeerd en de boeken van Zola kwamen al snel op de index van verboden boeken vanwege hun zedeloze karakter. Gelukkig komen ze nu in een prima vertaling weer op de markt en ik kijk uit naar de volgende delen, het is een project om te gaan volgen.

De uitgave is verzorgd met leeslint, een plattegrondje van Plassans achterin en een verklarende woordenlijst van een aantal termen en niet te vergeten een stamboom voor in het boek, die erg handig is om de familielijnen goed te kunnen volgen.

Lees hier ook de uitstekende inleiding van Anna op deze cyclus, hier haar bespreking en hier de uitgebreide bespreking van Bettina inclusief geschiedkundige achtergronden.   

Eerder verschenen op Quis leget haec?

Boeken van deze Auteur:

De buik van Parijs

Buit maken

Het fortuin van de Rougons

Het meesterwerk

De mijn

Auteur:
Émile Zola
Categorie(ën):
Literatuur