"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het geheim van mevrouw Grünwald

Dinsdag, 12 oktober, 2021

Geschreven door: Diana Tjin
Artikel door: Jona Lendering

Duitse Surinamers

[Recensie] Ik mag dan wonen in de Amsterdamse Dodedichtersbuurt, met straten die een rijk literair leven suggereren, de buurt zélf lijkt niet vaak te zijn beschreven. Ik was daarom meteen geïnteresseerd toen ik hoorde dat Het geheim van mevrouw Grünwald, de debuutroman van Diana Tjin, zich voor een groot deel afspeelt in Amsterdam-West. En inderdaad, we bezoeken een huis aan de Van Lennepkade, wandelen onder de arcade langs de Kinkerstraat en doen inkopen op de Ten Katemarkt. Een feest der herkenning.

Wat ik dan weer niet herken, en waarom ik het boek niet alleen leuk maar ook interessant vond, is het verhaal van de Duitsers die in de jaren dertig woonden in Suriname en aan het begin van de Tweede Wereldoorlog door de Nederlandse gouverneur Johannes Kielstra werden geïnterneerd op plaatsen waarvan de namen me tot nu toe weinig zeiden: in de voormalige plantage Mariënburg, in een ressort Groningen en aan de Copieweg. Twee andere interneringskampen, de Jodensavanne en Fort Zeelandia, komen terloops aan bod – en de laatste naam is natuurlijk bekend van de decembermoorden. Het feit dat ik in deze alinea al zeven links aanbreng illustreert dat ik Het geheim van mevrouw Grünwald minder heb gelezen als roman over een jonge vrouw die een familiegeheim ontdekt dan als een verslag over een mij niet heel goed bekend stuk koloniale geschiedenis.

Maar het is natuurlijk in de eerste plaats een roman, waarin vier verhaallijnen door elkaar lopen. Dat lijkt complexer dan het is. Om te beginnen is daar de raamvertelling over de jonge Anna, die ergens begin jaren negentig op bezoek gaat bij de stokoude mevrouw Grünwald. De laatste komt wat meer uit de verf dan de eerste, maar zij is dan ook de eigenlijke hoofdfiguur van de roman. Ook Anna heeft echter een eigen verhaal – ze komt uit een disfunctionerend gezin – dat eveneens uit de doeken wordt gedaan en dat, vanzelfsprekend, iets te maken blijkt te hebben met de wederwaardigheden van mevrouw Grünwald.

De derde en meest wrange verhaallijn is hoe mevrouw Grünwald in de jaren vijftig naar Nederland kwam: een land dat in meer dan één betekenis kil was voor de nieuwkomers, die als Duitsers (“moffen”) en als Surinamers (“zwarte wilden”) openlijk werden gediscrimineerd. En tot slot is er het vierde verhaal, waar het (getuige de documentatie achterin het boek) Tjin het meest om is te doen: dat van de internering van de Duitse Surinamers. Overigens waren zij niet de enigen die hun vrijheid tijdelijk verloren, want ook dienstweigeraars, nazi’s en de opvarenden van een Duits schip werden in verzekerde bewaring gehouden. Plus degenen die door gouverneur Kielstra om andere redenen werden verdacht, zoals het Surinaamse Statenlid Wim Bos Verschuur.

Heaven

Ik ga ervan uit dat wat Tjin hierover vertelt, grotendeels waar is. Bijvoorbeeld dat de detentie zeven jaar duurde: niet van mei 1940 tot mei 1945, maar tot februari 1947. Bijvoorbeeld dat de meeste Duitse Surinamers nooit in Duitsland waren geweest. Bijvoorbeeld dat de gedetineerden in Mariënburg regenwater moesten drinken, hoewel de Surinaamse gezondheidsdiensten dat al in de jaren dertig voor consumptie hadden afgeraden. Bijvoorbeeld dat in een land dat volop vers voedsel produceerde, de geïnterneerden zich moesten behelpen met conserven. En bijvoorbeeld de absurditeit dat prins Bernard, die toch ook Duitser was, in 1942 op bezoek kwam in Paramaribo.

Uiteraard was de detentie onvergelijkbaar met wat er is gebeurd in de Jappenkampen en de Duitse concentratiekampen. Het aardige van de roman van Tjin is dat ze mooi toont hoe de detentie toch traumatisch kon zijn. Voor een mevrouw Grünwald, die zichzelf ziet als het hoofd van een keurige familie en die er zelfs na de dood van haar man in slaagt somberheid en verdriet op afstand te houden, is het allemaal een enorme vernedering. En dan moet het verblijf in Nederland nog komen, waar Grünwalds kinderen het heel moeilijk krijgen.

“Zonder dat ze iets zeiden, slingerden onbekenden, gewoon wildvreemde mensen, hen van alles naar het hoofd. Sommigen werden bovendien handtastelijk. Later is men dat racisme gaan noemen. In die tijd kenden we die term niet. Het lag niet aan hen. Hoe netjes gekleed ze ook gingen, of hoe voorbeeldig ze zich ook gedroegen, hun getinte huid maakte hen tot een mikpunt van spot en woede.”

Zoals ik al zei: de verhaallijn over de aankomst van Grünwald in Nederland is het wrangste deel van het boek. De detentie in Suriname mag dan vernederend zijn geweest, maar daar was tenminste begrip:

“In de ogen van de Surinamers waren we helemaal geen Duitsers en dus geen vijanden. We waren Surinamers, toevallig in het bezit van de Duitse nationaliteit, zoals er wel meer bevolkingsgroepen hun eigen nationaliteit hadden behouden.”

Tijdens het lezen had ik een wonderlijke ervaring. Dit boek is fictie, maar het speelt tegen een achtergrond die feitelijk juist is en daarom presenteer ik in dit blogstukje gegevens uit de roman als historische feiten. Dat is net zoiets als erkennen dat er weliswaar geen occulte verschijnselen zijn in Sneekse cafés, maar dat café wel zoeken. Of accepteren dat Don Quichot fictie is, maar wel aannemen dat de ridderromans die hij leest hebben bestaan. Of weten dat Harry Potter is verzonnen maar geloven dat heksen vliegen op bezemstelen. Ik heb vaker over deze kwestie geblogd en ik weet eigenlijk niet goed waarom ik de grens tussen fictieve personages, zoals Anna en mevrouw Grünwald, en reële personages, zoals gouverneur Kielstra, redelijk accuraat denk te trekken.

Nog een laatste opmerking: ik had het idee dat Tjin in haar verhalen moest groeien. Aanvankelijk ogen vooral de dialogen wat stijfjes, maar ze worden soepeler naarmate de verhalen vorderen. Ik heb Het geheim van mevrouw Grünwald met veel plezier gelezen – niet zozeer omdat het deels afspeelt in mijn buurt of omdat het Surinaamse deel mij als historicus interesseerde, en ook niet omdat ik Tjin bij twee of drie gelegenheden kort heb gesproken, maar ook en vooral omdat het gewoon een heel prettig boek is. Ik kan trouwens de gedachte niet onderdrukken dat dit boek, met dat leuke contrast tussen het Suriname van de jaren veertig en het Amsterdam van 1990, ronduit schreeuwt om verfilming.

Eerder verschenen op Mainzer Beobachter

Boeken van deze Auteur: