"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het grote zwijgen

Woensdag, 10 augustus, 2011

Geschreven door: Erik Menkveld
Artikel door: Rein Swart

Muziek en liefde in innige verstrengeling

Er zijn verschillende manieren om een leven te ontsluiten. Het meest voor de hand liggend is de biografie, maar daarnaast kan men een levensbeschrijving ook in romanvorm gieten. Dat laatste doet Erik Menkveld in Het grote zwijgen met de persoon Alphons Diepenbrock (1862-1921), een Nederlands componist van katholieke huize, die zich sterk afzette tegen de materiële tijdgeest en nieuwe wegen zocht in de muziek. En dat doet hij bijzonder goed.

Diepenbrock werd sterk beïnvloed door Mahler, maar door zijn gevierde collega Willem Mengelberg nauwelijks serieus genomen en ook in zijn persoonlijk bestaan kende hij veel tegenslag. Zijn levensontwikkeling wordt in de roman afgewisseld met – en later afgezet tegen – die van Matthijs Vermeulen, een kritisch muziekrecensent uit Brabant, die zelf ook ging componeren. Diepenbrock raakte met Vermeulen gebrouilleerd omdat de Brabander een verhouding kreeg met Elsa, de protestantse vrouw van Diepenbrock. Eerder verbrak zijn vroegere pianoleerlinge en muze Jo haar liefdesrelatie met Diepenbrock, omdat hij zijn gezin niet voor haar in de waagschaal wilde stellen.

Menkveld ontvouwt op stijlvolle en zorgvuldige wijze een geschiedenis waarin liefde en muziek nauw verbonden zijn. Vanaf het moment dat de gehuwde Diepenbrock voor het eerst de liefde bedrijft met Jo, in de groene kamer van haar huisje in de omgeving van Brussel, gaat het verhaal met veel vaart naar het einde. Vermeulen, de jonge recensent van De Tijd woont de eerste uitvoering van Marsyas (1910) bij in het Paleis van de Volksvlijt en is lyrisch over de muziek die Diepenbrock bij de toneeluitvoering maakte. Het komt tot een ontmoeting tussen de twee mannen die daarna voor beiden nog lang inspirerend is. Vermeulen leert veel over componeren en Diepenbrock ontwikkelt zijn ideeën in nauwe samenspraak van Vermeulen. De lezer wordt deelgenoot van boeiende conversaties over muziek, zoals over de melodie tussen Vermeulen en zijn Amsterdamse jeugdvriend Petrus, die zeer geïnteresseerd is in klassieke muziek maar er weinig van weet.

‘“Een melodie?” zegt Petrus aarzelend, bang misschien om een teleurstellend antwoord te geven.
“In de eerste plaats is dat natuurlijk de manier waarop verschillende tonen op elkaar volgen. Als je een paar tonen achter elkaar zet, heb je een melodie.”
Petrus knikt.
“Maar in die opeenvolging van tonen en in hun lengtes, hun bewegingen, hun ritme, wordt ook iets uitgedrukt. Niet zoals er met woorden iets gezegd kan worden. In muziek kun je niet vertellen of betogen. In een melodie wordt een gevoel uitgedrukt, sterker nog, melodie is de ‘geluid geworden essentie van de ziel’ zoals Diepenbrock zegt. Je merkt, de eerste les is al begonnen.”’

Pf

Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van de eerste wereldoorlog. Al snel is de dreiging daarvan voelbaar. Als de oorlog uitbreekt en terwijl Nederland mobiliseert om voorbereid te zijn op eventuele betrokkenheid, vertrekt Vermeulen naar België om als journalist de situatie in ogenschouw te nemen. Hij is verbaasd over het grote zwijgen van de regering, waaronder de huizen in brand staan en mensen worden vermoord. Diepenbrock komt in Amsterdam of in zijn buitenhuis in Laren niet meer aan componeren toe en maakt zich alleen nog druk over de oorlog. Menkveld typeert Diepenbrock, als hij in 1916 in het Concertgebouw optreedt, als volgt:

‘Wat een verschil met Mengelberg, als die daar naar beneden trippelt! Diepenbrock weet het hartelijke en aanhoudende applaus op geen enkele manier in ontvangst te nemen. Hij kijkt strak naar de treden die hij nog te gaan heeft, en geen enkele keer de zaal in. Dit is meer de schuwheid van iemand die het liefst niet gezien zou worden, waarbij je ook nog eens je hart vasthoudt dat hij met zijn verzenuwde motoriek niet lang voorover van de treden zal storten.’

De hoofdstukken volgen vaak eenzelfde patroon. Eerst wordt de couleur locale uitgebreid beschreven. De lezer wordt op beeldende wijze meegenomen naar het begin van de twintigste eeuw, maar soms worden de omgevingsbeschrijvingen teveel van het goede. Datzelfde geldt voor de uitleggerige manier waarop Menkveld het belang van de door Diepenbrock ontwikkelde nieuwe lijn in de klassieke muziek probeert duidelijk te maken. Vaak vanuit het hoofd van Vermeulen wil hij ons hiervan overtuigen:

‘Ieder instrument leek uit peilloze diepten op te zingen en een onafhankelijke melodie te volgen, waarin iets uitgedrukt werd wat alle woorden te boven ging. En die afzonderlijke melodieën bewogen zich volkomen natuurlijk om de andere heen op een manier die weinig meer met conventionele harmonie of contrapunt te maken had.’

Dit neemt niet weg dat Menkveld ons met dit romandebuut vooral door de historische setting en karaktertekeningen een fraaie geschiedenis voorschotelt. Een grote prestatie.


Eerder verschenen op Recensieweb

 


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.