"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het Instituut

Zaterdag, 5 oktober, 2019

Geschreven door: Stephen King
Artikel door: Nico Voskamp

Kinderarbeid op zijn Kings

{Recensie] Ja, Het Instituut is zoals het klinkt: sinister, afstandelijk, hersenspoelingsgezind en onbuigzaam. De titel van Stephen Kings jongste boek is perfect gekozen. Het Instituut is een faciliteit (nog zo’n woord) waar de genadeloze (jazeker) mevrouw Sigsby de bovennatuurlijke gaven van kinderen inzet voor haar eigen doeleinden.

Het paranormale – hier kinderen die bovennatuurlijk begaafd zijn, is natuurlijk Kings handelsmerk. Maar voor welke doeleinden worden die begaafde kids ingezet? Het antwoord op die prangende vraag blijft geheim tot ver voorbij driekwart van het boek, en om de buikkriebels niet te bederven geven we het hier ook niet. Drie hints: het is nogal FBI, behoorlijk area 51, en erg Amerika’s Nationale Veiligheid.

Het verhaal dan. Dat begint rustig, met ene Tim die een beetje kalmte in zijn leven zoekt en na wat landlopen een baantje als nachtwaker bij een slaperige dorpje aanneemt. Saai? Nog wel, maar dat is sterk veranderd tegen de tijd dat King de finale van het boek zich in dat slaperige dorpje laat afspelen.

Voor het zover is, springen we naar het jongetje Luke. Hij wordt zonder omhaal (maar met verdoving) van zijn bed gelicht en in een zwarte SUV weggereden. En passant zijn wel zijn beide ouders in hun slaap vermoord. Luke wordt wakker in Het Instituut, tussen kinderen die allemaal ook op deze manier daar zijn terechtgekomen en het duurt niet lang voor Luke doorheeft dat alle kinderen één ding gemeen hebben. Ze hebben speciale krachten, zoals telekinese of telepathie.

Op dit punt maakt de schrijver wat meer snelheid. Luke maakt kennis met het staalharde regime in het gebouw. Mevrouw Sigsby, de bazin, regeert met straffe hand – letterlijk: de kinderen moeten meewerken aan eigenaardige experimenten. Doen ze dat braaf, dan krijgen ze muntjes voor de automaten. Als ze zo onverstandig zijn tegen te werken, dan ondergaan ze wrede straffen, zoals Luke aan den lijve ondervindt.

In dit citaat wil Zeke, zijn bewaker, dat Luke toegeeft dat hij gedachten kan lezen, terwijl Luke dat verborgen wil houden. Zeke houdt hem in een zwembad onder water om de waarheid boven water te krijgen.

“Hij begon wild te spartelen. Zeke hield hem onder. Hij zette zich schrap met zijn voeten en duwde, slaagde er bijna in om boven te komen, maar Zeke haalde zijn andere hand erbij en duwde hem weer omlaag. Luke dacht: ‘… ik ga verdrinken…’
Zeke hees hem aan zijn haren omhoog. Zijn witte jasje was doorweekt. Hij keek Luke strak aan. ‘Ik ga je weer onderduwen, Luke. En nog een keer en nog een keer. Ik duw je net zo lang onder tot je verdrinkt en dan reanimeren we je en laten je weer verdrinken en dan reanimeren we je weer. Laatste kans: welk getal heb ik in gedachten?
‘Dat … Luke gaf water op,’ … weet ik niet.’”

Wreed? Zeker, je zou zelfs kunnen spreken van een sleutelwoord in deze roman; King spaart de kinderen niet. Ze worden geestelijk en lichamelijk gemarteld. Ondergedompeld dus als ze hun geheimen niet willen prijsgeven, tot ze bijna verdrinken. Met stroomstokken op onplezierige plekken half geëlektrocuteerd. Of simpel in elkaar geslagen door sadistische bewakers. Daarnaast krijgen ze dubieuze injecties en worden ze psychologisch verminkt. De verwijzingen naar concentratiekampen als Auschwitz zijn duidelijk: deze praktijken zouden ook prima door Nazi-artsen uitgevoerd kunnen zijn.

Van de weeromstuit, nemen we aan, is in de ontknoping de wraak ook zoet en vol geweld. Rondvliegende kogels, bloederige taferelen en een heleboel ter aarde stortende lichamen maken een boek helaas niet per sé realistischer. King maakt zijn punt wel, maar met iets te veel eh … overkill. Als je dat door de vingers kan zien en deze kleine ongemakken niet storend vindt, is dit een goed leesbaar boek mét boodschap.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles.