"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het land van de angst

Vrijdag, 25 september, 2020

Geschreven door: Isaac Rosa
Artikel door: Ger Groot

Wij allen zijn toch een Lulletje Rozenwater

[Recensie] De Madrileense huisvader Carlos leidt in alle opzichten een gemiddeld leven. Maar wanneer hij ontdekt dat zijn zoontje door een klasgenoot wordt gechanteerd, gaat voor hem de hel open. Hij wil een eind maken aan het gepest, maar werkt zichzelf steeds verder in de nesten en wordt tenslotte zelf slachtoffer van chantage. De vredige middenklassewereld waarin hij leeft, verandert razendsnel in een land van angst.

De Spaanse schrijver Isaac Rosa weet in zijn vijfde roman Het land van de angst de beklemming van Carlos zo goed op te roepen, dat een enigszins sanguïnisch aangelegde lezer er gemakkelijk van over zijn toeren raakt. “Geef die jongen toch een lel”, denk je onwillekeurig wanneer de geplaagde huisvader weer eens een hak wordt gezet. En terwijl de adrenaline begint op te spelen denk je zeker te weten: dat zal mij niet overkomen.

Is dat ook zo? Natuurlijk zet Rosa zijn hoofdpersoon neer als een uitgesproken Lulletje Rozenwater. Maar zijn wij zelf zo verschillend? In wat de Duitse socioloog Ulrich Beck de ‘risicosamenleving’ heeft genoemd is alle gevaar zo effectief bezworen, dat we niet meer beseffen hoe dicht het onder de oppervlakte ligt. Laat staan dat we er adequaat op kunnen reageren wanneer het zich plotseling vertoont.

Carlos wordt uiteindelijk uit zijn nachtmerrie verlost door een zwager die als politieman niet terugschrikt voor een portie intimiderend geweld. Of hij daar veel mee opschiet blijkt aan het eind van het boek nogal twijfelachtig. Ook zijn zwager heeft zo zijn verlangens waaraan de nu medeplichtig geworden Carlos maar heeft te voldoen. Een paradijs waarvan de rust verstoord is wordt nooit meer idyllisch.

Boekenkrant

Isaac Rosa heeft met Het land van de angst, waarmee hij internationaal doorbrak, het mechanisme van de angst op een weergaloze wijze blootgelegd én voelbaar gemaakt. Want het zijn niet alleen Carlos’ onaangename verwikkelingen met het klasgenootje van zijn zoon die zijn leven tot een hel maken. Het zijn in de eerste plaats de angsten die bij voorbaat al in hem leven en die door de samenleving krachtig worden aangewakkerd. Overheden waarschuwen hun burgers keer op keer voor alle denkbare gevaren. Rond hun vrees is een hele industrie van ‘veiligheid’ opgebouwd.

Zo wordt ter wille van het zekerheidsgevoel van de burger die zekerheid juist tot op de grond toe afgebroken. Het gevolg is dat elk levensdetail vol gevaren lijkt te zitten en iedereen wordt opgezadeld met machteloze angst. Carlos is de belichaming van die zelfaangeprate weerloosheid, die geen vlieg kwaad zou kunnen doen en dat zelf uitlegt als een vorm van beschaving. Ironisch genoeg krijgt daardoor de hufterigheid juist vrij spel. Want zou het ooit met Carlos zo ver gekomen zijn, wanneer hij zijn kwelgeest bij de eerste gelegenheid dreigend genoeg zou hebben toegevoegd: “Hé joh, donder op!”?

Eerder verschenen op NRC