"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het Museum van de onschuld

Vrijdag, 4 november, 2022

Geschreven door: Orhan Pamuk
Artikel door: Chris Reinewald

Een kweeperenraspje tegen liefdesverdriet

[Recensie] Orhan Pamuk (1952) de Turkse Nobelprijswinnaar van 2006 trekt zijn consequenties uit wat hij vertelt. Zo hing hij aan nostalgische voorwerpjes die hij rommelwinkels kocht de sentimentele en tragische liefdesroman Museum van de Onschuld (2008) op. En bij de verwezenlijking van dit droommuseum in Istanbul volgde een catalogus/fotoboek (2012).

Wat heeft een onmogelijk en uiteindelijk tragische liefde tussen een Istanbulse zakenman Kemal Benaci en zijn achternichtje Füsun, een verkoopster van nep-merktassen met een museum te maken? Pas achterin de dikke roman neemt dit ‘museum van de onschuld’ uit de titel, vaste vorm aan.

Ten tijde van het verhaal in 1975 woonden Füsun en haar ouders in de Istanbulse volksbuurt Çukurcuma in de wijk Beyoğlu. Nu bevinden zich hier antiekwinkeltjes.

Kemal, de introverte hoofdpersoon, waarvoor je al gauw een zwak hebt, bezocht haar daar. In zijn pseudo-autobiografie kijkt hij terug op zijn verloren liefde. Onderliggend thema is de dubbele Oost-West moraal van de Turkse klassenmaatschappij.

Heaven

Niemand stoort zich eraan wanneer Istanbulse bourgeoismeisjes in Parijs studeren en daar een trits minnaars hebben. Eenmaal terug worden ze geacht hun kuisheid voor het gearrangeerde huwelijk te bewaren. Zo niet bij Kemal en Füsun- anders zou dit verhaal ook niet zijn geschreven, natuurlijk. Notabene tijdens zijn verloving met de chique, gestudeerde Sibel begint Kemal een ‘amour fou’ met zijn achternichtje, een schoonheidskoninginnetje met filmsteraspiraties. Uiteraard gaat het huwelijk met Sibel niet door.

Kemal richt zich nu op Füsun. Hij steunt haar toekomstplannen – al is ze dan wel moeders mooiste maar niet de slimste thuis. En dan blijkt ze ook nog eens te zijn verdwenen. Wanhopig dwaalt Kemal door de oude buurten, die Pamuk even melancholiek typeert als in zijn autobiografische bundel ‘Istanbul, herinneringen en de stad’ (2006).

Weemoed
Niet voor niets rijmt de naam Füsun bijna op ‘hüzün’: weemoed op zijn Turks. Gelukkig vindt Kemal haar terug. Alleen is er één probleem. Ze blijkt in een verstandshuwelijk te zijn gestapt met een dikke, brave buurjongen, onkundig van de relatie met haar achterneef.

Met hem en haar ouders woont Füsun op een nieuw adres. Kemal wil niets liever dan in haar nabijheid verkeren dus slikt hij zijn verdriet weg. Füsun nodigt hem gewoon uit om ’s avonds gezellig met de familie tv te kijken en raki te drinken. Daar blijft het bij. Haar aanraken is uit den boze. Ondertussen is het politiek onrustig in Turkije dat onder kolonelsbewind staat. Voor Kemal is het niet meer dan een lastige bijkomstigheid als hij na het bezoek in de taxi naar huis wordt aangehouden door de militaire politie. Hij moet uitleggen waarom hij een kweeperenraspje bij zich heeft. Kemal praat zich eruit. Ondertussen weten we dat het raspje deel uitmaakt van de verzameling onschuldige voorwerpjes die hij iedere keer uit Füsuns huis achterover drukt: oorringetjes, sigarettenpeukjes, kitsch hondjes met wiebelkopjes.

(Ik leg er graag een plaat bij met de hartverscheurende B-filmmelodie ‘Itirazam Var’ (Ik maak bezwaar tegen mijn wrede lot) gezongen en gehuild door de diva Bülent Ersoy, https://www.dailymotion.com/video/xubl1c) Kemal wil zijn liefdesdevotionalia in een museum van de onschuld gaan uitstallen, omdat iedereen zich zal herkennen in deze opstelling van weemoed en verlangen. De roman eindigt onomkeerbaar en onbeschaamd sentimenteel als de huilende B-filmzangeres uit de videoclip.

Kemal/Pamuk schrijft in de epiloog: “Is eigenlijk het doel van een roman en een museum niet om onze herinneringen zo waarheidsgetrouw mogelijk te vertellen? En daardoor ons geluk in het geluk van anderen te veranderen?

Museum
En zo opende op 28 april 2012 het museum bij de roman, het Museum van de Onschuld in Istanbul. Het negeert alle actuele museumwetten en oogt begin negentiende eeuws.

Het staat propvol met donkerbruine vitrinekasten. Erin prijken bijvoorbeeld een afgerukt poppenarmpje, een insectenbestrijdingspuitbus Temiz-İş (= psst! weg!), een zwart-witfoto van Zeki Müren, de interseksuele Istanbulse charmezanger met een welriekende stem als eau de cologne (daarom naast reukwaterflesjes geplaatst), dat kweeperenraspje en heel veel sigarettenpeuken met een spoor van lipstick en niet onverdienstelijke (stads)landschapjes, signatuur O.P.

Deze spulletjes in de fysieke Masumiyet müzesi (Museum van de Onschuld) waren er eerder dan de roman. Pamuk schafte ze aan in tweedehandswinkeltjes. Ze deden hem denken aan een recent verleden. Hij wilde daarmee een persoonlijke encyclopedie van verloren tijden schrijven, maar dat werd de herinneringenbundel Istanbul al. Uiteindelijk inspireerden de dingen-in-al-hun-onschuld tot de gedoemde liefdesaffaire tussen Kemal en Füsün.

Toen Pamuk in 2002 met de roman begon, had hij het huidige museumgebouw aan de Dalgıç Çıkmazı 2, al drie jaar in bezit. Het fotoboek erbij fungeert als catalogus en overtreedt alle wetten. Het is breedsprakig, gedetailleerd anekdotisch als verteld door een te enthousiaste museumsuppoost, waarin we Orhan Pamuk herkennen.

Eerder verschenen in Museumtijdschrift (2008) en Museumvisie (2012)

Boeken van deze Auteur:

Het museum van de onschuld

De nachten van de pest

Dat vreemde in mijn hoofd

De vrouw met het rode haar

De vrouw met het rode haar

Het huis van de stilte