"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het oog van Jan Veth

Donderdag, 20 april, 2023

Geschreven door: Quirine van der Meer Mohr
Artikel door: Evert van der Veen

Kunstenaar en kunstkenner

[Recensie] Dit boek Het oog van Jan Veth verschijnt bij de gelijknamige tentoonstelling in het Dordrechts Museum, van 18 februari tot 3 september. Jan Veth was rond de 20e eeuwwisseling een belangrijk schilder van portretten, kunstcriticus, schrijver over kunst en liefhebber van literatuur en vooraanstaande persoon in de maatschappij.

Veelzijdig mens
Jan Veth werd in 1864 geboren in een kunstzinnig milieu. Zijn vader had als hobby de geschiedenis van de Dordtse schilderkunst en dan met name de 17e eeuw. Zijn moeder kwam uit de schilderfamilie van Abraham en Jacob van Strij. In 1888 werd de eerste tentoonstelling van de werken van Jan Veth gehouden en in 1987 was er opnieuw een tentoonstelling. Hij overleed in 1925.

Jan Veth was “avant-garde kunstenaar, portrettist, tekenaar en prentmaker, en als onvermoeibaar kunstbepleiter en schrijver over kunst” van nationale betekenis. Jan Veth hield van ‘zuiverheid’. Hij genoot zijn opleiding aan de Rijksacademie in Amsterdam en was lid van een literaire vereniging waarin hij kennis maakte met diverse Tachtigers als Frederik van Eeden en Herman Gorter. Hij schreef in De Nieuwe Gids, het orgaan van de Tachtigers.

Groei als portretschilder
Als schilder zocht hij naar zijn eigen weg en stijl in de schilderkunst: “Ik wil na heel veel gescharrel eens niets anders dan portretten schilderen. Ineens voel ik daar alle opgewektheid toe. Links en rechts zal ik er beginnen” schreef hij in 1888. Zijn portretten hebben een klassieke inslag en zijn meestal in donkere stemmige kleuren uitgevoerd. Fraai zijn de portretten van Johanna Veth en dat van prof Allard Pierson, het begin van een reeks portretten van professoren. Prachtig zijn ook de portretten van Frederik van Eeden, Albert Verwey, Josef Israels en een Goois meisje. Ook tekende hij koningin Wilhelmina in 1898 en 1923, dat het ontwerp voor een postzegel was. In 1891 verscheen een reeks van 33 getekende portretten van bekende Nederlanders in De Amsterdammer en later een reeks van 17 in De Kroniek.

Boekenkrant

Financieel ging het hem goed, zijn atelier telde zeven leerlingen en hij kon zich qua woning steeds verbeteren.

Jan Veth schreef over kunst in onder andere De Amsterdammer, Elsevier’s Maandschrift en De Nieuwe Rotterdamse Courant. In 1906 publiceerde hij een boek over Rembrandt waarvoor hij een eredoctoraat ontving en waarderende woorden van prof. Jan Six.

Hij was betrokken bij de oprichting van het museum Rembrandthuis in 1911 en had zelf veel prenten van Rembrandt in bruikleen die later naar dit museum gingen. In deze kunstverzameling zaten ook werken van Dürer, Isaac Israels, George Breitner en Jan Toorop.

Vooraanstaande posities
Jan Veth werd buitengewoon hoogleraar kunstgeschiedenis en esthetica aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam en was medeoprichter van vice-voorzitter van de vereniging Hendrik de Keyser. Ook was hij lid van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen.

In zijn tijd was Jan Veth een vooraanstaande persoon. Een teken daarvan is het feit dat hij op zijn 60e verjaardag persoonlijk door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd gefeliciteerd die hem ‘den befaamden en veelzijdigen kunstenaar’ noemde.

Dit boek is niet alleen rijk geïllustreerd met werken van Jan Veth maar bevat ook tal van historische foto’s die een prachtig tijdsbeeld geven zoals een foto van zijn atelier en de foto van de ‘kleine schilderklas’ aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Kijk hier voor meer informatie over de tentoonstelling Het oog van Jan Veth