"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

‘Het pryeel van Zeeland’

Woensdag, 27 juni, 2018

Geschreven door: Martin van den Broeke
Artikel door: Henk Slechte

Buitenplaatsen op Walcheren 1600-1820

[Recensie] Op Walcheren bestonden omstreeks 1750 tenminste 139 buitenplaatsen. Volgens Martin van den Broeke was hun hoogtij tussen 1600 en 1820. Hij geeft met dit proefschrift de buitenplaatscultuur van Walcheren de sociaaleconomische, landschappelijke en culturele context die de buitenplaats als individueel object nog niet had. Zijn werk deed hij daarbij zo goed, dat recent een (enigszins verbeterde) herdruk is verschenen. De buitenplaats en zijn geschiedenis staat nog steeds in de belangstelling.

Van den Broeke beschrijft waarom mensen buitenplaatsen lieten aanleggen, welke functie ze hadden en hoe de relatie tussen stad en platteland verliep. Hoe begon het? In de vroege 17de eeuw was Walcheren economisch zeer actief; dit blijkt wel uit het feit dat bij de intekening op de Verenigde Oost-Indische Compagnie in 1602 een vierde van het kapitaal uit Zeeland kwam. Deelname aan VOC, WIC en de Commercie Compagnie in Middelburg in 1720 zorgden voor financiële voorspoed bij kooplieden, die als eersten buitenplaatsen stichtten; later in de 17de eeuw gingen ook regenten meedoen: vanwege de belegging, de representatieve mogelijkheden en het buitenleven. Welk motief de boventoon voerde, verschilde echter per groep en wisselde nogal eens. Vanaf 1725 kwam er een derde contingent kopers: de rijke boeren waarin Zeeland grossierde in de 18de eeuw. Ze kochten buitenplaatsen en hofsteden op om ze vervolgens te slopen en hun landbouwgrond uit te breiden. Dit betrof vooral kooplieden, die verkochten omdat er geen opvolger was. Dit gebeurde minder in de regentenklasse, die de buitenplaats als familiebezit beschouwde en als teken van aanzien. Veel speelhoven langs de singels in de steden waren daarnaast het recreatieve bezit van de stedelijke middenklasse; deze verdwenen in de late 18de en vroege 19de eeuw of kwamen in gebruik als herberg.

Van den Broeke heeft eerder gepubliceerd over tekenaar Jan Arends (1738-1805) en diens onvoltooide project Het Arkadisch Walcheren. Hij heeft de bewaarde tekeningen terecht gebruikt. Het boek is historisch indrukwekkend en prachtig uitgegeven, maar behoeft ook enkele kanttekeningen. De lezer die geïnteresseerd is in een individuele buitenplaats kan de geschiedenis daarvan wel volgen dankzij een speciale index op de buitenplaatsen, maar de informatie is verspreid over en toegespitst op de periodes en de thema’s die Van den Broeke gebruikt. Het is jammer dat hij vaak niet vertelt hoe het na 1820 is gelopen. Zo is Steenhove in Kouderkerke al in 1867 gesloopt. De lezer moet deze relevante informatie elders zoeken. In de overvloed van bijlagen had dat er nog best bij gekund.

Kookboeken Nieuws

Eerder verschenen in Geschiedenis Magazine

Boeken van deze Auteur: