Weemoedig in Londen
In Het refrein van andermans leven dicht Arnold Jansen op de Haar over de stad en over het leven in het stad. De dichter voelt zich thuis in de stad, het is niet het Sodom of Gomorra van de moderne tijd, integendeel, deze biotoop bevalt hem wel. Hij schrijft op wat hij ziet, wat hem raakt of wat hem overkomt. Hij schrijft over muren, over de V&D, over het openbaar vervoer: “buiten klinkt overal steigerwerk – de slagen van hamers.” Het zijn welwillende geluiden, zijn waarnemingen zijn haast zacht en teder. In 2014 verhuisde Jansen op de Haar naar Londen, waardoor hij ook deze stad tot het onderwerp van een aantal gedichten maakt:
“een hoge brug maakt
een regenboog op antraciet
ik ruik Londen
bij avond”
De stad is niet het probleem waar Jansen op de Haar in deze bundel mee worstelt. Door naar Londen te verhuizen, verloor hij de vaste ankers van vrienden en bekenden. En dwong hij zichzelf op nieuw uit te vinden. Dat valt tegen. uit het gedicht ER VALLEN DUS GATEN:
“als je jong bent denk je nog
ben ik iemand
en dan
zal ik iemand worden?”
En verderop:
“je emigreert naar
een nooit slapende stad
alle geliefden gaan
doodgemoederd onder
zo’n vrolijke jongen
het motregent motten
ben ik iemand geworden?
ja er vallen dus gaten
en niemand – behalve jijzelf –
vult ze nog op”
In de gedichten van Jansen op de Haar vallen letterlijk gaten. Omdat hij nergens hoofdletters of leestekens gebruikt, gebruikt hij een extra spatie waar een komma hoort. Een mooie vondst, die nergens afleidt.
In de korte inleiding bij de bundel schrijft Jansen op de Haar: “Is niet iedereen het refrein van andermans leven? Deze bundel gaat over het gevoel dat je leven bepaalt wordt door de anderen.” Bij Jansen op de Haar zijn dat voornamelijk zijn ouders. Hij denkt vaak terug aan zijn jeugd, ook in de stad, Nijmegen. Zijn gedichten gaan over wie hij was als kind en wie hij is als volwassenen. Meer dan hem lief is, zo ontdekt hij in Londen, zijn het zijn ouders die nog steeds zijn leven bepalen. Het refrein van andermans leven gaat daarmee vooral over dingen die niet bereikt zijn. Het zijn geen zwaarmoedige gedichten, er valt nauwelijks een onvertogen woord. Maar het had anders kunnen gaan.
Over zijn moeder: “mijn moeder wenst mij nog altijd – voor later – een meisje al zij”. Over zijn vader: “mijn vader maakte – vrede van oorlog”. Al lezend vraag je je wel af waarom de mens Janssen op de Haar in zijn jeugd niet wat meer oorlog met zijn ouders heeft gemaakt. Dat moet je doen als tiener, als twintiger om daarna je eigen weg te gaan. Doe je het niet, dan wordt je het refrein van andermans leven en schrijf je daar een aantal fraaie gedichten over. “ik ben het refrein – van andersmans leven – ik zeg vanzelfsprekendheid voort”.
De leesclub van Alles publiceert twee gedichten uit de besproken bundel
—
HET VERDRONKEN LAND
als ik een land verzinnen moest
zocht ik eerst naar een hardnekkig misverstand
ik bouwde van zandbanken laagland
zond het een schip met levertraan
ik zou het land tegen de regen
schubben geven
uit het drijfhout der geschiedenis
viste ik slaven
schepen specerijen
collaboratie en een tikkeltje verzet
hun taal zou ik in lettergrepen
tot een keelklank schrapen
in het zuiden zou ik ze zachter laten praten
schimpscheuten in de akkers zaaien
de mannen gaf ik houten koppen
de vrouwen liet ik lopen
alsof ze tegen lange rokken schopten
ik zocht er dieren bij
die passen bij het loeien van de wind
ik zond ze sussende sprekers
sissende prekers
en demonstraties om een cent
met draaiorgels maalde ik
hun hersens droog
hun rivieren liet ik stromen
als een eentonige symfonie
ik gaf ze gedachten als getijden
de wind liet ik in één richting snijden
van alle ismen gaf ik ze
het chauvinisme
en misschien gaf ik ze
een koningshuis
op een nacht zou ik wegsluipen
als een veenbrand
het land verdrinken als heimwee
met het gruis van hun dromen
dat zeegaten dempt
—
WEER OORLOGVOEREN
ik moet weer oorlogvoeren
hoognodig
oorlogvoeren
zoals wanneer je door
twee vrouwen verscheurd
die zelfs je denken bezitten
(denk aan een burgeroorlog)
nu toch verder iedereen dood
niets is verloren
ik nog altijd ben wie ik ben
moet ik oorlogvoeren
ik voer geen polemieken
ik voer oorlog
alleen met mijzelf
(pas op er kan een dode vallen)
je denkt je verovert het meisje
en alles komt goed
dus zoek je naar data
van voor alles plaatsvond
de okeren zomers
toen men zich verveelde
toen alles nog vol van belofte
dat je niet wist dat het woord soms
nooit vaak zou gaan worden
zelfs verstommen
dat je iets later
– tijd speelde zijn rol
nog bescheiden –
zwaar dronken thuiskwam
je moeder nog op
dat nog later de anderen
de carrière het meisje
de auto en hun geld op de bank
dat moedervlekken
nog niet kwaadaardig
en nu veel ouder
moet ik de kindervlag strijken
de littekens met stevige bindsels
omwonden
wordt terrein nog veroverd
ik moet weer oorlogvoeren
tegen een vijand die
wacht in coulissen
het donker voor bezorgde
ouders aan stukken slaan
—