"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het verlies van België

Woensdag, 4 november, 2015

Geschreven door: Johan Op de Beeck
Artikel door: Marnix Verplancke

Vijftien verwarrende jaren

Tweehonderd jaar geleden zag het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden het levenslicht. Vijftien jaar later bleek het een doodgeboren kind en werd België boven de doopvont gehouden. Een boeiende geschiedenis, zo blijkt.

Bij ons thuis was het altijd een beetje 1830. Moeder was een Nederlandse die na tien jaar huwelijk automatisch – en tegen haar zin – de nationaliteit kreeg van de Belg waarmee ze was getrouwd. Die Belg was vader, die voor geen geld in Nederland had willen wonen en met lede ogen moest aanzien hoe de koffer van zijn auto bij ieder noordelijk familiebezoek werd volgestouwd met rode bollen Gouda, een paar dozen Blueband en een grote zak roze en gele ‘muizenstrontjes’ waar wij kinderen zo dol op waren. Op 21 juli keken we steevast op tv naar het nationaal defilé dat – “geef dat nu toch gewoon eens toe,” aldus moeder – toch maar een grauwe vertoning was in vergelijking met de Gouden Koets die op Prinsjesdag door de straten van Den Haag reed. Op zijn slechtste momenten had vader het wel eens over de gierigheid van de Hollanders, wat moeder fijntjes counterde door over de domheid van de Belgen te beginnen. En tot welke venijnige opmerkingen een wedstrijd België-Nederland leidde, besparen we u liever.

En toch had het allemaal anders gekund. In 1815 gingen Nederland en België immers op in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden dat met zijn bevolking van 2 miljoen noordelijken en 3,5 miljoen zuidelijken meteen een centrale en cruciale plaats bekleedde in West-Europa. Had deze unie standgehouden, dan hadden mijn ouders over iets anders moeten kibbelen. Maar dat deed ze dus niet. Over het korte bestaan van dit koninkrijk verschenen twee boeken, een bundel historische essays Belg en Bataaf en Het verlies van België, van de hand van de voormalige VRT-journalist Johan Op de Beeck.

Dat de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden samen zouden gaan was begin negentiende eeuw niet meer dan een mogelijkheid. Akkoord, tot in 1579 hadden ze een staat gevormd, maar toen hadden de Spanjaarden daar een einde aan gemaakt door het zuiden te veroveren, waarna de Oostenrijkers en de Fransen waren gevolgd. Wij waren dus al eeuwen bezet, terwijl het noorden een heel andere, onafhankelijke en meer republikeinse traditie had. En toen kwam Napoleon, die eind achttiende eeuw de beide Nederlanden veroverde. Dat dit een tijdelijke situatie was, besefte men alom. Werden de zuidelijke Nederlanden nadien weer Oostenrijks? Bleven ze Frans? Mochten ze onafhankelijk worden? Of toch maar dat Grote Nederland? Vooral de Britten wilden dit laatste. Een groter en machtiger Nederland zou immers een buffer vormen tegen de imperialistische ambities van Frankrijk. Het was een redenering waar Pruisen enige bedenkingen bij had – stel dat dit grote Nederland een bondgenoot van de Fransen zou worden, dan waren ze nog verder van huis – maar waar het toch mee instemde. In 1813 verbrokkelde de Franse heerschappij over de Nederlanden. Op 21 juni 1814 werden de Acht Artikelen van Londen ondertekend die het Verenigd Koninkrijk gestalte zouden geven. Op 9 juni 1815 werden deze afspraken formeel bekrachtigd in het Verdrag van Wenen. Maar nog daarvoor, op 16 maart, had Willem zich op eigen houtje al tot koning laten kronen van de beide Nederlanden.

Archeologie Magazine

En dat typeerde hem, leren we uit beide boeken. Enerzijds was hij iemand die oprecht en eerlijk wou zijn – en bijvoorbeeld verordonneerde dat de kosten voor de slag bij Waterloo ook door de Noordelijke Nederlanden gedragen dienden te worden en niet alleen door het zuiden. Anderzijds was hij natuurlijk een negentiende-eeuwse koning, die als puntje bij paaltje kwam vond dat hij gelijk had. Van bij de aanvang wekte Willem weerstand op. Het Nederlands zou voortaan de overheidstaal worden. Rechters en burgemeesters diende dus Nederlands te praten, net als legerofficieren. Daar waren de Franstaligen niet mee gediend. Verder voerde Willem een strikte scheiding tussen kerk en staat in, waarmee hij de katholieken op stang jaagde die eisten dat er een aparte grondwet kwam voor de Zuidelijke Nederlanden waarin het katholicisme uitgeroepen werd tot staatsgodsdienst en er in de Staten Generaal plaats gegarandeerd werd voor de bisschoppen. Willem ontpopte zich ook nog eens tot de eerste echte koning-kapitalist. Hij liet 800 km wegen aanleggen in het zuiden en besliste tot het graven van het kanaal Gent-Terneuzen. Hij steunde de textielindustrie financieel, net zoals John en James Cockerills staal- en stoommachinefabrieken. Dat kostte allemaal geld en daarom verhoogde hij de belastingen, wat hem er natuurlijk niet populairder op maakte.

Een aantal auteurs uit Belg en Bataaf gaat in op deze problematiek, wat interessante bijdragen oplevert. Bijzonder boeiend zijn ook de essays over de terugkeer van de door de Fransen gestolen Rubensen naar Antwerpen of over het armenzorgbeleid dat door de nieuwe staat werd uitgetekend. Het ontbreekt de bundel echter aan een inleidend, chronologisch opgevat overzichtsartikel waarin de wording van het Verenigd Koninkrijk beschreven wordt. Als lezer verdwaal je daardoor nogal makkelijk in het boek.

Dan is Johan Op de Beeck een veel beter auteur. Hij analyseert, haalt de essentie uit de gebeurtenissen en toont in een zakelijke stijl hoe koning Willems grote project onderuit werd gehaald door een stel Franstalige advocaten die zich op de journalistiek hadden geworpen omdat ze nog weinig te betekenen hadden in de Nederlandstalige hoven. Hoofdpersoon in Op de Beecks verhaal is Louis De Potter, behorend tot de lagere adel en afkomstig uit Brugge. Hij was een liberaal die – L’Union Fait La Force – zoete broodjes bakte met de katholieken en de armen voor zijn kar spande door hen een gouden toekomst voor ogen te houden eens Willem het land uit gekegeld zou zijn. Er werden petities uitgeschreven waarin Willem opgeroepen werd een ander beleid te gaan voeren. Die van 1829 haalde 160.000 handtekeningen. Alhoewel, handtekeningen is een groot woord, het overgrote deel waren kruisjes, gezet door ongeletterde Vlamingen, op aandringen van de pastoor. 95% van de 1700 revolutionairen die in Brussel tegen het Nederlandse leger vochten waren straatarme Vlaamse inwijkelingen zonder toekomst, haalt Op de Beeck nog een ander cijfer aan. Zij kwamen helemaal niet op voor burgerrechten of persvrijheid, zoals hun bourgeois opjutters dit graag lieten uitschijnen, maar vochten in feite tegen diezelfde staal- en textielbaronnen. Ze verjoegen de Nederlandse soldaten, braken daarna de poorten van de fabrieken open en sloegen alle machines kapot die hen naar ze meenden hun werk hadden afgenomen. 

Het Verlies van België is een fantastische leeservaring doordat het boek toont dat iedere geschiedenis een amalgaam van vele verhalen is en dat er achter idealen nogal vaak persoonlijk gewin en gekonkel verborgen gaat. Het ontstaan van België is geen heroïsch verhaal. Wij hadden geen Danton of Garibaldi die het volk achter zich kon scharen. Nee, ons land is er een beetje stoemelings gekomen, op zijn Belgisch dus, waarbij de gemeenschappelijke Noord-Nederlandse vijand even een verenigende kracht vormde. Eens die uit de weg kon het gehakketak pas echt goed beginnen.

Verschenen in De Morgen


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur: