"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het verloren Koninkrijk

Woensdag, 21 februari, 2018

Geschreven door: Els Witte
Artikel door: Adriaan Boiten

Het had ook heel anders kunnen gaan

[recensie] Rond de herdenking van het ontstaan, tweehonderd jaar geleden, van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) zijn veel studies verschenen, zowel in Nederland als in België. Een werk springt er uit wat betreft originaliteit en belang van het onderwerp. Dat is Het verloren Koninkrijk. Het harde verzet van de Belgische orangisten tegen de revolutie, 1828-1850. Het gaat over de veerkracht van het orangisme in België in en na 1830. Het is een studie naar de hardnekkigheid van politieke en culturele praktijken die zichzelf zouden moeten hebben overleefd na grote historische aardverschuivingen als revoluties of afschaffing van de slavernij, maar dat niet doen. Het werk is tevens een sociaal-historische studie die kan gelden als voorbeeld voor vergelijkbare studies naar restauratieve tendensen in revolutionaire tijden.

Het Verloren Koninkrijk is een van de weinige historische boeken die snel na het verschijnen het stempel van ‘standaardwerk’ hebben gekregen. Met haar werkwijze, die ze zelf slow history, noemt heeft Els Witte de geschiedenis van het ontstaan van België herschreven. Het resultaat is een meesterwerk van revisionistische geschiedschrijving. Een baanbrekende studie, gebaseerd op grondig archiefonderzoek, aangevuld met inzichten uit de sociale wetenschappen. Het boek is inmiddels toe aan haar derde druk.

Dat zoveel burgers van het latere België de scheiding met Nederland hebben betreurd en tegengewerkt was nog niet zo helder beschreven. Ook de troonsbestijging van de prins van Oranje was veel waarschijnlijker dat meestal werd aangenomen. De breuk met de ‘Nassaus’, zoals de Oranjes in België consequent werden genoemd, was een concessie aan de republikeinen. Dezelfde republikeinen gingen later samenspannen met de Belgische orangisten tegen Leopold I, de nieuwe koning der Belgen.

De orangisten hielden hun verzet tegen de revolutie van 1830 tot 1840 vol – en culturele restanten ‘orangisme’ waren nog tot ver na die datum te vinden. De republikeinen verzetten zich ook – maar dan vooral tegen de monarchie als zodanig. Aan deze groep zal Els Witte haar volgende boek wijden.

Yoga Magazine

Maar nu terug naar de orangisten. Professor Witte maakt vanaf het begin van haar studie duidelijk dat ze weinig op heeft met de geschiedenis zoals die door de winnaars wordt geschreven. Degene die triomferen hebben de neiging het verleden toe te schrijven naar het moment van glorie – de grote Belgische historicus Henri Pirenne bijvoorbeeld doet dit. De verliezers komen nauwelijks in die geschiedenissen voor, of hebben in het geheel geen agency. Els Witte kiest daarentegen voor een geschiedenis die het zwart-witschema overstijgt en oog heeft voor de continuïteit en de krachten die streven naar een synthese. Hierdoor komt er ruimte voor een herwaardering van de ‘tegenkrachten’.

Elke geslaagde revolutie gaat in haar visie al vrij snel over in een restauratieve fase, waarin oud en nieuw naast elkaar bestaan. In wezen was het Verenigde Koninkrijk in 1815 opgezet met een dergelijke restauratie voor ogen; koning Willem I voerde een vrij modern, liberaal beleid als een ouderwets verlicht vorst uit de 18e eeuw. Dat hij – eenmaal koning – beweerde als republikein geboren te zijn, illustreert het hybride karakter van de geschiedenis. Het motto van Els Witte lijkt dan ook te zijn: hoe complexer, hoe historischer.

Ze beschrijft het lot van de orangisten met een deels koele, sociaalwetenschappelijke blik, maar ook met mededogen. Ze verhaalt over de enorme teleurstellingen, angsten, vervolgingen, schaamte en het wanhopige zwijgen van deze aanvankelijk vrij grote groep Belgen. Je zou uit haar woorden bijna afleiden dat ze de Belgische revolutie een ‘kwalijke zaak’ zou vinden. Dat is niet zo; ze bekijkt de revolutie en de daarop volgende natievorming echter wel met een realistische blik.

Een revolutie is in haar visie een smerige, gewelddadige oorlog, waarin ook de latere helden zich niet onbetuigd laten. Midden in het geweld van de veranderende tijd plaatst ze de orangisten die in 1830 en later verrassend veerkrachtig bleken, veel steden politiek in handen hadden en de bestuurlijke elite bleven vormen. John Cockerill, de Brits-Waalse ondernemer, was een fervente orangist die van Luik een Oranje-bolwerk maakte. Vele fabrikanten steunden Willem I vanwege zijn industrialisatiepolitiek. Grote historische krachten (industrialisatie, modernisering) leken in het voordeel van de Oranjes te werken.

Het was met name aan de verdeeldheid in de top van het Oranjekamp te wijten dat de ‘Nassaus’ de Belgische troon verspilden. Aan de orangisten had het niet gelden. In een eerste stemming van het nieuwe, Belgische Nationaal Congres in 1830 behaalden de orangisten nog een overwinning. De vergadering besloot de prins van Oranje – de zoon van koning Willem I – niet bij voorbaat uit te sluiten van de troon – zoals de republikeinen en radicale separatisten wilden. Zwak was de Oranjepartij zeker niet! Door onhandig manoeuvreren van de Oranjes kwamen de Belgische orangisten uiteindelijk met lege handen te staan. Willem I zag niets in een ‘personele unie’ van België en Nederland onder één vorstenhuis maar met verschillende staatshoofden. Zijn zoon twijfelde op cruciale momenten en liet zo zijn kans voorbijgaan, ondanks het feit dat hij en de orangisten in maart 1831 nog een staatsgreep probeerden te plegen.

Professor Witte heeft in haar studie uitputtend gebruik gemaakt van primaire bronnen, onder andere uit het Koninklijk Archief. Den Haag bleek een actief centrum van orangistisch verzet tegen de afscheiding te zijn. De angst voor deze aanzienlijke macht van de orangisten leidde in België tot een min of meer geoorloofd terreurregime: huizen van aanhangers van Willem I werden geplunderd, orangisten op straat aangevallen, sommigen verloren het leven, al dan niet door zelfmoord. Veel orangisten vluchtten gedesillusioneerd naar het Noorden. Uiteindelijk bleken zij verliezers te zijn die zelfs in Nederland op weinig sympathie konden rekenen.

De historica ordent en interpreteert haar bronnen met inzichten uit de sociale wetenschappen. Ze geeft ruimte aan biografieën van Oranjeklanten, reconstrueert organisaties, onderlinge contacten (brieven in geheimschrift!), bepaalt beroepen en sociale posities, beschrijft de symbolen die door de contrarevolutionairen werden gebruikt. Deze methode zorgt voor ordening (en ook de mogelijkheid tot vergelijking en verklaring) van het materiaal. Een klein punt van kritiek is de omvang van dit magistrale werk: bijna 700 pagina’s. De slow history heeft een prijs. Er rijst voor de geduldige lezer echter een nieuw beeld op van een tijd waarin het nieuwe niet zozeer glorieerde, maar juist de restauratieve, orangistische krachten een bijna succesvolle tegenkracht vormden.

Dat er in 1841 nog een poging was tot een orangistische staatsgreep tegen Leopold I, deels gesteund door de republikeinen, bewijst dat een grote omwenteling nooit op een lineaire wijze tot stand komt, maar altijd kampt met hardnekkig verzet, dat het zwijgen wordt opgelegd, waarna de stem van de verliezers uit de geschiedenis verdwijnt. Onze geschiedenis kent zo vele ‘verloren koninkrijken’.

Het is een verdienste van Els Witte dat met haar voorbeeldige studie de aandacht kan worden gericht op degenen met stomheid geslagen achterblijven en de hardnekkigheid van oude patronen die blijven voortbestaan in nieuwe tijden. Je kunt je slow history voorstellen over de katholieken in de Generaliteitslanden, de orangisten in 1795, de Federalisten en Moderaten in 1798, de oud-republikeinen en ‘Bataven’ in 1815, de liberalen in 1917, de sociaaldemocraten in 2017. Ze worden over het algemeen misprijzend beschreven, waardoor de geschiedenis een groot deel van haar complexiteit en schakering verliest.

Verliezers blijken echter nog wel degelijk lange tijd na het moment dat ze verloren, agency te hebben gehad en verdienen een stem. Politieke en culturele ‘archieven’ zijn niet zomaar verdwenen uit de geschiedenis. Dit inzicht sluit ook aan op recente onderzoeken naar het ‘culturele archief’ van koloniale gewoonten in Nederland.

Tekenend voor de zeer langzame en complexe voortgang van de geschiedenis zijn de woorden van Willem I die in 1818 zijn verbazing (en irritatie) uitspraak over het feit dat nog vele oude gebruiken en gewoonten moesten worden opgeruimd in zijn ‘moderne’ koninkrijk – decennia na de Franse en Bataafse Revolutie. Nog geen 12 jaar later was het Belgische orangisme zelf aan de beurt.

Els Witte is historica. Ze doceerde vanaf 1974 hedendaagse politieke geschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel, in de afdelingen geschiedenis, communicatiewetenschappen en politieke wetenschappen. Haar aandacht gaat uit naar onder andere de Belgische revolutie van 1830, de vroege partijvorming en de Vlaamse beweging. Van 1994 tot 2000 was Witte rector van de VUB en sinds 1988 is ze lid van de Koninklijke Academie van België. Eerder was zij de hoofdauteur van onder andere het in het Frans en Engelse vertaalde Politieke geschiedenis van België sinds 1830 (2007).

Voor belangstellenden die in het kort iets willen weten over Witte’s opvattingen is er het zeer beknopte Noord en Zuid onder Willem I. 200 jaar Verenigd Koninkrijk der Nederlanden 2 – De Belgische revolutionairen van 1830 en de constructie van een natiestaat (2013)

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur:

Belgische republikeinen

Het verloren Koninkrijk

Noord en Zuid onder Willem I