"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het vlindertje van Methusalem

Maandag, 18 april, 2022

Geschreven door: Johan van de Gronden
Artikel door: Marnix Verplancke

Hoe we omgaan met de natuur

Johan van de Gronden, directeur van het WNF, gaat in zijn essays op zoek naar het soms moeilijke samenleven van mens en natuur.

[Recensie] Het zal met een mengeling van spijt en opluchting geweest zijn dat de markies de Girardin op 9 oktober 1794 een stel werkmannen de graftombe van Jean-Jacques Rousseau zag openbreken. Zestien jaar eerder was de grote filosoof te rusten gelegd op het populiereneiland in het park van zijn Château d’ Ermenonville. Nu vertrok hij naar Parijs, naar het Panthéon om precies te zijn, omdat de Nationale Vergadering van de Eerste Republiek een nationale held in hem zag. Dat hij al die tijd zo goed voor het lijk had gezorgd, zou zijn leven wel eens kunnen redden, besefte de markies.

Johan van de Gronden haalt deze anekdote aan in Het vlindertje van Methusalem, een bundeling van tien essays over het samengaan van mens en natuur. Dat hij Rousseau opvoert, zal wel geen toeval zijn, eerder een programmaverklaring wellicht. Diens bewering dat de beschaving vooral ongelijkheid en miserie had voortgebracht beaamt hij immers volmondig en hij voert Piketty aan ter bevestiging. Maar dat betekent nog niet dat van de Gronden daarom onder een treurwilg nostalgisch gaat liggen verlangen naar een onbezoedeld verleden. Nee, zegt hij, ook die rurale idylle van de markies de Girardin was een menselijke constructie vol uitheemse planten, zoals de Amerikaanse eik. Het idee dat mens en natuur nog uit elkaar te halen zouden zijn is gewoon een leugen.

Johan van de Gronden is filosoof en directeur van het Wereld Natuur Fonds. Schrijven is een hobby en hij doet het dan ook alleen wanneer hij er persoonlijke urgentie toe voelt. Dat was zo in Wijsgeer in het wild, zijn debuut van zeven jaar geleden, en dat is zo in zijn nieuwe boek. Bovendien wil hij een echt essayist zijn. Hij tast zijn onderwerpen af, bevraagt ze en luistert naar de antwoorden zonder dat hij per se iets wil bewijzen. Het levert teksten op die niet alleen boeiend geschreven zijn en cultuur naadloze laten rijmen op natuur, maar die je ook aan het denken zetten. In een brief aan Linnaeus heeft hij het bijvoorbeeld over de relatieve macht van de mens en het voor die oude Zweedse plantkundige wellicht bizarre idee achter natuurbescherming. In een ander stuk volgt hij de Nederlandse landschapsschilders op weg naar Barbizon en ziet hij in de verte William Turners Rain, Steam and Speed – The Great Western Railway aanstormen, wat hij een schreeuw van Munch noemt, maar dan voortgebracht door een mechanisch monster.

Pf

Er zit dus wel wat dreiging in deze bundel, ook in het titelessay trouwens, waarin hij vertelt over zijn reis naar Mexico, waar een entomoloog hem het overwinteringsgebied van de monarchvlinders toont. Zeven maanden lang wachten die vlinders daar op de lente, waarna ze met miljoenen tegelijk naar de VS en Canada vliegen. In de herfst vinden hun achterachterkleinkinderen zonder enig probleem de weg terug naar hetzelfde lapje bomen in de Sierra Madre. De lokale bevolking koppelt die terugkeer aan de Dia de Muertos, Allerheiligen dus. En inderdaad, aldus van de Gronden, als het zo doorgaat zou la monarquita wel eens dezelfde weg op kunnen gaan, want de zilversparren waarin dit vlindertje overwintert worden stelselmatig gekapt.

Eerder verschenen in Knack