"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het voorjaar gaat door, David Hockney in Normandië

Donderdag, 16 maart, 2023

Geschreven door: Martin Gayford
Artikel door: Chris Reinewald

Hockney giet oan

[Recensie] Na zijn dubbeltentoonstelling met Van Gogh in het gelijknamige museum in Amsterdam, februari 2019, verhuisde de Britse schilder David Hockney (1937) naar een oude boerderij in Normandië. Kunstrecensent Martin Gayford, inmiddels een goede vriend, hield via email, facetime en bezoekjes contact met ’s werelds meest geliefde hedendaagse kunstenaar.

Hun amicale dialogen leidden tot een aangenaam voortkabbelend boek over Hockney’s arbeidsethos en praktische opvattingen over de kunst van zijn grote helden: Piero della Francesca, Breughel, Vermeer, Rembrandt, Van Gogh, Hiroshige, Picasso, Marquet, Matisse en uiteraard Monet.

In het rustige Noord-Franse platteland, eerder schilderkunstig verkend door de Impressionisten, met name de bejaarde Monet en zijn waterlelievijvers in Giverny, begon de 82-jarige Hockney een nieuwe fase. Althans: hij ging door met zijn ontwapenende tekeningen op de iPad. Veel ervan staan uitstekend gereproduceerd in het boek. Je ziet duidelijk Hockney’s geduldige tekenhand en zijn brutaal èn subtiel kleurgevoel.

Toch wringt er iets. Het effect ervan is plat en oppervlakkig. Je mist materie, zoals verflagen op een schilderij. Zelfs in zijn vlakke acrylschilderijen bracht Hockney iets van reliëf. Dergelijke kunstkritische bezwaren blijven overigens onbesproken. Kennen de heren elkaar inmiddels net te goed, zoals Goethe en Eckermann, Vincent en Theo of Kafka en Max Brod?  

Kookboeken Nieuws

Na een werkdag praten ze rond borreltijd bij via Facetime of ze mailen – met een verse iPad-tekening als bijlage.  

Zeepatronen
Zoals verwacht blijkt Hockney in de dialogen een gretige kijker en onvermoeibare maker. Hij gaat bijvoorbeeld vroeg slapen omdat hij ’s ochtends de zon wil zien opgaan. Net als Monet probeert hij wat hij in zich opneemt tenminste een half uur te onthouden om uit te werken. Juist omdat situaties per seconde veranderen schiet de fotografie hierin tekort. Beter is het om de veranderende observaties in een bijna synchroon tijdsbestek met tekenpen en kleur te interpreteren.

Gayford legt als oplettend luisteraar de lezers uit wat Hockney aantipt. Een kunsthistorisch beschouwer is de kunstenaar duidelijk niet, wel een pragmaticus die schildertechnisch uit werk van zijn voorgangers put. Desondanks beschouwt hij onverwachte situaties als een uitdaging. Met liefde praat hij over hoe je ongrijpbare fenomenen als regen en wateroppervlaktes verbeeldt. De 19de eeuwse Japanse houtsnedekunstenaar Hiroshige was de allerbeste daarin. Hockney leest (of bekijkt) in dit kader een boek over het observeren van patronen op het water en hoe Polynesische zeelieden door deze visuele kennis over de Grote Oceaan navigeren .

Ook Monet had daar in zekere zin mee te maken als de lucht weerspiegelde in de vijver en zo een eigen entiteit opeiste. Hockney was in zijn Amerikaanse periode gefascineerd door Californische zwembaden, zoals zijn befaamde ‘A Bigger Splash’ (1967).

Daarin geeft alleen een net plaatsgevonden, grof geschilderde plons expressie aan het verder statische tafereel met een villa onder een strakke Hollywood-lucht.

In een blauwe litho/zeefdruk uit 1973 vormen regendruppels cirkels op het water en trekken als echte druppels sporen naar buiten het beeld.

Geen hermetisch zwart
Maar ook een colorist als Hockney interesseert zich voor zwart, een vaak verboden tint (want geen kleur) omdat die alles doodslaat. De kunstenaar constateert dat je mooi diepzwart maakt door het wat oranje in te mengen, zoals het zelfportret van Vermeer, op de rug gezien. Het mooi onregelmatige verticaal zwart/wit gestreept jak suggereert beweging in het verder juist verstilde tafereel. Vervolgens spreken de heren over zwart-schilders als Velázquez, Ingres en Titiaans tonaliteit (bruinig-rood uit gebrande oker met vermiljoen en iets van loodwit.)

De hedendaagse ‘fundamentele’ schilder Ad Reinhardt maakte ogenschijnlijk hermetisch zwart-abstracte vlakken. Een groter verschil met Hockney bestaat er niet. Toch nodigde een conservator hem uit de Reinhardts te bekijken. Pas als je ze in het echt ziet – reproduceren geeft alleen zwarte gaten – ontdek je de subtiele verschillen door rasters met opeenvolgende kleurlagen afgemat met zwart. Hockney vond het fantastisch. Gayford vertelt over het principe van ‘just noticable difference’: het nog net waarneembare verschil.

Het gebeuren bewijst dat Hockney niet dogmatisch is.

Gayford memoreert een typische Hockney-situatie. Omdat het signaal op het platteland niet altijd even sterk is haperde hun Facetime-gesprek een keer. Het computerbeeld verstarde en werd wazig. Dit toevalseffect leverde een geblurd tafereel op, lijkend op de bijna abstracte ’tovertuinen’ die Bonnard aan het eind van zijn leven schilderde.

Hockney: “De stralen van de zon door het raam maken het beeld vaag. Het ziet er eigenlijk best mooi uit.”

Eerder verschenen op Alleroogen

Boeken van deze Auteur:

Het voorjaar gaat door

Hockney'S Eye: The Art and Technology of Depiction