Dat wat ons vreemd zal blijven
Een deel van de natuur zal ons altijd onbekend blijven. Toch moeten we ons erom bekommeren, stelt filosoof Virginie Maris overtuigend. Júíst in het ‘antropoceen’.
[Recensie] Als wij zo doorgaan, is de koe over tweehonderd jaar het grootste zoogdier op land. Dat besef kan enorm beklemmen. Niet alleen omdat we dan dus die wonderlijke olifanten en wisenten zullen moeten missen. Ook omdat we dan om ons heen – nog meer dan nu al het geval is – louter onze eigen orde en belangen weerspiegeld zullen zien. Er zal heus nog wel leven zijn. Maar de natuur is in zekere zin verloren gegaan.
Want dat is ‘natuur’ volgens de Franse milieufilosoof Virginie Maris: het deel van de wereld dat vreemd is aan onze oogmerken. : Wie heeft er in de Jura tussen de besneeuwde sparren ‘s nachts weleens een lynx zien sluipen? Het dier was daar ontegenzeglijk in zijn eigen wereld en niet in die van ons; het woonde in het bos op een wijze die ons altijd vreemd zal blijven.” En precies dat is een bevrijdend besef, vindt Maris.
De politieke inzet van Maris’ boek is niet te missen: zorgen dat ‘natuur’ deze betekenis kan blijven houden. Een zinnige, hedendaagse natuurbescherming koestert volgens Maris wat ons wezensvreemd is. Ga daarom niet te gemakkelijk mee met dat modieuze gepraat over het antropoceen, waarschuwt ze. Het antropoceen stelt – terecht – dat wij mensen ‘het systeem aarde’ veranderen. Maar zodra je dit als vertrekpunt van je analyse neemt, wordt het moeilijk om te formuleren wat je nu eigenlijk nog wilt beschermen.