Dwalen in het woud van lang verwachten
Hij is hertog, dichter, drievoudig echtgenoot, balling, politiek pion; maar bovenal een gevoelsmens, geperst in het keurslijf van zijn tijd, waarin riddertrouw en bloedwraak persoonlijke visie overschaduwen, verstandshuwelijken de eigen voorkeur tenietdoen en familievetes, ziektes, voortijdige sterfte en de Honderdjarige Oorlog met Engeland de coulissen vormen van een hoofs treurspel – het leven van Charles van Orléans, opgetekend in Het woud der verwachting.
Hella S. Haasse, de respectabele koningin der Nederlandse letteren, schreef Het woud der verwachting als jonge vrouw, in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog. Deze historische roman verscheen in 1949 als tweede titel in wat zou uitgroeien tot een ontzagwekkende reeks boeken, alle gepubliceerd door Em. Querido’s Uitgeverij. Nu, zestig jaar later, staat haar wellicht bekendste werk, de novelle waarmee ze een jaar voor Het woud der verwachting debuteerde, centraal in een landelijke campagne, Nederland Leest Oeroeg en is er een heuse voorleesestafette aan dat debuut gewijd.
Of een dergelijke roem haar eerste echte vuistdikke roman ooit te beurt zal vallen, moet de toekomst uitwijzen. Maar meer nog dan het oogsten van lauweren en eretekenen, is het een grote verdienste dat deze historische roman – decennia voordat dit genre een literaire trend werd dankzij meesterwerken als De naam van de roos en een aanhoudende toevoer van veelal religieus getinte romans, al dan niet gebaseerd op ware gebeurtenissen – zestig jaar na dato nog immer hele lezersscharen weet te boeien en ontroeren. Het woud der verwachting is een artistiek en commercieel succes; inmiddels is de zesentwintigste druk verschenen in een luxe-editie, ruim geïllustreerd met boekverluchtingen uit de tijd van de hoofdpersoon.
Het verhaal van de hertog van Orléans ontrolt zich in chronologische volgorde, afwisselend vanuit zijn eigen perspectief, dat van zijn naasten of van buitenstaanders. De vertelling wordt verrijkt door Haasses encyclopedische kennis van de politieke gebeurtenissen en intriges in het tijdperk dat door Johan Huizinga lyrisch is omschreven als het ‘herfsttij der middeleeuwen’. Op kalme, romantische toon beschrijft Haasse de verschillende landstreken waar Charles van Orléans’ levensloop zich afwikkelt; de plot komt tot leven in rake typeringen van de vele personages die zich, naargelang hun stand, meestal uitdrukken in hoofse conversaties, maar soms ook in de taal van het straatvolk van Parijs. Ook komt de taal van het Frankrijk van zes eeuwen geleden tot leven door de citaten in Middelfranse spelling en van gedichten van de hand van de hertog zelf. Legendarische personages als Jeanne d’Arc, de nauwgezette beschrijving van het machtsspel tussen de lijnrecht tegenover elkaar staande huizen van Bourgondië en Orléans, en de voortdurende dreiging van overheersing door de Engelsen berusten alle op waarheid en hebben Charles’ levensloop in hoge mate bepaald.

De kritiek die historische romans in onze tijd vaak te verduren krijgen, is dat de vertelling ondergesneeuwd raakt door historische feiten. Ook Het woud der verwachting viel destijds zo’n kanttekening te beurt: in 1950 classificeerde Simon Vestdijk in Het Parool het boek als een ‘geromanceerde biografie’, en was van mening ‘dat de romanvorm hier een façade is’, die de leeswaarde van het boek weliswaar niet verkleinde, ‘maar wel de verdiensten van de schrijfster, van wie wij, na haar debuut, de novelle Oeroeg, iets anders hadden verwacht dan dit nauwelijks op originaliteit aanspraak makende “navertellen” der geschiedenis.’
Hoewel in die woorden een zekere waarheid schuilt – ook Haasse blijft, voor wie de geschiedenisboeken erop naslaat, vrij dicht bij wat er zich daadwerkelijk heeft afgespeeld –, overtreft in Het woud der verwachting het geschiedkundig aspect nooit de psychologische ontwikkeling van het hoofdpersonage. Het is steeds de persoonlijke groei van de mens Charles van Orléans die vooropstaat, en op zeer overtuigende wijze gestalte krijgt. Zo is de lezer getuige van de innerlijke groei van een aanvankelijk schuw kind dat meestal in torenkamers of de boekerij vertoeft, vervolgens in al te rap tempo verandert in een door bitter leed snel mondig geworden jonge hertog, dan opgesloten in Engelse burchten volwassen wordt en daar uit emotionele nood aan het dichten slaat:
‘In ’t boek van mijn gepeinzen al
vond ik dan, schrijvende, mijn hart;
het waar verhaal van bitt’re smart
verlucht met tranen zonder tal’
In het ‘boek van mijn gepeinzen’ tekent de hertog in ballingschap zijn gedachten op in dichtvorm, balladen en rondelen; vele jaren van bittere gevangenschap dwingen hem tot een zeer grondig zelfonderzoek. Losgerukt van zijn dierbare gemalin en naaste familie, afgezonderd van zijn geliefde vaderland, blijft hem weinig anders over dan diep in zijn gedachten af te dalen, de overpeinzing tot kunst te verheffen, en krijgt zijn biografie de trekken van een louteringsberg. Alleen al de psychologische diepgang in het karakter van Charles van Orléans en de daarmee samenhangende levensvragen die los van landstreek of tijdperk voor ieder mens actueel zijn, maken dat dit boek zeshonderd pagina’s lang blijft boeien.
In een werkelijk prachtige slotpassage, die zich bijna als een boekverluchting uit een getijdenboek aan de lezer manifesteert, vallen ten slotte zowel titel als dragend thema van de vertelling – zelfopoffering – op hun plaats.
‘“Ik ben er mij van bewust, dat wat ik tot nog toe voor werkelijkheid hield, niet de werkelijkheid ís. De wereld waarin men groot en machtig en gevreesd wil zijn […] is een drogbeeld.” Charles hoestte en hijgde naar adem. “Ik heb mijn leven niet tevergeefs geleefd… als ik eenmaal… een glimp van de werkelijke wereld mag zien.”’
Zoals een illustratie niet de werkelijke wereld toont, maar een tweedimensionale weergave ervan, is ook Charles’ werkelijkheid in Hella Haasses eerste historische roman gecondenseerd tot een dramatische vertelling; een uitgestrekt woud waarin vol overgave gedwaald kan worden.