"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het zusje van de bruid

Zondag, 15 januari, 2012

Geschreven door: Joris van Casteren
Artikel door: Daisy van Schaik

Verslag van een totale ontsporing

Het zusje van de bruid van Joris van Casteren (1976) is een half non-fictie werk waarin autobiografie en journalistiek verslag op een vakkundige manier met elkaar wordt verweven. Van Casteren beschrijft een kortstondige relatie die hij een aantal jaren geleden had door de ogen van Joris, zijn gelijknamige hoofdpersonage. Joris is de verteller en laat de lezer zien hoe de in eerste instantie succesvolle en slimme vrouw waar hij mee samenleeft zichzelf langzaam te gronde richt.

‘Luna’, zoals Joris zijn geliefde noemt, is een intelligente vrouw die cum laude is afgestudeerd en na zich een geslaagde carrière in de muziek richt op het maken van bijzondere kunstwerken. Haar enige ‘probleempje’ is dat ze een zware alcohol- en drugsverslaving heeft en zich af en toe gedraagt als een schizofreen. Dit lijkt Joris juist aan te trekken, want hij is niet bij haar weg te slaan. Keer op keer beweert hij dat ze ‘partners in crime’ zijn en dat ze samen op een veilige manier gek kunnen zijn. Maar is een verslaving überhaupt een keuze? En kan je op een ‘veilige’ manier gek zijn?

Nee, blijkt al snel. Luna ontspoort steeds verder en moet meerdere keren in een kliniek behandeld worden. Toch blijft Joris achter haar aandralen en halverwege het boek ontdekt de lezer eindelijk waarom:

‘Ik had altijd gedacht dat haar ware ik, de lieve Luna waar ik zo verliefd op was, haar kern was geweest, en dat ze tijdelijk haar toevlucht nam tot de akelige vreemdeling die ze ook kon zijn. Maar misschien had ze geen enkel idee wie ze werkelijk was en zweefde ze als een verloren astronaut door de kosmos.’

Hereditas Nexus

Deze vergeefse hoop kenmerkt Joris, die blijft vasthouden aan de mogelijkheid dat Luna in haar ‘normale’ ik verandert en ook zo blijft, maar zijn verwachtingen worden iedere keer door Luna kapot gemaakt.

Want Luna máákt kapot, maar het zal de lezer niet ontgaan dat ook Joris zelf enige blaam treft. Op dit punt was het goed geweest als Joris verteld had wanneer de situatie echt uit de hand liep en waarom hij Luna niet kon helpen. Hij schuift zijn ‘falen’ echter heel eenvoudig opzij en dat is jammer, want een stuk zelfreflectie van Joris op dit punt had het boek een stuk geloofwaardiger gemaakt. Wat Luna meemaakt is dramatisch, zeker omdat ze zelf niets aan haar kwaal kan doen. Zowel zij als Joris denkt dat hij de aangewezen persoon is om haar te helpen een normaal leven te leiden, maar niets blijkt minder waar. Hoewel hij een aantal halfslachtige pogingen onderneemt om haar te helpen, drinkt ook hij zich lam en snuift cocaïne, wat Luna alleen maar sneller de afgrond in helpt.

In dit verslag van een ontspoorde relatie waar drank en drugs de hoofdrol spelen (de aankoop van het grachtenpand in Amsterdam lijkt afhankelijk te zijn van de drank die Luna in een kastje vindt) zijn Luna en Joris de enige personen waarvan de naam bekend is. De namen van de ouders van Luna komen niet in het boek voor, net als de vele andere personages die Joris de revue laat passeren. Zo heeft hij vóór hij Luna ontmoet verscheidene relaties met ‘de dochter van de filosoof, de gravin, het lieftallige meisje uit Lelystad en de oudere getrouwde vrouw.’ Dit anonimiseren van personages is kenmerkend voor de journalistieke inslag van Joris, die het drama van Luna zo onpersoonlijk mogelijk probeert te beschrijven.

De afstandelijke schrijfstijl lijkt echter niet helemaal op zijn plaats bij dit voortslepende drama dat balanceert tussen roman en non-fictie. Door het leven van Luna op een onderkoelde manier te vertellen, lijkt het alsof Joris totaal geen gevoelens voor haar heeft.

‘Ik deed het licht van de badkamer aan. Tussen de lege verhuisdozen stond Luna, geheel ontkleed. Haar botten tekenden zich af als scherpe voorwerpen in een plastic tas, zweet droop van haar slapen. Het leek of ze op pauze stond.’

De opsomming die Joris hier gebruikt zorgt ervoor dat bijna alle emotie die de lezer bij Luna’s toestand zou kunnen hebben wordt afgehouden. Die afwezigheid van emotie botst echter met zijn verlangen naar haar en de drang om haar te blijven zoeken. Als hij om haar geeft, waarom beschrijft hij haar dan zo onpersoonlijk?

In Het zusje van de bruid lijkt meer aandacht te zijn voor de journalistieke stijl dan voor het verhaal, waarbij het ‘dramatische’ aan de hele situatie van Luna nooit naar voren komt door de afstandelijke manier van schrijven. De lezer komt niet te weten hoe hoofdpersoon Joris eigenlijk over zijn ‘gefaalde’ missie om Luna te redden denkt of wat hij voelt en dat komt de diepgang van het personage niet ten goede. De combinatie van autobiografie en journalistiek is stilistisch gezien zeer aantrekkelijk. Toch lijkt dat bij het beschrijven van een leven zoals dat van Luna niet de juiste toon aan te slaan. Waarschijnlijk zou dit beter tot zijn recht komen in een roman, waarin de lezer meer ruimte tot meeleven wordt geboden.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.