"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Hezbollah. A Short History

Zaterdag, 16 maart, 2013

Geschreven door: Richard Norton
Artikel door: Jona Lendering

Het is een bekende klacht: de Amerikanen hebben een sjabloonachtige kijk op de wereld, die zou bestaan uit een pro- en een anti-Amerikaans kamp. Ik denk dat het verwijt in zijn algemeenheid onjuist is. Voor zover ik weet doen Amerikaanse diplomaten hun best en kennen ze alle relevante nuances. De politiek en de massamedia pakken die echter niet altijd op.

In zijn boekje Hezbollah. A Short History probeert A.R. Norton de nuance terug te brengen voor de in de titel genoemde Libanese politieke beweging, sji’itische militie of islamistische terreurorganisatie. U mag doorhalen wat u niet van toepassing acht.

Ik blogde al eens eerder over de ambigue aard van de organisatie. Het heeft geen zin haar militante karakter te ontkennen, maar ze is ook geen Hamas. Althans, volgens Norton, die erop wijst dat Hezbollah in haar strijd tegen Israël zich vooral richt op militaire doelen, terwijl de even fundamentalistische Hamasbeweging ook burgers onder vuur neemt. Ik zou graag willen weten wat Norton nu denkt van de aan Hezbollah toegeschreven aanslag op een bus met Israëlische inzittenden in Bulgarije. Aannemend dat deze toeschrijving juist is, moet je toch echt constateren dat de organisatie zich nog steeds bezighoudt met terreur.

Je moet echter tevens constateren dat de Hezbollah meer is dan alléén een terreurbeweging. Norton vertelt over de politisering van de sji’a in Libanon in de vroege jaren zeventig, een ontwikkeling die samenhangt met het optreden van Musa al-Sadr, die opkwam voor het onderontwikkelde en ondergeprivilegieerde zuiden van het land. Zo ontstond de Amal-beweging, een seculiere maar door sji’ieten gedragen nationalistische beweging. Na de Israëlische inval van 1982 ontstonden daarnaast allerlei strijdgroepen, die later werden omgevormd tot de Hezbollah: eveneens sji’itisch, maar veel religieuzer en met nauwe banden met de islamitische republiek in Iran.

Bergen

Of toch niet? Sji’ieten richten zich, althans als men werk maakt van zijn overtuigingen, op een marji’ al-taqlid, een rolmodel dat de gelovigen proberen in het dagelijks leven na te volgen. Je zou verwachten dat Hezbollah-leden zich zouden richten op de Iraanse hoogste leider Khamenei, maar Norton constateert dat dit niet waar is: de Iraakse grootayatollah al-Sistani en zijn onlangs overleden Libanese collega Fadlallah zijn vele malen populairder. De Hezbollah richt zich vooral in politiek opzicht op Iran, maar de leden gaan in religieus opzicht hun eigen gang.

Norton beschrijft hoe de Hezbollah, die aanvankelijk het door-en-door corrupte Libanese politieke systeem afwees, er na de burgeroorlogen toch voor koos deel te nemen aan de verkiezingen. Een andere paradox is dat de Hezbollah, die de strijd tegen Israël hoog in het vaandel heeft, dit conflict volgens wederzijds overeengekomen spelregels uitvecht, waarbij de vraag opkomt hoe serieus de strijd eigenlijk is. Beide partijen hebben belang bij onrust aan de grens: Israël omdat het alleen maar heeft te winnen als het de oplossing van het Palestijnse vraagstuk kan uitstellen, de Hezbollah omdat ze haar wapens dan kan behouden – en die kan gebruiken om haar eisen in Libanon kracht bij te zetten.

Dat de twee strijdende partijen boezemvijanden zijn, neemt overigens niet weg dat het conflict in elk geval in 2006 niet kleinschalig is gebleven. En dan wéér zo’n gekke paradox: Hassan Nasrallah, de leider van de Hezbollah die de Israëlische inval uitlokte, erkende later dat het een grote fout was geweest. Waar ter wereld vind je dat nog, een bestuurder die zijn vergissingen erkent?

Norton gaat ook in op het eigen karakter van de sji’a in Libanon. Hij geeft een beschrijving van ashura, de jaarlijkse herdenking van de dood van imam Hoesein in de slag bij Kerbala. Dat is, zoals ik zelf eens zag in Isfahan, een minder deprimerende plechtigheid dan je zou verwachten, en ook Norton vermeldt de ontspannen sfeer, al wijst hij ook op de rivaliteit tussen de Hezbollah en de Amal-beweging over de vraag wie de mooiste herdenkingen organiseert.

Tegelijk wijst Norton erop dat de herdenking zwaar is gepolitiseerd: deels door verbanden te leggen tussen de strijd bij Kerbala en tegen Israël, en deels doordat de Libanese sji’ieten de plechtigheid gebruiken om zich te manifesteren tegenover hun landgenoten. Terwijl in Iran de vaandels en spandoeken snel na de gebeurtenis worden weggehaald, laten de Libanese sji’ieten ze nog lang hangen. (Ik zag onlangs in Beiroet nog een Amal-affiche met de mededeling dat ashura een “liberal revolution” was, zeker drie weken na de eigenlijke herdenking.) Een ander verschil met het Iraanse ashura is dat de gelovigen in Libanon zó begaan zijn met het lijden van Hoesein, dat ze zich met scheermesjes bewerken. Norton wijst er overigens op dat dit omstreden is. Zo was grootayatollah Fadlallah er tegen, met het even praktische als onweerlegbare argument dat het de islam een slechte naam bezorgt, terwijl Nasrallah sarcastisch heeft opgemerkt dat mensen die hun bloed ergens voor willen geven, het beste naar de bloedbank kunnen gaan.

Kortom, Norton biedt een genuanceerd overzicht van een complexe beweging. Het moet me echter van het hart dat hij soms wat neigt naar apologetiek. Zeker, hij maakt ook wel verwijten aan de Hezbollah, maar hij legt er wel heel zwaar de nadruk op dat de beweging niet langer de terreurorganisatie is van weleer. Dat kan waar zijn, maar ik denk dat menige Libanees zich herinnert hoe de beweging nog in 2008 mobiliseerde tegen de legitieme regering en het land bracht aan de rand van een nieuwe burgeroorlog. Michael Young, wiens boek The Ghosts of Martyrs Square ik onlangs besprak, houdt het erop dat de Hezbollah vanaf dat moment elk moreel prestige – dat ze door haar strijd tegen Israël zeker genoot – heeft verspeeld. De meningen die de Libanezen hebben over de beweging, laat Norton opvallend onderbelicht.

Hij heeft mij daarom niet overtuigd, maar dat wil niet zeggen dat Hezbollah. A Short History een slecht boek zou zijn. Zeker als Norton erop wijst dat de organisatie veel heeft gedaan om het lot te verbeteren van de straatarme bevolking van zuidelijk Libanon – denk hier aan scholen, ziekenhuizen en andere sociale voorzieningen – slaagt hij in zijn doel: te bewijzen dat de Hezbollah meer is dan alleen een antizionistische strijdgroep. Al met al is het boekje dus wel degelijk de moeite waard.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.