"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Hier maak ik mijn stad

Vrijdag, 6 september, 2019

Geschreven door: Robin Robertson
Artikel door: Marnix Verplancke

Angstwekkend apocalyptische taalmaalstroom

De eerste zin:

“En daar verrees zij dan,
glinsterend als een staande golf –
de legendarische, dampende ravage, de nieuwe torens
die de blauwe lucht in staken,
het gerangschikte gelid van ivoor en goud, de schittering,
de bekoring van ingesloten licht
terwijl de wereld er op deze herfstochtend
uiterst traag
omheen draaide, in opperste verbazing.”

[Recensie] In 1955 besliste het stadsbestuur van Los Angeles dat de verpauperde volkswijk Bunker Hill klaar was voor renovatie. 7310 woningen, verspreid over 54 hectare, werden gesloopt en er kwamen dure flats en kantoorblokken voor in de plaats. Tegen deze achtergrond vertelt de Schotse dichter Robin Robertson het verhaal van Walker, de WO II-veteraan die er aan de slag gaat als journalist en een dagelijkse strijd voert tegen zijn demonen. Walker kampt immers met een serieus trauma. Dag en nacht raast de oorlog door zijn brein, en hoe sterker en scherper de geluiden, hoe heviger het flak-vuur en de lichtkogels hun tol eisen. Maar ergens anders kan hij niet heen. Hij keerde aanvankelijk terug naar het Nova Scotia waar hij opgroeide, maar diende er weer weg te vluchten, de eerste Walker in 170 jaar die zoiets deed, zoals zijn vader bij zijn afscheid zei. “We waren heel gelukkig,” schrijft hij zijn Annie, “En ik wil weer gelukkig zijn,” alleen slaagt hij er niet in.

Hier maak ik mijn stad prijkte vorig jaar op de shortlist van de Booker Prize, wat toch wel bijzonder is voor een boek dat in feite een lang gedicht is. De Booker is immers een romanprijs. Anderzijds is het wel een verhalend gedicht dat aansluit bij een duizenden jaren oude traditie waartoe Homerus en Vergilius, maar ook John Milton en Lord Byron behoren. Dus zo vreemd was dat nu ook weer niet. Belangrijker dan dit gekissebis over genres is echter de literaire kwaliteit van het boek. Hier maak ik mijn stad kruipt onder je huid. In een angstwekkend apocalyptische taalmaalstroom laat Robertson zijn Walker steeds vlugger zijn ondergang tegemoet gaan. Hij verdwaalt tussen de door ziekten vergeven paupers, zoekt soelaas in sloten Green River, “De whiskey waar je geen spijt van krijgt”, en wordt uiteindelijk gesloopt, samen met de oude stad, om plaats te maken voor anderen.

Geschiedenis Magazine

3 vragen aan Robin Robertson

Waarom schrijft een Schot uit Aberdeen een boek over het na-oorlogse Los Angeles?

Robertson: “Omdat de late jaren veertig en de vroege jaren vijftig de VS voor altijd hebben veranderd. Het land had de oorlog gewonnen, maar op hetzelfde moment stortte de American Dream in elkaar. Amerika had gebroken met zijn splendid isolation en kreeg daardoor te maken met angst voor het vreemde. Het hurkte neer in een hoekje, de armen over het hoofd gevouwen, en McCarthy speelde daar slim op in. Amerika maakte een ruk naar rechts, sociale programma’s werden afgebouwd omdat ze socialistisch zouden zijn en sociale woningbouw werd gesloopt. De uitzichtloze armoede en kansloosheid namen hand over hand toe. Hedendaagse Amerika worstelt daar nog steeds mee.”

Maar cultureel floreerde Amerika. Het was toch de glorieperiode van de Hollywood-film?

Robertson: “De befaamde Amerikaanse film noir – en dan heb ik het niet over Humphrey Bogart en Lauren Bacall, want die hebben niets met het genre te maken, maar wel over films van Robert Siodmak of Fred Zinneman – gaat in feite over stedelijke paranoia. Heel vaak werden die films gemaakt door Duitse joden die gevlucht waren voor de nazi’s. Hun filmkunst dreef op hun angst voor politieke repressie. Die sfeer wou ik ook in mijn boek oproepen.”

En u citeert ook vaak uit die films. Uw gedicht lijkt daardoor wel wat op The Waste Land van T.S. Eliot. Dacht u daar wel eens aan bij het schrijven?

Robertson: “Ik heb heel hard geprobeerd om Eliot te negeren (lacht). Wellicht heb ik het boek zo persoonlijk gemaakt om weg te raken van hem. Toen ik van Aberdeen verhuisde naar Londen voelde ik me een echte buitenstaander. Ik diende een groot deel van mijn taal en identiteit achter te laten om aanvaard te worden. Dat gevoel wou ik thematiseren, maar ik wou het niet over Londen hebben, dat lag te veel voor de hand. Ik reis al sinds mijn twintigste naar de VS en ik kende het verhaal van Bunker Hill. Dat moest het worden. Iedere plaats die in mijn boek voorkomt heb ik trouwens bezocht, uitgezonderd Bunker Hill, dat alleen nog op film bestaat. Film is de enige vorm van geschiedschrijving die in Amerika getolereerd wordt, denk ik wel eens. Meer dan 400 films heb ik bekeken en op basis ervan heb ik een kaart getekend van hoe het er ooit uitgezien moet hebben. Ik had Bunker Hill in mijn hoofd zitten toen ik het boek schreef.”

Eerder verschenen op Knack Focus