"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Hoveniers en tuinbazen

Maandag, 8 mei, 2023

Geschreven door: Lenneke Berkhout
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Het onderhoudt van kasteeltuinen door de eeuwen heen

[Recensie] Om de sfeer uit Hoveniers en tuinbazen, een cultuurgeschiedenis van het tuinieren door de eeuwen heen van historicus Lenneke Berkhout nog beter tot me te laten komen, bezocht ik afgelopen zondag kasteel Duivenvoorde, tussen Leiden en Den Haag. Het is een prachtig kasteel omringd door enkele hectare met schitterende kasteeltuinen. Iedereen kent wel dit soort kastelen en buitenhuizen, Nederland is er vele tientallen rijk. 

Gouden Eeuw
De meeste van deze kastelen en buitenverblijven zijn gebouwd aan het eind van de middeleeuwen of later tijdens de gouden eeuw. Ze zijn doorgaans niet meer bewoond en hebben nieuwe functies gekregen zoals hotel of conferentieoord, jeugdherberg of museum. Vroeger telde je als man van adel pas mee als je een mooi kasteel of buitenplaats had met dito tuin. De meeste kastelen zijn tegenwoordig opengesteld voor bezichtiging, of in ieder geval de tuinen ervan, maar bezoeken deed ik ze tot dusver niet. Ik ben een verfend wandelaar. Als je langs de Vecht, of in Gelderland of Overijssel loopt, kom je behoorlijk wat van deze complexen tegen. Maar het doel van zo’n dag is een afstand lopen, tijd voor bezoek heb ik dan niet.

Schimmelpenninck
Enthousiast geworden door de studie van Berkhout had ik zondag wel een bezoekersdoel. Duivenvoorde is een statig kasteel, het is eeuwen in bezit geweest van adellijke families, zoals de Van Wassenaers en de Schimmelpenninck van der Oyes. Families die sterk gelieerd waren aan de Oranjes, zo vertelt de tentoonstelling die er momenteel te bezichtigen is. In het kasteel, dat nu dienst doet als museum, ligt de focus op het adellijk verleden van de bewoners van destijds. Voor informatie over het pand zelf én de tuinen kun je beter het boek van Berkhout lezen. 

In Hoveniers en tuinbazen heeft Duivenvoorde een hoofdrol. In vijf hoofdstukken beschrijft Berkhout de levens van een aantal, wat de auteur ‘tuinbazen’ noemt, mannen die de verantwoordelijkheid hadden over de tuinen en landerijen die hoorden bij kastelen en buitenhoven. Tegenwoordig is het hip om leidinggevende weer baas te noemen en via computerspelletjes is het woord eindbaas populair geworden, er wordt meestal een eigenaar van een bedrijf mee bedoeld. Wie denkt dat Berkhout het woord ‘tuinbaas’ speciaal voor het boek bedacht, heeft het mis. Ze vertelt dat het begrip stamt uit de negentiende eeuw en duidt op een hovenier die op een buitenplaats verantwoordelijk is voor het beheer van een grote tuin en het tuinpersoneel aanstuurt. Een grote verantwoordelijkheid, zo leren we uit het boek. Vaak stonden deze zeer deskundige tuinmannen aan het hoofd van een uitgebreid team van handwerkslieden die elk een eigen taak op het landgoed hadden. De tuinbazen stuurden hen aan, hielden het overzicht, kochten planten en plantenzaden in van over de hele wereld en zorgden dat de tuinen er altijd piek-fijn uitzagen. De buitenverblijven waren niet altijd bewoond, maar als de kasteelheer en zijn gevolg mogelijk onverwacht op bezoek kwam, moesten de tuinen er natuurlijk keurig bij liggen. De Nederlandse tuinbazen hadden een uitstekende reputatie, zo vertelt Berkhout, ook internationaal. Vaak huurden buitenlandse vorsten ‘onze’ tuinbazen in. Zo werd de Leidse bloemist Adrianus Stekhoven (1705-1782) aangesteld als hoofd hovenier voor de Habsburgse Keizer Frans 1 in Wenen.

Pf
Kasteel Duivenvoorde

Landschapsarchitect
De tuinbazen op Duivenvoorde werden in de negentiende en twintigste eeuw lange tijd geleverd door de familie Gussekloo. De eerste Gussekloo op Duivenvoorde was Willem, geboren in 1796. Vanaf 1841 werkte hij op het landgoed als hoofd hovenier, zijn zonen hielpen mee. Het was in de periode dat de eigenaren van Duivenvoorde afscheid namen van de oude geometrische vormen van de tuinen. De toenmalige kasteelheer huurde landschapsarchitect J.D. Zocher jr. (1791–1870) en deze veranderde de tuinen “in een modieus landschappelijk park”, aldus Berkhout. De basis van de huidige vorm van het park is destijds gelegd. Als je nu door de tuinen loopt en de enorme bomen ziet, zijn het de bomen die door de Gussenkloo’s destijds zijn gepland: een mooie gedachte. Willem overleed in 1847,enkele jaren daarna overleed ook zijn oudste zoon Gerrit. De andere zoon, Dirk, was nog te jong om zijn vader op te volgen. Dat gebeurde twintig jaar later, toen hij voldoende had geleerd. Dirk op zijn beurt werd in 1909 opgevolgd door een van zijn zonen, Willem Gerard. Ook een van diens zonen werkte in de groenvoorziening, maar niet meer op Duivenvoorde, dat was inmiddels weer verkocht en niet meer in handen van een familie. Het onderhoud van kasteel en tuinen was in de 20ste eeuw niet meer vol te houden door één familie.

Symmetrie
Interessant is te lezen hoe de opvattingen over de inrichting en onderhoud van tuinen zich door de eeuwen heen ontwikkelden. Vanaf de 16de eeuw is symmetrie de basis voor tuininrichting. Tuinen hadden in dit tijdvlak strakke geometrische vormen. Vanaf de Verlichting en Romantiek komt er interesse in de oorspronkelijke, woeste natuur. De symmetrie wordt verlaten, paden mogen kronkelen, vijvers hoeven niet egaal of rond te zijn, maar mogen verschillende vormen en groottes hebben. Vanaf de 20ste eeuw zie je weer een verzakelijking, tuinen moesten toen vooral praktisch en gemakkelijk in onderhoud zijn. Het mocht allemaal niet  te veel kosten. Een paar keer maaien en klaar, dan is gras gemakkelijker dan allerlei bloemen en struiken, die je moet snoeien. Tegenwoordig is er de roep om de natuur vooral met rust te laten. Niet maaien dus, en zeker niet in mei wanneer alles in bloei staat, ook het gras en bloemen, dat is beter voor insecten en vogels.

Hoe ligt Duivenvoorde er tegenwoordig bij? Volgens Berkhout werd in de 19de eeuw enorm geïnvesteerd in variatie van bomen en andere soorten. Dat zie je nu minder terug. Ik kwam veel eikensoorten en gewone dennen tegen, van de mooie tulpenboom had ik nog nooit gehoord. Toch zie je dat er minder geld is om een heel gevarieerde tuin neer te zetten en te onderhouden. Het is vooral gras en bomen. Het aantal verschillende soorten bloemen en struiken is beperkt. Wel zijn er diverse grasperken ingezaaid met veldbloemen, ook hier is het devies dat de natuur zijn gang mag gaan. De vele ganzen en meerkoeten – ik telde acht meerkoeten nesten in de grachten rond het kasteel – zijn het er mee eens. Ongestoord waren ze er aan het foerageren.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Lenneke Berkhout is woensdag 10 mei een van de gasten bij Bazarow.LIVE. Ze praat dan over haar boek Hoveniers en tuinbazen. Kijk hier voor meer informatie.