"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

How Democracies Die

Dinsdag, 24 december, 2019

Geschreven door: Steven Levitsky, Daniel Ziblatt
Artikel door: Richard Kroes

Verplichte kost voor elke democraat

[Recensie] Zo af en toe – zeker als je nauwelijks de krant leest – kan het geen kwaad een beetje op de hoogte te zijn van wat er zoal speelt in de wereld. Een tijd geleden hoorde ik iemand op een praatprogramma op de televisie een boek aanraden met de titel van dit stuk, geschreven door Harvard-professoren Steven Levitsky en Daniel Ziblatt. Ik trof het van de week aan in een stationsboekhandel en las het in één ruk uit.

Ik tegenstelling tot wat de titel suggereert, gaat het boek eigenlijk niet over hoe democratieën sneuvelen, maar probeert het een duiding, beschrijving, verklaring en oplossing te vinden voor de opkomst van Donald Trump in het bijzonder en het rap afzakken van de Amerikaanse democratie in het algemeen. Het gaat dus vooral over de Amerikaanse situatie, maar het gebruikt wel enorm veel vergelijkingsmateriaal over andere democratieën die ooit te gronde gingen, van de Weimarrepubliek via Castro, McCarthy en Pinochet, tot Chavez, Fujimori, Orban en Kaczynski.

Het boek leest als een detective en biedt informatie die je misschien ooit wel eens in de krant bent tegengekomen, maar die je nooit in het verband hebt gezien dat de auteurs eraan geven.

Zo biedt het, bijna in een soort doe-het-zelf-stijl, een korte en bondige checklist aan die kan helpen bij het beantwoorden van de vraag in hoeverre we te maken hebben met een autoritaire leider. Dat kan aan de hand van vier criteria: verwerpt een politicus de democratische spelregels (of heeft hij daar niet zoveel mee), ontkent-ie de legitimiteit van zijn opponenten, tolereert-ie geweld (of moedigt-ie het aan) en is-ie bereid om de burgerlijke vrijheden van opponenten in te perken?

Schrijven Magazine

Daarnaast levert het boek, en je zou het hier ook als een handleiding kunnen lezen, een drie-stappen-plan via welke je in een democratisch systeem een autocratie kunt vestigen: het overnemen van wat Levitsky en Ziblatt ‘de scheidsrechters’ noemen: rechtbanken, de belastingdienst en de inlichtingendienst bijvoorbeeld; het ‘kaltstellen’ van de belangrijkste spelers, mediapersoonlijkheden, geldschieters en opinieleiders bijvoorbeeld en het veranderen van de regels, jezelf een derde termijn gunnen in een land waar er maar twee zijn toegestaan, bijvoorbeeld.

De auteurs laten goed zien dat een weldoordacht stelsel van door-en-door democratische regels en bepalingen geen garantie zijn voor een levensvatbare democratie, zoals de schrijvers van de grondwet van de Verenigde Staten nog wel dachten. Veel democratieën zijn zelfs op volledig legale wijze aan hun eind gekomen.

Een democratie wordt beschermd door een set ongeschreven regels voor het gedrag van politici en instituties, aldus de auteurs. Daarvan vormen er twee de hoofdmoot: wederzijde tolerantie, waarmee de auteurs bedoelen dat politieke opponenten elkaar – hoezeer ze het onderling ook oneens zijn – blijven zien als legitieme vertegenwoordigers van een legitieme mening, en institutionele terughoudendheid. Dat laatste komt erop neer dat in een democratie de macht van bepaalde instituties niet altijd ten volle wordt gebruikt om de opponent tegen te werken. Het nogal ver doorgedrukte ‘impeachment‘-onderzoek naar president Clinton en het toenemende gebruik van de ‘filibuster‘ in het Amerikaanse congres zijn voorbeelden van zo’n gebrek aan institutionele terughoudendheid.

Het zijn die ‘zachte vangrails’ – zoals de auteur ze noemen – die een democratie levensvatbaar houden en – op zichzelf niet illegale – inbreuken op die ongeschreven regels zouden al alle alarmbellen moeten laten afgaan, nog voordat de ‘Lügenpresse’ wordt gemuilkorfd.

Je bent er niet met één autoritaire gek: daar zijn ontwikkelingen op partijpolitiek, nationaal en maatschappelijk niveau voor nodig. Levitsky en Ziblatt bieden voor de Verenigde Staten een verhaal dat me alleszins overtuigend leek. Het begint bij het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog, als slaven vrij worden en de overwegend Republikeinse Yankees de overwegend Democratische zuiderlingen weer bij de les proberen te krijgen in een proces dat the Reconstruction wordt genoemd.

Dat mislukt maar uiteindelijk wordt een werkbaar compromis gevormd waarbij de Republikeinen toestaan dat de Democraten de macht in het zuiden houden en niet moeilijk zullen doen over de rassenscheiding aldaar, incluis de vergaande maatregelen om zwarten op legale wijze van hun kiesrecht te beroven, in ruil voor de Democratische medewerking aan het verdere functioneren van de VS. Een fatale weeffout aldus Levitsky en Ziblatt, hoewel ook zij lijken te beseffen dat dat destijds het maximaal haalbare was.

Daar komt in de jaren zestig verandering in met de opkomst van de Civil Rights beweging. De emancipatie van de zwarte bevolking begint nu eindelijk vorm te krijgen en dat heeft eigenaardige consequenties voor de partijpolitiek. Democraten en Republikeinen wisselen stuivertje: de Democraten worden in toenemende mate een rijkgeschakeerde partij die een breed scala aan kiezers vertegenwoordigt, waaronder eigenlijk elke denkbare minderheid. De Republikeinen daarentegen worden steeds meer de partij van de conservatieve, blanke christenen. Zelfs geografisch wisselen de partijen min of meer van plek.

Levitsky en Ziblatt laten vervolgens zien dat in de jaren ’70 en ’80 de immigratie vooral Latino’s en Aziaten naar de VS bracht, minderheden die eveneens profiteerden van de emancipatie van de zwarte bevolking en zo hun plaats in de maatschappij konden opeisen. De klap valt op bladzijde 170 van het boek: in 2044 – dat is als mijn zoon zesentwintig wordt – zal een meerderheid van de Amerikaanse bevolking uit niet-blanken bestaan.

Dat kan leiden tot ‘statusangst’, een fenomeen dat al in 1964 door een historicus werd beschreven, die meende dat wanneer een groep zich in zijn sociale status, identiteit en gevoel van saamhorigheid bedreigd voelt, die existentiële angst kan leiden tot een vorm van politiek bedrijven die ‘oververhit, paranoïde, te agressief, hoogdravend en apocalyptisch’ is. Levitsky en Ziblatt typeren de blanke, christelijke conservatief als ‘vreemdelingen in hun eigen land’, dat is althans het gevoel dat een deel van dat electoraat sterk lijkt te hebben.

Die vorm van snoeiharde politiek bedrijven zien de auteurs ontstaan in 1978 met het optreden van de Republikein Newt Gingrich, die politiek als eerste aanpakte als een vorm van oorlogvoering, en daar ook in die bewoordingen over sprak. Hij kreeg een groep jonge Republikeinen achter zich en zo veranderde de stijl van zijn partij langzaam in de richting van wat in 1964 al werd beschreven als het gevolg van ‘statusangst’. Conservatieve media hielpen daar meer dan een handje bij, vooral door dissidente Republikeinen bij de les te houden.

Uiteindelijk werden de Republikeinen een partij die nauwelijks compromissen meer sloot en alle middelen inzette om zijn doel te bereiken, ongeacht of dat – institutionele terughoudendheid! – in verhouding stond tot het doel. Daarbij worden ook instrumenten als ‘gerrymandering’ en strikte ID-regels voor stemmers ingezet: trucs die dankzij de specifieke stemverdeling tussen Republikeinen en Democraten goed kunnen worden ingezet ten voordele van de Republikeinen.

Gerrymandering is kiesdistricten zó indelen dat stemmen van de tegenpartij nutteloos wegvallen. Dat werkt ongeveer als een tennismatch, waarbij gewonnen games wegvallen in een set. Zie bijvoorbeeld de uitslag 0-6, 0-6, 6-4, 6-4, 6-4: de winnaar heeft 18 games gewonnen, de verliezer 24. Bij gerrymandering probeer je zo’n zelfde uitslag te krijgen: door districten te maken met een oververtegenwoordiging van stemmers op de tegenpartij (de sets met een 0-6 uitslag) en districten waar stemmers op je eigen partij een meerderheid vormen die nét groot genoeg is (de sets met een 6-4 uitslag). In het eerste type district vallen alle stemmen op de tegenpartij boven de 50% weg en in het tweede type district vallen álle tegenpartijstemmen weg.

Volgens Levitsky en Ziblatt is het mogelijk om via gerrymandering een onbeperkte Republikeinse meerderheid te organiseren en dat heeft te maken met de geografische verdeling van stemmers op beide partijen, die voor Republikeinen gunstiger uitvalt dan voor Democraten, waar het het manipuleren van kiesdistricten betreft. Het is legaal en het wordt bovendien in een aantal staten al gedaan.

Strikte ID-regels voor stemmers is een instrument waarbij uitsluitend stemmers van de verkiezingen worden uitgesloten die arm of zwart zijn of beide. In alle gevallen zijn democratische stemmers de klos. Het is legaal en bovendien in een aantal staten al ingevoerd.

Van de weeromstuit gingen de Democraten dezelfde kant op: wie oorlog wilde, kon oorlog krijgen en zo zijn we beland in de situatie van nu, waarbij de Amerikaanse overheid regelmatig vastloopt en zijn salarissen niet meer kan uitbetalen, terwijl de twee politieke partijen zich alleen nog maar bezig houden met het na de verkiezingen prompt impeachen van de gekozen president. Ik weet niet hoe het andere lezers zal vergaan, maar ik kreeg de indruk dat het allemaal veel erger was dan ik meende te weten en vooral: véél wijdverbreider.

De auteurs weten heel goed uit te leggen wat autocratische politici drijft en waarom. Vooral het relaas van Fujimori – die helemaal geen president worden wilde – is in dat verband verhelderend. Ze weten ook goed uit te leggen waarom dergelijke succesvolle politici meestal populisten zijn: omdat die er beter in slagen het bij de bevolking levende ongenoegen aan te voelen en aan te boren.

Wat ik in het boek miste, was een studie naar waar dat ongenoegen dan vandaan komt of hoe het ontstaat. Dat is natuurlijk een ander onderwerp, maar toch: de vraag dringt zich in het boek steeds dringender aan de lezer op. Verder dan de theorie over ‘statusangst’ komt het niet, en dat is een hypothese die alleen op de VS van toepassing lijkt te zijn.

De auteurs bieden niet direct een oplossing, maar wel een onderbouwde wijze van aanpak: het isoleren van autoritaire politici en hun bewegingen blijkt consequent uitstekend te werken. Deze aanpak heeft wel één nadeel: politieke partijen en hun leiders moeten bereid zijn om zo nodig samen te werken met concurrerende partijen waar ze ideologisch diametraal tegenover staan. Niet alle politici hebben de sterke schouders die die weelde kunnen dragen en dat verklaart waarom er iedere keer weer discussie ontstaat over zin en nut van een cordon sanitaire en waarom de gok van Von Papen nog regelmatig wordt herhaald, met vaak desastreuze gevolgen.

Dit is een buitengewoon nuttig boek, ondanks de sterke focus op de Amerikaanse situatie op dit moment. Het zou me een lief ding waard zijn als iemand er een bewerking van wist te maken voor Nederland en het geschikt maakte om in te zetten als verplichte literatuur bij maatschappijleer.

Eerder verschenen op Apoftegma