"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Iconen

Dinsdag, 28 maart, 2023

Geschreven door: Erik Vlaminck
Artikel door: Jan Stoel

Is dit echt waar? Ja!

[Recensie] In 1969 verscheen Recht op antwoord van de Vlaamse schrijver/journalist Roger Van de Velde. Het is een aangrijpende aanklacht tegen het Belgische rechtssysteem, de psychiatrie, de censuur en tegen wat Van de Velde zelf was aangedaan. Van de Velde was verslaafd aan palfium en werd op basis van een oppervlakkig onderzoek van vijfentwintig minuten door een psychiater geestesgestoord/ontoerekeningsvatbaar verklaard. Hij kwam vervolgens in allerlei ‘penitentiaire vergeetputten’ terecht. Nergens wordt hij behandeld of krijgt hij begeleiding. Het pamflet diende om hardnekkige wantoestanden aan de kaak te stellen.

De herinnering aan Van de Velde kwam boven tijdens het lezen van Iconen, de nieuwste roman van Erik Vlaminck (1954). Dit verhaal speelt tussen 31 augustus 1975 en 4 maart 1976 en beschrijft de wantoestanden in een psychiatrische instelling van de Broeders van Liefde. Vlaminck werkte zelf in zo’n instelling, in Mortsel. Ook Roger Van de Velde zat er in de psychiatrische afdeling, zij het in 1965, Wat zich in die instelling afspeelde, de feiten, zijn de basis voor het verhaal van Vlaminck. Maar het is wel een roman, dus dat betekent dat er sprake is van fictie. Zelf schrijft Vlaminck: “Helaas overtreft de realiteit vaak de fictie.”

Aanklacht
Vlaminck observeert vlijmscherp, fileert de onkunde van ‘de (religieuze) machthebbers’, hun machinaties, de zucht naar gewin en macht, de frauduleuze praktijken, het gebrek aan toezicht en de onmacht van medewerkers om iets fundamenteels te veranderen. En dat allemaal over de ruggen van psychiatrische patiënten en hun families, die in veel gevallen hun zoons hadden ‘opgeborgen.’ Je bent verbijsterd als je het leest. Het is mensonterend hoe de patiënten behandeld werden. Is dit echt waar? Ja! Vlamincks roman zorgt er met deze roman voor dat deze periode niet vergeten wordt. En evenals Recht op antwoord is Iconen een aanklacht en houdt het ons een spiegel voor: hoe gaan wij nu met kwetsbare mensen om? Dit verhaal gaat ergens over.

Monoloog
Het verhaal wordt in de ik-vorm verteld door broeder Medard. Wekelijks gaat hij op bezoek bij zijn dementerende moeder en in monoloogvorm praat hij met haar, er komt meestal geen antwoord. Daardoor ontstaat er ook geen discussie en durft Medard echt alles te vertellen. Hij heeft nooit ‘een roeping’ gehad en is ingetreden omdat “het de enige manier was waarop ik alsnog een man kon worden die er in uw ogen toe deed, een man naar wie de mensen opkijken.” Hij wilde eigenlijk priester worden vanwege de “imponerende macht” die ervan uitging. “Het streelt mijn ijdelheid wanneer ik met eerwaarde wordt aangesproken. Iedereen heeft kleine kantjes.” Zo’n tweede vileine zinnetje is typisch Vlaminck.

Kookboeken Nieuws

Medard is verantwoordelijk voor de administratie en de boekhouding in de instelling. Aanvankelijk lijkt hij ontvankelijk voor de kritiek die leken hebben op de regels in het instituut. Hij zorgt er bijvoorbeeld voor dat de patiënten fatsoenlijke kleren krijgen. Maar dan komt de echte Medard naar voren. Hij heeft belang bij de misstanden in de instelling, verdient er goed aan, houdt controle. Vlaminck toont ook hoe Medard zo geworden is. Het zijn de gezinssituatie en de omstandigheden die hem gevormd hebben. De broeder heeft ook een zwakte en die heeft alles te maken met het appartement dat hij in de stad gekocht heeft: “Het is mijn kluis, mijn vluchtheuvel.”

Ontmenselijking
Het is onvoorstelbaar wat er aan misstanden in de instelling heerst. Er is geen enkel plan van aanpak, geen begeleiding, de patiënten liggen op de grond, hebben doorligwonden. Er is een overste die niet optreedt en uiteindelijk alleen maar hogerop in de religieuze orde wil komen en dus ook een belang heeft. De patiënten worden als beesten behandeld. Men een waterslang worden de patiënten schoon gespoten. Voor het stelen van het overzicht van televisieprogramma’s wordt een patiënt in de isolatiecel geplaatst en aan handen en voeten gefixeerd. Hij bijt een stuk van zijn tong af. Er zijn allerlei handeltjes. De psychiater wordt benaderd om een revolutionair medicijn tegen hallucinogene wanen te testen. Men heeft zestig proefpersonen nodig. Die komen er, zonder te kijken naar mogelijke gevolgen. De betreffende mannen zijn gecolloqueerd: er moet niets gevraagd worden aan hen of de familie. Ondertussen gaat psychiater Block met zijn madame op kosten van de pillenfabriek naar Zwitserland. Dan meldt Albert Vercammen zich. Hij maakt zich zorgen om zijn broer Raf, bij wie alle tanden zijn uitgetrokken omdat hij een patiënt in het oor zou hebben gebeten. Natuurlijk moest de rekening voor de behandeling worden betaald. Trouwens alles is er op gericht om zoveel mogelijk geld te verdienen aan de patiënten: een heus verdienmodel. Zelfs aan de doden wordt verdiend. Het wordt nog erger… Vlaminck schrijft toe naar een bizarre ontknoping.

Licht van toon
Hoewel het een zwaar onderwerp betreft, is het verhaal licht van toon en doorspekt van (zwarte) humor. Vlaminck weet de juiste balans te vinden. Hij laat je genieten van taal. “Onze broeder overste die […] zijn valiezen pakt om zijn carrière in een ander instituut van onze congregatie naar nog grotere hoogte stuwen.” Je ziet het voor je. De auteur gebruikt woorden die passen in de tijd waarin het verhaal speelt: geperimeerde conserven (vervallen groenten), gepolykopieerd (een oud woord voor kopiëren); een mannenonderbroek noemt hij een ‘klepzeiker’ en een vrouwenonderbroek een ‘foefzeil’. Hij zet meesterlijk personages neer. Bijvoorbeeld dokter Block: “een omhooggevallen creatuur dat blatend naast zijn schoenen loopt” en reserveofficier in het Belgische leger is: luitenant-kolonel. “Opdat iedereen dat zou weten verschijnt hij op geregeld tijdstippen in militair uniform in de kliniek. Op een keer heb ik hem door de gangen zien paraderen met een sabel aan zijn koppelriem. Alsof hij op weg was naar een gekostumeerd bal!””

Iconen is een boek vol engagement. Vlaminck kiest voor de kwetsbaren en speelt er onder eigen naam ook zelf (als een van de medewerkers van de instelling) een rol in. De titel is gelaagd. Medard koopt iconen van het geld dat hij over de ruggen van de patiënten verdient en bergt ze op in een kluis. Alleen hijzelf kan ze zien. Maar de echte iconen zijn toch de portretten die Vlaminck schildert van de patiënten en die wij dus nu wel kunnen zien. Kijk eens naar de cover: een ‘icoon’ van een muur met daarop de woorden ‘help’ en ‘bird’. Dat laatste als een verwijzing naar de vrijheid?

Iconen is een verhaal over incompetentie, over het blinde geloof in religieuzen, over institutionele misstanden en corruptie. Vlaminck laat zien wat niet gezien mocht worden. Het maakt het boek actueel. Dan klinkt motto van de Broeders van Liefde wel wrang: Deus est caritas (God is liefdadigheid). Lees en blijf verbluft achter.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Boeken van deze Auteur: