"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Identiteit

Zondag, 1 januari, 2017

Geschreven door: Paul Verhaeghe
Artikel door: Ger Groot

We zijn veel meer dan een individu

In twee delen bespreekt Ger Groot het werk van de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe. Deze keer: Identiteit

[Recensie] Of het hoffelijkheidsinitiatief dat de Amsterdamse wethouder Andrée van Es in 2012 lanceerde veel heeft uitgehaald, weet ik niet. Burgers zouden hun dagelijkse botheid en korte lontje moeten overwinnen om in het openbare leven opnieuw de wellevendheid te tonen die ooit normaal was, zo verklaarde zij. Dat is een mooie gedachte, maar veel verschil lijkt ze tot nu toe niet te hebben gemaakt. Erg vriendelijk gaat het er in de publieke ruimte nog altijd niet aan toe.

Dat is misschien niet verwonderlijk. Ingesleten gewoonten verander je niet in een handomdraai, vooral niet wanneer je je daarbij alleen op de deugdzaamheid van de burger richt. Verondersteld wordt dan dat er in zijn mentaliteit iets mis is dat moet worden bijgesteld; maak hem dat duidelijk en hij zal opnieuw tot betere inzichten komen. Zo’n moralistische aanpak werkt niet meer.

Waarom niet? Omdat de samenleving tegelijk een heel andere boodschap uitstraalt, zo betoogt de Vlaamse psychoanalyticus Paul Verhaeghe, hoogleraar psychodiagnostiek aan de Universiteit van Gent, in zijn boek Identiteit. Daarin laat hij zien hoe burgers voornamelijk op het hart gedrukt krijgen berekenende egoïsten te zijn. Zo zijn zij immers de succesvolste spelers in een maatschappij die zichzelf meer en meer als een markt is gaan opvatten en organiseren. Wedijver, het pakken van geboden kansen en nastreven van welbegrepen eigenbelang staan daarin centraal. Met hoffelijkheid kom je niet ver.

Hereditas Nexus

In Identiteit doet Verhaeghe een felle aanval op de waarden die de samenleving de afgelopen decennia opgedrongen heeft gekregen. Dat is niet voor het eerst. In zijn succesvolle boek Liefde in tijden van eenzaamheid liet hij al zien hoe het toegenomen individualisme de verhouding tussen mannen en vrouwen heeft bevrijd, maar ook veel complexer en moeizamer gemaakt. In Het einde van de psychotherapie betoogde hij dat de huidige tendens alle psychische problemen terug te voeren op een slecht functionerend brein, met psychofarmaca te genezen, de ogen sluit voor de wijze waarop de samenleving mensen ziek maakt. Zijn pamflet De neoliberale waanzin: flexibel, efficiënt en … gestoord liet er weinig twijfel over bestaan welke ideologie hij voor dit alles verantwoordelijk houdt.

Kop van jut

Het neoliberalisme is ook in dit nieuwe boek Verhaeghes voornaamste en zelfs vrijwel enige kop van jut. Nergens omschrijft hij precies wat hij daaronder verstaat. Maar in zijn voorbeelden tekent zich wel een consistent beeld af van een maatschappijvisie waarin – naar de beruchte woorden van Margaret Thatcher – die maatschappij helemaal niet bestaat. Er zijn alleen afzonderlijke mannen en vrouwen, aldus Thatcher. En die zoeken voor zichzelf het beste tegen de laagst mogelijke kosten en inspanning. Dat leidt vanzelf tot de beste aller samenlevingen, zo heeft de Nederlands-Engelse arts Bernard Mandeville in het begin van de 18e eeuw al betoogd. En het is ook conform de orde van de natuur, zo leerde Darwin anderhalve eeuw later.

Op dat laatste punt valt Verhaeghe de neoliberale ideologie krachtig aan. Niet in de eerste plaats omdat je vanuit de biologie niet zomaar een menselijke moraal kunt afleiden (we richten onze samenleving tenslotte ook niet in naar de mores van wolven of termieten). Maar omdat dit politiek-morele gebruik van Darwin zelf misleidend is. De natuur is zeker niet alleen een gewelddadige strijd om overleving, een oorlog van allen tegen allen. Ze vertoont ook talloze voorbeelden van altruïsme en samenwerking, zo betoogt hij met de primatoloog Frans de Waal als kroongetuige. Wie van de natuur alleen wil overnemen wat hem goed uitkomt, bedrijft misleidende ideologie.

Aristoteles

Ook de mensopvatting van het neoliberalisme plaveit volgens Verhaeghe de weg naar onheil. Dat de mens allereerst een individu zou zijn, en hoogstens vervolgens pas een sociaal wezen (op voorwaarde dat hem dat goed uitkomt), is eenvoudigweg niet waar. Al tweeënhalf millennium geleden constateerde Aristoteles het tegendeel en alle menswetenschappen hebben hem sindsdien gelijk gegeven. Pas aan het begin van de moderne tijd begonnen denkers als Locke en Hume voorzichtig iets anders te beweren dan wat Aristoteles had gedaan. Dat was begrijpelijk gezien de omstandigheden waarin ze leefden, maar inmiddels heeft het individualisme zich ontwikkeld tot een dogma dat iedere maatschappelijkheid botweg ontkent.

Fraai laat Verhaeghe zien hoe de theorie van het maatschappelijk contract, die in de tijd van Locke en Hume ontstond, nu haar tol begint te eisen. Als mensen allereerst individuen zijn en niet (zoals daarvoor werd gedacht) sociale wezens die van nature in een gemeenschap zijn ingebed, dan moet er iets zijn dat hen alsnog samenbrengt, zo constateerden de vroeg-liberale denkers. Kennelijk ligt aan de basis van iedere samenleving een ‘contract’ waarin éénlingen zich ertoe verplichten voortaan samen te leven volgens bepaalde regels.

Zo plausibel als dat klinkt, zo dreigend is het gevaar dat die regels elke natuurlijke sociale deugd (trouw, solidariteit, compassie) gaan overvleugelen. Terwijl het klassieke liberalisme nog oog had voor de ‘morele sentimenten’ in een mens, heeft het neo-liberalisme alle kaarten gezet op de juridische vorm van het contract. Het hele leven is inmiddels van ‘contracten’ vergeven, zo constateert Verhaeghe. Van school tot gevangenis, van bedrijf tot ziekenhuis: overal worden de plichten en rechten van mensen vastgelegd in formele overeenkomsten.

Maar wie iets doet uit plicht en niet uit deugd, zal ‘moraal’ al snel opvatten als het volgen van regeltjes. En dus in de verleiding komen de randen daarvan op te zoeken. Met als gevolg dat er nog gedetailleerder regels bijkomen. Zo heeft het neoliberale verlangen naar deregulering juist tot een explosie van voorschriften en controlemechanismen geleid. Geen bedrijf doet het inmiddels meer zonder functioneringsgesprekken waarin de werknemer wordt afgerekend op wat zijn contract bepaalt – en wee hem als hij daaraan niet voldoet.

En dus ligt bedrog op de loer, aldus Verhaeghe. De recente fraudeschandalen in het wetenschapsbedrijf liggen nog vers in het geheugen. Maar ook elders worden statistieken creatief vervalst, rapporten vervuild met ondoordringbare ‘newspeak’, organisaties gehuld in betekenisloze managers-taal. Verhaeghe trekt die conclusie niet, maar verwonderlijk mag zoiets niet heten. Wie in het maatschappelijk leven (en zelfs in de menselijke constitutie) elke morele notie elimineert, zal die op den duur vanzelf zien afsterven. Want wat wij zijn komt nu eenmaal tot stand in wisselwerking met onze omgeving. Wie een zieke samenleving schept, zal ook zieke individuen overhouden.

Ziekmakende samenleving

Daarmee is Verhaeghe aangeland op zijn eigen vakgebied, de psychiatrie. Fel trekt hij van leer tegen de huidige tendens psychologische problemen uitsluitend als individuele, liefst neurofysiologische stoornissen op te vatten. Daarmee voegt de psychologie zich volgens hem willig naar de neoliberale dogmatiek, die van een samenleving niet meer weten wil. Laat staan van een ziekmakende samenleving, waarin het geen wonder is dat mensen almaar gestoorder raken.

Identiteit is een woedend boek, waarin Verhaeghe zijn observaties niettemin zo wetenschappelijk mogelijk tracht te verantwoorden. In Vlaanderen heeft het (net als sommige van zijn eerdere boeken) tot heftige polemieken geleid. Dat is niet verwonderlijk, want Verhaeghe schrijft eerder als pamflettist dan als academicus en hij laat in zijn vertoog weinig schenen onbeschopt. En wanneer het op zijn alternatief aankomt, komt ook hij niet veel verder dan een oproep tot herstel van humane waarden en sociale deugden. Daar heeft hij ongetwijfeld gelijk in, maar na het geweld van zijn aanklacht klinkt dat even machteloos als de roep om hoffelijkheid van Renée van Es.

Het is dan ook geen geringe opdracht het verval te keren waarin het ooit zo bevrijdende liberalisme is ontaard. “Neoliberaal zijn we intussen allemaal,” zo verklaarde Verhaeghe in een interview. En inderdaad: wie vaststelt dat de mens níet in de eerste plaats een individu is, wordt in elke politieke omgeving vandaag de dag glazig aangekeken. Er is een boek als Identiteit voor nodig om te begrijpen waarom die glazigheid ons zo diep zou moeten verontrusten.

Eerder verschenen in NRC Handelsblad

Lees ook het interview van Marnix Verplancke met Paul Verhaeghe

En hier staat het tweede artikel van Ger Groot over Verhaeghe, over het boek Autoriteit