"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ik ben er niet

Dinsdag, 26 januari, 2021

Geschreven door: Lize Spit
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Oververhit. Over wanen en psychosen

[Column] We leven in bijzondere tijden. Tijden waarin wat we altijd voor waar hielden, zoals inzichten uit de wetenschap, steeds vaker wordt betwist. Dat kan om redenen van macht en geldelijk gewin gebeuren, zoals Joe Biden, de nieuwe president van de Verenigde Staten, afgelopen dinsdag in zijn inauguratiespeech zei. Maar niet alleen daarom. Dat aanvallen van de waarheid gebeurt ook met de beste bedoelingen van de wereld omdat mensen elkaar, de politiek, de wetenschap, etc. niet langer vertrouwen. Er is tegenwoordig zoveel informatie en desinformatie voorhanden dat mensen snel hun eigen waarheden ontwerpen. Daarbij zijn steeds minder mensen lid van een gemeenschap, zoals kerk, vakbonden en vereniging, waardoor het corrigerende vermogen uit een groep voor veel mensen ontbreekt. En dan zitten steeds meer mensen alleen thuis, zeker nu de met het opgelegde regels door de corona…

Ik kan me niet herinneren dat er eerder zoveel complottheorieën tegelijk bestonden over zoveel verschillende zaken. Op twitter was er zelfs afgelopen maanden een verkiezing van de grootste complotdenker van 2020. Willem Engel van Viruswaarheid, voorheen Viruswaanzin, won met afstand. Alle zogenaamde redelijke mensen vermaakten zich met de verkiezing, lachen om al die wappies.

Hoe gaat dat, hoe kunnen mensen die eerst redelijk functioneren en redelijk redeneren langzaamaan denkbeelden omarmen waar je niet bij kunt? Hoe kan het dat er mensen zijn die denken dat je laten inenten tegen het virus betekent dat je een chip ingespoten krijgt en dat daarmee je een willoze robot wordt? Die daarom nu achter elke verpleegkundige of arts een handlanger van de machtigen der aarde zien die ons willen onderdrukken? Vroeger dachten mensen dat ze Napoleon of Jezus waren, nu denken mensen dat Mark Rutte en de Koning kinderbloed drinken. En het gaat niet om een eenzame zonderling, nee het zijn honderden mensen die met dergelijke ideeën rondlopen, een heel Museumplein vol.

Twee weken geleden schreef Karl van Heister in de rubriek Waarom lezen? in Bazarow Magazine dat literatuur de vakliteratuur van het leven is. Hij heeft volkomen gelijk. Ik lees momenteel Ik ben er niet, de nieuwe roman van Lize Spit. Het verhaal is kort samen te vatten. Simon en de vertellende ik-persoon Leo wonen samen in Brussel. Hij is grafisch ontwerper, zij is schrijver en werkt omdat ze nog geen betaalde schrijfklussen heeft in een kledingwinkel voor zwangere dames. Ze hebben allebei de nodige klappen gehad in hun jeugd en zitten met onverwerkte trauma’s, beiden verloren ze al vroeg hun moeder, beiden hebben ze een vader die zich niet al te zeer om hun kind bekommert. Ze vinden elkaar en hebben steun aan elkaar: “Wij waren de twee scheefgezakte pilaren die, zodra je ze tegen elkaar aan deed leunen, steviger zouden staan dan één ongeschonden, op zichzelf staande pilaar ooit kon.”

Boekenkrant

Op een gegeven moment begint Simon zich anders te gedragen, en dan ontspint het verhaal zich. Simon wordt manisch, wordt langzaam gek zouden we zeggen, krijgt wanen en denkt dat iedereen tegen hem samenspant. Vanaf dan loopt het volkomen uit de hand. Hij belandt in een psychose. Een van de behandelde artsen zegt dat Simon “zijn hersenen zo onder druk heeft gezet, dat die oververhit zijn geraakt.”

Sommige critici schrijven dat Ik ben er niet, niet zo’n goede roman is  als Spits eersteling Het Smelt. Dat boek had veel meer verhaallijnen, veel meer karakters, veel meer lagen. Akkoord, maar toch is Ik ben er niet een belangrijke roman en levert het boek net als Het Smelt een buitengewone leeservaring op. Door Ik ben er niet maak je als lezer mee hoe iemand in de kracht van zijn leven een omslag meemaakt en uiteindelijk belandt in het duistere rijk van de waanvoorstellingen. Spit gebruikt bijna 600 pagina’s om deze werdegang te beschrijven. De eerste 100 pagina’s ervoer ik als traag en langdradig, maar daarna snapte ik pas wat Spit aan het doen is. Juist door het tempo in de roman, waarin ze elk detail, elke seconde haast beschrijft, maak dat je als lezer heel dichtbij komt, heel dicht bij wat iemand meemaakt die in deze situatie terechtkomt. Minuut voor minuut zie je hoe het zich voltrekt, een akelig proces van afglijden. We stonden erbij en we keken ernaar, zou je kunnen zeggen.  

Wat leert me deze roman? Wat is de les voor het leven? Als je Ik ben er niet leest, zo ervaar ik het, kun je niet anders dan milder gaan nadenken over al die mensen die met al die vreemde ideeën rondlopen. Ik weet niet of Spit wil zeggen dat het iedereen kan overkomen, maar het is een proces dat je niemand gunt. Wat kun je doen, hoe kun je iemand helpen? Ik zou zeggen: blijf met ze praten, ga het gesprek aan. En zorg, zoals Leo probeert, dat er professionele hulp komt. Compassie tonen is in ieder geval meer op zijn plaats dan deze mensen voortdurend belachelijk maken op sociale media, zoals nu voortdurend gebeurt. 

Eerder verschenen in Bazarow Magazine

Boeken van deze Auteur: