"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt

Zaterdag, 7 november, 2020

Geschreven door: Edward van de Vendel, Martijn van der Linden
Artikel door: Renske Bakkenes

“Ik ben rusteloos”

Het veelzijdige schrijversschap van Edward van de Vendel

[Interview] Edward van de Vendel publiceerde in 1996 zijn eerste boek en sinds 2001 schrijft hij fulltime kinder- en jeugdliteratuur. Sindsdien zijn er vele boeken van hem verschenen. Bijna elk genre voor kinderen en jongeren is in zijn oeuvre te vinden.
Deze september ontving hij voor zijn nieuwste poëziebundel Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt een Zilveren Griffel. De bundel werd eerder al bekroond met de Poëziester en de Gouden Poëziemedaille. In het kader van de kinderboekenweek, het ontvangen van zijn zilveren Griffel en zijn nieuwste publicatie Gloei stelde Bazarow een aantal vragen aan de gevierde schrijver.

U ontvangt nu voor Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt een zilveren Griffel. Hoe belangrijk is het ontvangen van deze onderscheidingen voor u als kinderboekenschrijver? 
“Dit is zeker belangrijk. Je hebt het boek gemaakt omdat je het leuk vindt om te maken en als een jury dit bekroont dan is dat extra leuk. Je hebt het gevoel dat er een gouden regen over je heen komt. Vaak helpt het winnen wel bij de boekverkoop van het bekroonde boek, dat is fijn, maar vooral omdat er dan meer kinderen worden bereikt. Het winnen van de prijzen is dus zeker van belang.”

Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt is een poëziebundel. Dit is niet uw eerste poëziebundel. In welke zin verschilt volgens u deze laatste bundel van uw eerdere werk zoals bijvoorbeeld 

Kinderen hebben zelden een uitgebreide specifieke verwachting van poëzie, het moet ze aanspreken. Door veel te variëren heb ik geprobeerd de bundel zo toegankelijk mogelijk te maken. Elk gedicht heeft wel een cadans, een ritme, gewoon omdat ik dit zelf prettig vind.”

Heaven

Hoe gaat u te werk bij het schrijven van poëzie voor kinderen. Heeft u van te voren een bepaalde doelgroep voor ogen?
“Ik denk altijd vanuit een bepaalde ‘stem’. Ook in de gedichten in deze bundel komt dit voor. Een kind of jongere van ongeveer 10 jaar zou dit meegemaakt kunnen hebben. Met die gedachte en ‘stem’ schrijf ik het gedicht. Daarnaast is bij poëzie voor kinderen humor belangrijk. Alleen maar serieuze poëzie past niet zo bij kinderen.”

Leest u zelf ook veel poëzie en wie zijn uw favoriete dichters?
“Ik lees sowieso erg veel, van zowel andere kinderboekenschrijvers als auteurs van volwassenenliteratuur. Uit het afgelopen jaar heb ik twee favoriete bundels. De ene bundel is van Iduna Paalman, 

De bundel Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt is gebaseerd op vragen en elk gedicht begint met “Wat je moet doen als je…?”. Hoe kwam dit idee tot stand?
“Ik schrijf zelden losstaande gedichten, de gedichten die ik schrijf hebben eigenlijk altijd een thema of schrijf ik met een bundel in mijn hoofd. Voor deze bundel heb ik eerst het gedicht Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt geschreven. Hierdoor ontstond het idee over het gedicht beginnen met een probleemstelling en hier dan antwoord op te geven. Ik wilde een iets grotere bundel maken en hier precies 25 gedichten aan wijden, dat is een mooi rond getal.”

In een interview met Boekwijzer zei u over hoe kinderen lezen: “Kinderen hebben – veel meer dan volwassenen – een onvoorwaardelijke rolbrug, die ze uitrollen naar de hoofdpersoon zodra ze het boek beginnen te lezen.” Is dit bij poëzie nog meer van belang of schrijft u dat met een andere gedachtegang?
“Kinderen verwachten en eisen van de schrijver dat zij zich kunnen identificeren met een personage. Doordat zij die “rolbrug” willen vormen is het van belang dat de schrijver hier al op de eerste bladzijde een handreiking toe geeft: dat er niet eerst een lange natuurbeschrijving is, of zo.. Bij poëzie werkt dit wel wat anders dan bij proza. In poëzie zijn er namelijk geen hoofdpersonen, zoals in een prozaverhaal. Je schrijft daarom minder naar de psychologie van het kind toe als wel naar andere elementen die de aandacht van het kind trekken. Door keuze van onderwerp, klank, ritme en beeld probeer je een mogelijkheid tot identificatie te creëren voor de kinderen die de bundel lezen.”

In het eerder genoemde interview geeft u aan dat u zoekt naar een ‘constante balans in uw taalgebruik. Poëzie is over het algemeen genomen een abstracte vorm van taalgebruik, abstracter dan proza. Is die “constante balans” voor uw werk dan moeilijker te vinden als u poëzie schrijft?
“Het is bij het schrijven van beide vormen erg belangrijk dat het schrijfwerk niet aan het kind voorbij gaat. De balans is nodig zodat kinderen het taalgebruik begrijpen, maar er niet te kinderlijk gebruik wordt gemaakt van taal. Je schrijft nooit voor alle kinderen, maar voor hen die interesse hebben is de mogelijkheid tot identificeren belangrijk. Ze moeten het kunnen lezen en denken ‘Ja. dat is voor mij geschreven’. Daarnaast vind ik dat de eisen van het taalgebruik hetzelfde blijven als bij volwassen literatuur. Het moet er mooi en verzorgd uitzien. Dit is bij een kinderboek niet anders. Als laatste denk ik dat verrassing belangrijk is. Als een roman mij verrast en dingen net even anders doet dan anders, dan pak ik hem sneller op. Constant hetzelfde is niet prettig.”

In een interview voor de website ik vind lezen leuk (2018) geeft u aan dat een van u favoriete boeken De gelukvinder behoort tot deze reeks.

Mijn nieuwste roman 

U heeft sinds u fulltime bent gaan schrijven veel gepubliceerd en in uw oeuvre bestaat uit vele genres. Heeft u een favoriet genre om te schrijven en waarom juist dat genre?
“Nee, ik heb geen favoriet genre. Ik ben eerder rusteloos. Alles wat mij leuk lijkt wil ik graag schrijven. Ik houd juist van de variatie. Als ik een langer fictie verhaal heb geschreven vind ik het net zo prettig om te gaan dichten of misschien wel non-fictie te schrijven. Het gaat erom dat het onderwerp mij aanspreekt en soms is het gewoon omdat ik graag wil samenwerken met een bepaalde tekenaar. Dan probeer ik iets te schrijven waarvan ik hoop dat het de tekenaar aanspreekt.

Het allerbelangrijkste is dat het onderwerp bij mij past en dan kan de vorm verschillen. Wel is het zo dat al mijn werk kinder- en jeugdliteratuur is. Dit is echt mijn domein. Als volwassenen hier dan ook van genieten is dat mooi, maar het is altijd geschreven met kinderen als doelgroep. Ik probeer wel elke keer, bij elk boek, vernieuwend bezig te zijn als schrijver. Jezelf blijven ontwikkelen is belangrijk, maar mijn ‘grote roman voor volwassenen’ zal er nooit komen.”

Eerder verschenen in Bazarow magazine