"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ik droom dus

Vrijdag, 23 augustus, 2019

Geschreven door: Margriet de Moor
Artikel door: Arnold Heumakers

De Moor exploiteert de wonderlijke schoonheid van het tekort

[Recensie] In het nawoord bij haar nieuwe verhalenbundel Ik droom dus schrijft Margriet de Moor: “Van alle literaire vormen is, naar mijn stellige overtuiging, het verhaal het meest geschikt om mee te spelen en te experimenteren in het verbijsterend dubbelzinnige gebied van de feiten en de woorden.” De verhalen in de bundel spreken het niet tegen. Ze zijn, zoals zij zelf schrijft, de afgelopen acht jaar ‘tussendoor’ ontstaan, tussen het werk aan een verhalenbundel of aan een roman. Soms op verzoek, soms zomaar, als een extraatje. Van een bewuste eenheid is dan ook geen sprake. In de bundel zijn al die ‘tussendoortjes’ simpelweg bij elkaar gebracht, meer niet.

Dat het geheel toch een zekere samenhang vertoont, komt doordat de schrijfster het spelen en experimenteren niet al te woest beoefent. Wie haar overige werk kent, zal merken dat zij dicht bij huis is gebleven. Een uitzondering vormen hoogstens de paar verhalen in opdracht: een ‘zelfportret’ voor Vrij Nederland, een bijdrage aan het project Schererazade 2001, voortgekomen uit een bijeenkomst van ‘kunstenaars voor Sarajewo’. Maar dat zijn niet de beste teksten in de bundel. Het meest geslaagd in deze categorie lijkt mij nog de ‘keukenmeidenroman’ in zeven blad- zijden, die De Moor voor Opzij heeft geschreven.

In bijna alle andere verhalen lopen er onzichtbare draden naar haar beide verhalenbundels en naar de roman Eerst grijs dan wit dan blauw. Vreemd genoeg niet naar De virtuoos, dat als historische roman tot nu toe haar meest gewaagde (en wat mij betreft geslaagde) experiment lijkt te zijn.

Zo bevat de bundel een reeks grappige en roerende ‘zusjesverhalen’, die zich laten lezen als korte satelliet-vertellingen rond het titelverhaal van Dubbelportret, waarin eveneens twee eigenzinnige zusters in het middelpunt staan. Een ander verhaal (Jennifer Winkelman) zie ik als een tegenhanger van het slotverhaal van deze bundel. Het gaat over een vrouw wier tirannieke obsessie zich richt op een vreemde, terwijl in Dubbelportret een soortgelijke situatie werd benaderd vanuit het slachtoffer van zo’n obsessie.

Boekenkrant

In Malikiki beschrijft De Moor de liefdevolle omgang van een twaalf-jarig meisje met haar debiele zusje, wat reminiscenties oproept aan het autistische kind in Eerst grijs dan wit dan blauw. Extra in het verhaal is het onuitgesproken contrast van deze toewijding met de onbewuste harteloosheid waarmee hetzelfde meisje samen met haar klasgenootjes een leraar Frans die geen orde kan houden de zenuwinrichting inwerkt.

De overige verhalen vertonen op z’n minst een overeenkomst in thematiek. Telkens draait het om de mate van illusie in onze menselijke betrekkingen. In het schitterende titelverhaal zijn dat bijvoorbeeld de betrekkingen tussen een ouder echtpaar dat leeft dank zij het observeren van een schijnbaar gelukkig gezin aan de overkant van de straat. De schijn bedriegt en het verhaal evoceert de ontmoeting tussen de man van het echtpaar, die inmiddels weduwnaar is geworden, en de vrouw van het inmiddels uiteengevallen gezin.

In een sfeer van subtiele melancholie weet De Moor van het weinige dat we van elkaar begrijpen en het vele dat we elkaar aandoen een literaire kracht te maken. Zij exploiteert, om zo te zeggen, de wonderlijke schoonheid van het tekort, net zoals zij dat – met veel meer complexiteit – heeft gedaan in haar eerste roman. Vanzelf dringt zich zo de vraag op hoe imaginair onze relaties zijn die we wèl als ‘echt’ beschouwen. Van “het verbijsterend dubbelzinnige gebied van de feiten en de woorden” gaat een insinuerende werking uit, die zowel angstaanjagend kan zijn als stimulerend. Angstaanjagend vanwege de onwerkelijkheid waarin we blijkbaar verkeren, stimulerend vanwege de mogelijkheden die de verbeelding opent.

Tussen deze beide polen ontstaat in het werk van De Moor de spanning. In Ik droom dus loopt die spanning doorgaans niet erg hoog op, ook al bevat de bundel een paar zeer geslaagde verhalen. Daarvoor blijft het bestek te beperkt en te fragmentarisch. Bij haar eerdere verhalenbundels had ik steeds de indruk dat de schrijfster nog bezig was haar pen te proberen; pas in haar beide romans zou zij ten volle laten zien waartoe zij in staat is. Hetzelfde geldt – in nog sterker mate – voor deze bundel ‘tussendoortjes’.

Maar er is ook een verschil. Omdat we nu de romans kennen, bewegen deze verhalen zich onvermijdelijk in hun schaduw. En dat relativeert de kritiek. Men hoeft immers alleen even terug te denken aan Eerst grijs dan wit dan blauw en aan De virtuoos om te weten wat er bij Margriet de Moor uit het spel en het experiment (hier in ruwe vorm aanwezig) heeft kunnen voortkomen.

Eerder verschenen in De Volkskrant en Arnold Heumakers

Boeken van deze Auteur:

De virtuoos

Eerst grijs dan wit dan blauw

Ik droom dus

Roundhay, tuinscène