"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ik, nummer 23

Woensdag, 12 juni, 2019

Geschreven door: Marianne van Betten, Henk Hanssen
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Een groot katholiek gezin voor, tijdens en na de oorlog in Den Haag

[Recensie] Marianne van Betten, mede-auteur van het boek Ik, nummer 23, is de jongste van een gezin van 23. Je leest het goed een gezin van 23! Vader Anton van Betten kreeg met zijn eerste vrouw Marianne acht kinderen en toen zijn vrouw op 32-jarige leeftijd overleed volgde er bij zijn tweede vrouw Melanie, het kindermeisje van het huishouden, nog eens 15 kinderen. Toen het laatste kind werd geboren in 1948, was de oudste 44, twee jaar jonger dan haar stiefmoeder. Marianne’s vader was toen 71 jaar. Het boek gaat over de relatie tussen de jongste en een van haar oudere zussen, Leonie. En die was niet rooskleurig. De oudere zus kreeg als jonge vrouw van vader de taak om haar stiefmoeder te helpen, en omdat dat geen vrije keuze was, was ze niet al te aardig voor de jongste broertjes en zusjes. Pas gaandeweg het boek begrijpt Marianne waarom haar oudere zus Leonie was zoals ze was. Het boek start als de oudere zus overlijdt, op 94-jarige leeftijd. Marianne wil eerst niet naar de begrafenis maar als ze door haar andere broers en zussen wordt gevraagd een afscheidspraatje te houden neemt ze zich zelf voor de waarheid maar eens goed te vertellen. Bij de familiebijeenkomst om de zaken rond de begrafenis te regelen krijgt ze de dagboeken van Leonie. Marianne gaat ze lezen en dan verandert gaandeweg haar oordeel.

Naast de relatie tussen jongste en oudere zus is Ik, nummer 23 een goed gedocumenteerd verslag over hoe de familie Van Betten de jaren voor en tijdens WO II doorbracht. Het was nog de tijd van het rijke roomse leven en ook in Den Haag was de macht van de katholieke clerus groot. Vader Van Betten dreef een winkel in “shag, sigaren, thee en gestampte Java-koffie”. De pastoors kwamen regelmatig langs, niet om vader te bewegen om nog maar een kind te verwekken, zelfs de clerus vond het op een gegeven moment wel genoeg, maar om te kijken wat voor lekkers vader voor hen had gereserveerd. Als de oorlog uitbreekt verandert alles. Omdat vader Van Betten in de handel zit, weet het gezin lange tijd al te grote honger te voorkomen. En ook de hongerwinter komen ze wonderwel goed door en dat komt door een grote kist vol met Javathee:

“Ja, ons gezin overleefde de oorlog dankzij een kist, een tot aan de rand toe met thee gevulde kist die op donderdag 9 mei 1940 in de Schoolstraat werd bezorgd door groothandel Van de Valk uit Rotterdam. Die kist, volgens de overlevering vervaardigd van geurloos berkentriplex dat het theearoma niet aantast, is er niet meer. Eind ’44 is hij door [broer/red.] Han in stukken gehakt en opgestookt, net als de toonbank, de planken en de rest van de winkelinventaris, maar tot ver in dat oorlogsjaar werd hij gekoesterd en verborgen als een schatkist. Met een vooruitziende blik besloten vader en Leonie de verfijnde Javathee, geliefd vanwege zijn volle smaak, pas te verkopen nadat thee schaars werd en er, ook na het inruilen van een distributiebon, alleen nog maar lindebloesem- en vlierbessenthee te verkrijgen was. De thee, die voor 73 cent per pond was ingekocht en onder normale omstandigheden voor fl. 1,35 van de hand ging, bracht een paar jaar later op de zwarte markt zeventig gulden per pond op.”

De kift tussen de zussen maakt dat je de eerste hoofdstukken van Ik, nummer 23 denkt: “Wordt dit een interessant boek?” Mensen die maar blijven foeteren over hun jeugd, over hun familie, over hun ouders of zoals in dit geval over een zus. Want mensen die familieleden de schuld blijven geven over hoe hun leven is verlopen, dat levert geen boeiende lectuur op. Eigenlijk gaan dit soort verhalen over mensen die nooit besloten hebben hun eigen leven in de hand te nemen. Pas als de jongste zus de oudste snapt, krijgt ze vrede met de loop van haar leven en kantelt het boek, en op dat moment heb je als lezer geen spijt dat je tijdens het lezen van de eerste wat vervelende hoofdstukken toch bent verder gegaan. De boeiende hoofdstukken over Den Haag en de familie in de oorlog, waar ghostwriter Henk Hanssen een grote hand in heeft gehad maken Ik, nummer 23 echt de moeite waard.

Heaven

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Roeland Dobbelaer las als jurylid van de Alice Indie Boekprijs voor het onafhankelijke boek een aantal recente non-fictie boeken.