"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ik was een van hen

Dinsdag, 26 februari, 2019

Geschreven door: Onbekend
Artikel door: Richard Kroes

Eén van heen…

[Recensie] De afgelopen dagen heb ik het nogal spraakmakende boek Ik was één van hen van arabist en journalist Maarten Zeegers gelezen. Zeegers, die door omstandigheden met zijn Syrische vrouw in de Haagse Transvaalbuurt terecht kwam en besloot een boek te schrijven over de buurt, er achter kwam dat hij overal buiten gehouden werd en zich toen drie jaar lang heeft voorgedaan als moslim, verkreeg zo toegang tot kringen waar je als buitenstaander zo gauw niet binnen komt.

De Transvaalbuurt is voor 90% allochtoon en voor driekwart moslim, geen doorsnee Nederlandse wijk dus. Het boek is zijn verslag van die drie jaar. Het is veelbesproken en sterk bekritiseerd als onethisch, zelfs als bedrog en als hypocriet. Positieve reacties waren er ook, maar ja, op TPO, dat is geen aanbeveling. Alleen op het NRC kwam ik een min of meer neutraal gestelde bespreking tegen en in de Groene een die zich beperkt tot het stellen van de vraag of dit wel kan.

Ik kwam een nieuwe druk tegen waaraan Zeegers een nawoord heeft gewijd aan al die kritiek en besloot het toen toch maar eens te lezen. Eerlijk gezegd weet ik ook na dat nawoord niet wat ik ervan denken moet. Zeegers is wel in één zin klaar met de kritiek die hij van enkele medewerkers van de Universiteit van Amsterdam kreeg: hij zou een code voor antropologen hebben geschonden en een ethische grens hebben overschreden die hem ongeschikt maakt om wetenschappelijk onderzoek te doen. Zeegers’ antwoord:

“Nu heb ik nimmer beweerd dat mijn boek een wetenschappelijk onderzoeksproject is. Je zou toch mogen verwachten dat ze op de UvA het verschil snappen tussen een academicus en een schrijver die zijn persoonlijke ervaringen neerpent.”

Hereditas Nexus

Sinds ik weet welke ellende mijn goede vriend Jona ooit van universiteitswege over zich heen heeft gekregen, zie ik de juistheid van die uitspraak wel in. Academici lezen niet altijd hun taakomschrijvingen, menen dan boven de wet en boven de gewone beleefdheidsvormen te staan en verzinnen eenzijdig criteria waaraan journalisten behoren te voldoen. En daarbij lopen ze regelmatig als een olifant door de porseleinkast.

Zeegers legt in zijn nawoord uit wat dan wel zijn doel was: in ieder geval “niet om bij moslims de broek naar beneden te trekken” maar om zijn verslaggeving “zo neutraal mogelijk en zonder politieke agenda” op te tekenen.

Maar neutraal is Zeegers allerminst, integendeel: zijn sympathie ligt duidelijk merkbaar bij de allochtone buurtbewoners en bij herhaling vergelijkt hij de Nederlandse cultuur in negatieve zin met de cultuur van allochtonen, bijvoorbeeld als in de wijk een vrouw is doodgestoken. Bij de begrafenis blijkt zo ongeveer de hele wijk te komen. “Op een Nederlandse begrafenis komen hooguit veertig mensen”, merkt Zeegers op, die de onderlinge saamhorigheid in dit soort situaties erg waardeert. In zijn hoofdstuk over de hizb ut-tahrir, een fundamentalistische club die streeft naar een islamitische staat, maar dat op een geweldloze wijze wil doen, oordeelt hij positief over het feit dat de jongeren in die club nog idealen hébben, naïeve idealen, maar toch: deze jongens hebben idealen waar ze voor vechten willen.

“Nederlanders hebben geen doel om voor te vechten. Op feestjes gaat het alleen maar over de nieuwe collectie van Ikea.”

Eerlijk gezegd ligt hier mijn verbijstering over de ontvangst van het boek bij het publiek. Zeegers is het schoolvoorbeeld van wat men in de kringen die het boek positief en als ‘onthullend’ hebben ontvangen wel een ‘oikofoob’ noemt. In die hoek had men volledig apekooi kunnen gaan over wat Zeegers allemaal zegt over hoe Nederland in elkaar zit, maar: niets… Hebben ze zijn boek wel goed gelezen, of alleen die stukjes die hun eigen vooroordelen konden bevestigen?

Zo bericht hij tweemaal over arrestaties in zijn buurt die volledig uit de hand lopen. Nog tijdens zijn verblijf heeft hij daar als journalist over gepubliceerd. Zijn verslag in de Volkskrant van 30 januari 2014 komt vrijwel woordelijk overeen met de tekst in zijn boek op pagina 128-137. Ook deze arrestatie van een 14-jarige jongen komt in zijn boek voor. Als autochtone Nederlander schrik je dan wel even. Goed, na Ihsan Gürz, Rishi Chandrikasing en Mitch Enriquez hadden we ons beeld van de Nederlandse politie al enigszins bijgesteld, maar na lezing van Zeegers’ verslag realiseer je je dat die drie wel het topje moeten vormen van een structurele ijsberg die bestaat uit dit soort ‘kleinere incidenten’.

Ronduit ontluisterend vond ik Zeegers’ verslag over de afwikkeling van de arrestatie van die jongen van 14: terwijl de beelden al publiekelijk bekend zijn, wijzigt de politiewoordvoerder zijn verklaring in onderling elkaar tegensprekende verhalen. Zeegers zelf maakt de vergelijking niet, maar ik moest denken aan verhalen uit de rechtszaal waarin op heterdaad betrapte Marokkaanse winkeldiefjes stug blijven volhouden dat ze niks gestolen hebben en daarmee een strengere straf over zich afroepen.

Hetzelfde gebeurt na de dood van Mitch Enriquez: gedwongen door video-opnames die door omstanders zijn gemaakt, verandert de verklaring van het OM. Daarna breken in Transvaal onlusten uit die meerdere dagen duren. Zeegers merkt het niet expliciet op, maar uit zijn beschrijving van de gebeurtenissen kan de lezer opmaken dat die rellen enigszins binnen de perken zijn gebleven omdat het zomer was en dankzij de Ramadan. Veel van de relschoppers moesten op tijd thuis zijn om nog wat te kunnen eten voor de zon opkwam. Zeegers ziet de onlusten als rassenrellen. Ik denk dat hij daarin gelijk heeft.

Politiegeweld is niet het enige. Het relaas over Zeegers’ oudere onderbuurman Salem was voor mij een eyeopener. Salem is een man wiens hele perspectief op een fatsoenlijk leven in Nederland is verwoest door slechts twee verkeerde beslissingen van zijn vader: Salem is op zijn vijftiende naar Nederland gehaald en mocht niet meer naar school, waardoor hij de rest van zijn leven als functioneel analfabeet heeft mogen doorbrengen. De consequenties die dat heeft gehad, leest u maar na in het boek, maar de korte samenvatting luidt: voor deze mensen werkt de maatschappelijke druk om ze te ‘corrigeren’ precies de verkeerde kant uit. Salem kán niet anders meer dan verwoede (en kansloze) pogingen doen zich op (semi-) criminele wijze het hoofd boven water te houden.

De derde factor die Zeegers beschrijft, opende voor mij ook een ander perspectief: de eerste generatie gastarbeiders heeft hier in Nederland allerlei kansen gehad. Die generatie is doorgaans redelijk tevreden, voelt zich verbonden met het land waarin ze hun leven hebben opgebouwd en wil het leuk houden. De volgende generaties hebben die kansen echter niet gehad. Erger nog: hun kansen worden steeds slechter, zéker in Transvaal, en hun visie op de samenleving is dan ook fundamenteel anders dan die van hun ouders. Reden waarom Zeegers er regelmatig op wijst dat de opkomst van allerlei islamitische clubs van fundamentalistische snit voor een groot deel ook een generatieconflict is.

Ik was één van hen kun je lezen als beschrijving van een wijk waarin de ene moslim nog vreemdere opvattingen heeft als de andere, waar sektarisme, kleinzieligheid, afgunst, fraude, nepotisme, extremisme, racisme, wanhoop, straatgeweld, paranoia, religieuze dommigheid en stuitend antisemitisme hoogtij vieren. Zo is het boek denk ik door zowel voor- als tegenstanders ook ontvangen, respectievelijk als heugelijk dan wel op onethische wijze vergaard nieuws.

Maar je kunt het boek ook anders lezen, of er een tweede laag in herkennen zo u wilt en persoonlijk vind ik die tweede laag veel belangrijker. We leven in een moderne, post-geïndustrialiseerde samenleving die zich laat voorstaan op waarden als democratie, gelijkheid, rationaliteit, rechtsstatelijkheid en vrijheid. Zo ongeveer om de hoek van het Binnenhof heeft die samenleving iets laten ontstaan waarvoor in vroeger tijden het woord ‘getto’ is uitgevonden: een afvalputje waar alles wat arm, onopgeleid, dom, psychiatrisch, ziek of anderszins kansloos is, naar toe wordt gejaagd en in wordt gehouden.

Dat gebeurt niet met razzia’s, hekken of muren (dat zijn pre-moderne middelen) maar met democratische wet- en regelgeving, rechtsstatelijke handhaving en de rationele tucht van de markt, geholpen door de in alle vrijheid ontstane, verstoorde verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Deze laatste twee alinea’s zijn mijn analyse, niet die van Zeegers, die echter wel dezelfde conclusie trekt als ik: hij maakt zich zorgen om dit land. Zelf tekent hij daarbij aan dat zijn ervaringen in Transvaal zijn blik vertekend kunnen hebben.

Maar zelfs als Transvaal de spreekwoordelijke Mount Everest is, heeft Zeegers processen geregistreerd die ook elders kunnen gaan spelen. Op een lager niveau, trager wellicht ook, maar onder de huidige omstandigheden misschien wel net zo onvermijdelijk. Er is met andere woorden alle reden om de mogelijkheid in overweging te nemen dat Transvaal geen bijzonder geval is, maar een kanarie in een kolenmijn: als het misgaat, dan gaat het dáár als eerste mis. De rassenrellen hebben we er in ieder geval al gehad.

Eerder verschenen op Apoftegma