"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ik wil je laten weten dat we er nog zijn

Woensdag, 10 juni, 2020

Geschreven door: Esther Safran Foer
Artikel door: Evert van der Veen

Een overlevende van de Tweede Wereldoorlog vertelt haar verhaal

[Recensie] “Ik ben een kind van overlevenden van de Holocaust. Dat betekent per definitie dat het een tragisch, gecompliceerd verhaal is”, aldus de Esther Safran Foer aan het begin van haar boek. Zij begint een intensieve zoektocht om sporen van een uitgewist verleden te achterhalen en getroost zich veel moeite om herinneringen, hoe indirect en klein ook, te vinden die een verbinding met haar plaats van herkomst vormen. Hoewel zij zich omschrijft als een “gelukkige vrouw met een vlotte glimlach” voelt zij de last van het oorlogsverleden op haar drukken. Safran Foer is de moeder van onder andere schrijver Jonathan Safran Foer.

In 2009 gaat zij naar de Oekraïne en hoopt daar in een dorpje iets te vinden of mensen te ontmoeten die haar ouders hebben gekend. Vooraf heeft ze veel informatie verzameld zodat ze goed voorbereid op weg gaat. Ze is vernoemd naar twee grootmoeders die in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers zijn vermoord. Haar ouders zijn na de oorlog naar het westen gegaan; zij was toen nog een baby. In het boek vertelt de schrijfster over de slechte behandeling van vluchtelingen. In een Amerikaans rapport staat zelfs veelzeggend dat “we de joden eigenlijk net zo behandelen als de nazi’s dat deden, afgezien van het feit dat we hen niet uitroeien”, pagina 73. Later verbeteren hun omstandigheden en emigreert het gezin naar de Verenigde Staten. Ze worden daar door familie goed opgevangen maar ze kunnen hun oorlogservaringen niet kwijt omdat er niet naar wordt gevraagd.

Het verleden begint steeds meer aan haar te trekken. Uitvoerig wordt de reis naar en in Oekraïne beschreven en de ontmoetingen met mensen die daar plaatsvinden. Aan alles is te merken dat de schrijfster graag meer wil weten en blij is met elke brokje informatie dat zij weet te bemachtigen. Ze is mensen dankbaar die haar iets kunnen vertellen over het verleden. Zo komen er geleidelijk nieuwe details naar voren. In het dorp waar haar ouders hebben gewoond, herinnert alleen nog een boom aan de periode van de oorlog. Alle bebouwing is verwoest en niets herinnert nog aan het toenmalige dorp.

Het zien van de boom emotioneert de schrijfster. In haar bezoek ervaart zij waarvoor zij is gekomen: “om herinneringen levend te houden, te waarborgen dat het dorp niet zou worden vergeten, niet toe te staan dat het zou verdwijnen in het Oekraïnse landschap van pas geplante bomen”, pagina 196.

Zo heeft deze reis “bijna iets spiritueels, alsof de werkelijkheid tijdelijk was opgeschort”. Dit boek is een diep doorleefd verhaal over een persoonlijke zoektocht naar een bijna geheel verdwenen verleden.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles