"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Imagined Futures

Zondag, 21 februari, 2021

Geschreven door: Max Saunders
Artikel door: Thomas Pierrart

Saunders; of, De toekomst van het verleden

[Recensie] Tussen 1923 en 1931 verscheen bij de Londense uitgever Kegan Paul de To-Day and To-Morrow series, een fascinerende boekenreeks die meer dan honderd volumes omvat en waaraan een diverse groep intellectuelen uit de tijd een bijdrage leverde: wetenschappers als J.B.S. Haldane en Edmund Fournier d’Albe, filosofen als Bertrand Russell en C.E.M. Joad, en literaire schrijvers als Robert Graves en Vernon Lee. De opzet van ieder boek was dezelfde: van een bepaald thema of vakgebied schetste de auteur de toenmalige stand van zaken; vervolgens formuleerde hij of zij er een mogelijke en/of waarschijnlijke toekomst van – ‘speculatieve non-fictie’ (Saunders 2019: vii) als het ware. De onderwerpen (en bijbehorende karakteristieke titels) varieerden van Paris; or, The Future of War (1925) en Lycurgus; or, The Future of Law (1925) tot Mrs Fisher; or, The Future of Humour (1928) en zelfs Iconoclastes; or, The Future of Shakespeare (1927).

Enkele individuele volumes doorstonden de tand des tijds, maar over het algemeen bleef de academische aandacht voor de reeks, zeker als geheel, een eeuw lang beperkt. Al in het voorwoord van Imagined Futures (I Writing, Science, and Modernity in the To-Day and To-Morrow Book Series, 1923-31) onderstreept de Britse literatuurwetenschapper Max Saunders echter dat dat onterecht is. Niet alleen kende de To-Day and To-Morrow series in haar eigen tijd een enorm succes (onder het leespubliek bevonden zich onder meer Aldous Huxley en James Joyce), de reeks kan ook voor de eenentwintigste-eeuwse onderzoeker bijzonder waardevol zijn. Zo bieden de volumes een unieke inkijk in het intellectuele en culturele leven uit het interbellum, en kan de modernistische futurologie ons, aldus Saunders, ook iets leren over de manier waarop we vandaag de dag naar de toekomst kijken. Vanuit zulke overwegingen schreef de ambitieuze Brit Imagined Futures, “the first substantial history and analysis of the series, thomas pierrart combining a comprehensive account of its interest, history, and range, with a discussion of its key concerns, tropes, and influence”. (vii)1

Saunders, die zijn modernistische sporen al verdiende met een voortreffelijke Ford Madox Ford-biografie en een veelgeprezen studie over ‘autobiografiction’, heeft dus heel wat te vertellen.2 Zelf noemt hij zijn aanpak ‘selectief’ (p.7), maar zijn boek verraadt vooral een verlangen naar exhaustiviteit. Het is een drang die, zoals nog zal blijken, zowel de kracht van Imagined Futures (de intellectuele rijkdom) als haar voornaamste tekortkoming (de versnippering van het betoog) vormt. Na een zestig pagina’s tellende inleiding – in feite ‘meerdere introducties vanuit verschillende invalshoeken’ (p.13) – kijkt Saunders in elk van de zes hoofdstukken vanuit een bepaald perspectief naar een specifieke groep volumes. Zo slaagt hij erin om aan het einde alle boeken uit de To-Day and To-Morrow series op zijn minst kort vermeld, maar in vele gevallen ook duidelijk gecontextualiseerd, treffend geanalyseerd en kritisch geëvalueerd te hebben.

In het eerste hoofdstuk richt Saunders zich op de delen over wetenschap, in het bijzonder Haldanes Daedalus; or, Science and the Future (1923), Bernals The World, the Flesh and the Devil (1929) en Whytes Archimedes; or, The Future of Physics (1927). Ook enkele algemenere aspecten van de To-Day and To-Morrow series (de grensvervaging tussen disciplines, bijvoorbeeld, en de brede draagwijdte van wetenschappelijke vernieuwing binnen de reeks) komen aan bod. In het tweede hoofdstuk – samen met het vierde deel het boeiendste exposé van Imagined Futures – plaatst Saunders de reeks in het licht van de Eerste Wereldoorlog. Daarbij analyseert hij enkele toekomstbeelden waarin de oorlog nadrukkelijk aanwezig is en laat hij op vernuftige wijze zien hoe twee retorische strategieën in de reeks (de ‘future history’ troop (138) en de ‘rhetorics of unification’ (p.152)) de inhoudelijke spanning tussen oorlogsangst en utopisch vredesverlangen op vormelijk vlak weerspiegelen.

Foodlog

Terwijl hoofdstuk 3 focust op de volumes over de mens- en gedragswetenschappen (die gegroepeerd en besproken worden volgens discipline: sociologie, religie, politiek…) en hoofdstuk 4 de post- en transhumanistische interactie tussen mens en machine belicht, ligt de klemtoon in het vijfde deel op de boeken over ‘“everyday life” topics’ (p.257), zoals de pers en vrije tijd. Het zijn die volumes die volgens Saunders de reeks ook voor onderzoekers binnen het domein van de cultural studies bijzonder interessant maken. Het zesde deel, tot slot, draait om kunst en literatuur. Daarbij worden aan de ene kant volumes besproken als Scheherazade; or, The Future of the English Novel (Carruthers 1927). Aan de andere kant beargumenteert Saunders hoe modernistische auteurs als Huxley en Woolf door de reeks beïnvloed werden – een ietwat speculatieve invloedenstudie die, net als op andere plaatsen in het boek, niet altijd even overtuigend is. Een conclusie en twee appendices, met een uitgebreide boekhistorische geschiedenis en een compleet chronologisch overzicht van de volumes, vervolledigen het geheel.

Het moge duidelijk zijn: Imagined Futures is een veelzijdige studie met een indrukwekkende reikwijdte. Saunders toont zich daarbij niet alleen uitermate belezen – van (eu)genetica en fysische materie tot mediatheorie en het werk van Joyce: de Brit lijkt van heel wat markten thuis te zijn –, hij geeft ook blijk van een bijzondere passie voor de reeks. Het is een enthousiasme dat hij moeiteloos op de lezer weet over te brengen, en dat, samen met de scope van het boek, die lezer er in ieder geval van overtuigt dat de serie meer hedendaagse belangstelling verdient.

Toch stelt Imagined Futures uiteindelijk ook teleur, wat vooral te maken heeft met een algemeen gebrek aan samenhang en argumentatieve stroomlijning. Saunders tracht weliswaar over diverse hoofdstukken en afzonderlijke analyses heen ruimere argumenten op te bouwen, die zijn blik op ‘de To-Day and To-Morrow series als geheel’ (p.6) moeten rechtvaardigen. Veel van zijn beschouwingen onderstrepen bijvoorbeeld hoe de reeks op allerlei manieren blijk geeft van een voortdurende interactie tussen wetenschap en technologie aan de ene kant, en het leven, het denken en de creatieve verbeelding van de mens aan de andere kant. Dat is op zich een heldere en intrigerende gedachte. Het probleem is echter dat Saunders ze vertaalt naar en combineert met een dozijn (al dan niet verwante) nevenbetogen: over het ‘ontstaan’ van de mens- en cultuurwetenschappen; over de media als technologische prothese; over C.P. Snows Two Cultures en wetenschapspopularisering; enzovoort. Daar ligt de keerzijde van Saunders’ exhaustiviteitsmedaille: het blijkt onmogelijk om dat alles tot een krachtig geheel te verweven – zeker als je ook nog individuele volumes gedetailleerd wilt bespreken, cultuur-historische achtergronden wilt meegeven, de invloed en receptie van de serie wilt belichten… De uiteindelijk veeleer chaotische en versnipperde aard van Imagined Futures wordt nog het best geïllustreerd door de al eerder vermelde ‘meerdere introducties’. Die zijn meer een ongeregeld amalgaam van beschouwingen en claims dan een inzichtelijke inleiding op de studie.

Ook los van de chaotische versnippering zijn niet alle (neven)betogen even overtuigend.

Ik alludeerde reeds op Saunders’ pogingen om de invloed van de To-Day and To-Morrow series te ‘bewijzen’. Daarnaast vind ik vooral het argument dat hij over de modernistische en hedendaagse futurologie ontwikkelt, problematisch. Kort samengevat stelt Saunders dat de toekomstspeculaties uit de To-Day and To-Morrow series geen ongefundeerde visioenen zijn, maar collectieve, wetenschappelijke gedachteexperimenten:

“Science transforms prophecy from vatic vision (…) to the formulation, testing, and improving of hypotheses.” (p.90) Toch worden de toekomstverkenningen, behalve door een rationele methodiek ook gedreven door de autonome, utopische verbeelding, waardoor een veelheid aan vaak radicale toekomsten geopenbaard wordt – vandaar Imagined Futures. Het is die ‘creatieve energie’ (p.344) die volgens Saunders vandaag de dag, onder invloed van kapitalistische globalisering en een nog thomas pierrart intenser rationalisme, verdwenen is. Commerciële denktanks lijken met horizon scanning en data-analyse de toekomst exact te kunnen voorspellen en het schijnt onmogelijk nog een andere toekomst te verbeelden dan een die gedomineerd wordt door “neo-liberale stilstand of milieurampen” (p.352). Op die manier is onze toekomst niet langer open, menselijk en veelzijdig, maar gesloten, onmenselijk (economisch) en gedetermineerd.

Saunders verdedigt dus een nogal lineair verhaal van weberiaanse onttovering. Het klopt zeker dat de toekomstspeculatie in de twintigste en eenentwintigste eeuw op vele vlakken geprofessionaliseerd is en geëvolueerd is tot wetenschappelijke futurologie.

Het is ook verrassend om te zien hoe de To-Day and To-Morrow series een intrigerende plaats in die geschiedenis blijkt in te nemen. Maar de verbeelding speelt in het post-To-Day and To-Morrow-tijdperk toch een complexere rol dan Saunders doet uitschijnen.

In The Future of the World. Futurology, Futurists, and the Struggle for the Post-Cold War Imagination (2018) nuanceert Jenny Andersson bijvoorbeeld zo’n zwart-witevolutie, door te wijzen op de voortdurende interactie tussen rationele voorspelling en utopische verbeelding in de naoorlogse geschiedenis van de futurologie. Voorts behoren de dekolonisatie en de (her)opening van de toekomst (of beter: toekomsten) al twee decennia tot het kernprogramma van heel wat academische vertegenwoordigers in de Futures studies (bijvoorbeeld Sohail Inayatullah).3 Het is een groep die Saunders met zijn tegenstelling tussen modernistische futurologie en hedendaagse bedrijfsvoorspellingen vreemd genoeg buiten beschouwing laat, terwijl ze net voor een noodzakelijke verfijning van zijn argument had kunnen zorgen.

In de inleiding van Imagined Futures noemt Saunders de To-Day and To-Morrow series ‘a cornucopia’, een hoorn des overvloeds voor “readers who care about the relation between science and the arts, the aftermath of the First World War, politics between the wars, feminism and gender and sexuality, culture, media, technology, or literature, language and the arts in the period (…). Not just for literary scholars but several other disciplines: cultural historians, people studying popularization, science fiction, book history, everyday life, futurology, and many others.” (p.30) Hoewel ik niet elk betoog van Saunders even krachtig vind en hoewel een scherpere focus zijn studie ten goede was gekomen, heeft hij mij met Imagined Futures wel overtuigd van de cornucopische waarde van de To-Day and To-Morriow series. Ik durf te voorspellen dat dat in de toekomst ook bij andere lezers het geval zal zijn.

1 ‘The first’ is relatief, want al in 2009 redigeerde Saunders, samen met Brian Hurwitz, een themanummer van het tijdschrift Interdisciplinary Science Reviews (34.1) over de To-Day and To-Morrow series.

2 Respectievelijk: Ford Madox Ford. A Dual Life (2 vols. Oxford: Oxford University Press, 1996) en Self Impression. Life-Writing, Autobiografiction, and the Forms of Modern Literature (Oxford: Oxford University Press, 2010).

3 Zie bijvoorbeeld de bundel Rescuing All Our Futures. The Future of Futures Studies (Sardar (ed.) 1999) of de denktank Metafuture (metafuture.org).

Eerder verschenen in Vooys