In handen van Barbarijse kapers
[Recensie] Hele fijne vrienden van ons, Elly en John, wonen in Hoorn, Nederland. John is met pensioen en als raadslid voor de burgemeester van de stad altijd op de been voor sociale kwesties. In de oude stadsarchieven van Hoorn valt in de Archiefdienst West-Friese gemeenten, verzamelde plakkaten, no.VII 29,van 17 september 1681, volgende proclamatie te lezen:
“De Heeren Burgemeester en Regeerders van de Stad Hoorn maken bij deze aan eenieder bekend, dat volgens de Resoluties van haar Edel Hoogmogenden de Heren Staten van Holland en West-Friesland, in alle dorpen daaronder ressorterende, op de zeventiende van de maand december een Generale Collecte zal worden gehouden, om met de opbrengst daarvan te lossen de Hollandse slaven die in Algiers gevangen zitten. Met serieuze recommandatie vanwege het excessieve aantal en de grote miserie van de gemelde gevangen. Men zegge het voort”.
Precies hierover gaat deze historische roman. Tussen de 16e en de 19de eeuw werden naar schatting 1,25 miljoen West-Europeanen gevangen genomen en tot slaaf gemaakt door ‘Barbarijse kapers’. Barbarije was de benaming voor een grote kuststrook van noordelijk Islamitisch Afrika aan de Middellandse Zee. Slavenhandel was algemeen. Naar schatting werden tussen de 16de en de 19de eeuw meer dan 1.25 miljoen West-Europeanen gevangen genomen en tot slaaf gemaakt. In deze schatting zijn de christenslaven in het toen al onafhankelijke Marokko, Turkije en Egypte niet meegerekend. Volgens de Turkse historicus Halil Inalcik zou alleen al het Ottomaanse Rijk tussen 1450 en 1700 zo’n 2.5 miljoen Oost-Europese slaven via de Krim hebben geïmporteerd.
Hoorn in de 17e eeuw
Nederlanders waren altijd al kooplieden en zeevaarders. Naar schatting telde de Hollandse vloot in 1061 ongeveer 20 000 schepen. In 1670 was er al een koopvaardijvloot van 2600 zeegaande schepen van meer dan 100 ton. Vele schepen met grote handelswaarde in het ruim werden gekaapt. Ten tijde van Hoorn in 1681 liep het voor de meeste gevangenen niet goed af. Zeelieden werden nog wel eens gerecupereerd als ze zich tot Allah bekeerden, maar vele mannen, vrouwen en kinderen stierven als bijvoorbeeld arbeiders in steengroeven of verdwenen in erbarmelijk gevangenschap of als huisbedienden. Kapiteins ter zee werden verzekerd en rijke kooplui konden zich soms vrijkopen met losgeld. Net als in Hoorn werden in de christelijke wereld ettelijke collecties gehouden waardoor soms ook eenvoudige mensen hun ballingschap overleefden.

In Nederland heerste de West-Indische Compagnie over de Afrikaanse Goudkust. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan schreeuwden de plantages om goedkope arbeidskrachten. Wie kon plukte volk, aan weerskanten. Mensen waren handelswaar. Afrikaanse koninkrijken en Europese compagnieën en staten handelden volgens verdragen die werden afgesloten door diplomaten. Net als in het Archief van de Stad Hoorn bleven overal in Nederland tal van geschriften en verslagen uit die tijd goed bewaard. John, nee, niet de John die wij kennen, wel Meilink de historicus uit Den Bosh, schreef onder de grote noemer ‘Zonen van Jafeth’ een reeks van vier historische romans over de Hollanders en hun aandeel in de slavenhandel in de 17de eeuw. In elk van de vier boeken uit deze serie wordt een facet van de slavenhandel onder de loep genomen. In zijn eerste boek Kroesvee ging het over West-Afrika, nu komt In Barberije uit, over de slavenhandel in Algiers. Het derde deel, Asiento, zal gaan over het Caraïbisch gebied, en het laatste, Banda Neira, over Indonesië.
Historische documenten
In Barbarije is voornamelijk gebaseerd op zes persoonlijke historische journaals, dagboeken, fragmenten uit reisverhalen en documenten uit archieven als dat van Hoorn. De belangrijkste karakters in deze roman zijn dan ook echt terug te vinden in de oude geschriften, schitterend gekozen en representatief voor deze geschiedenis. Ali de Kuiper, is Hollands renegaat in Algiers, met de functie van tolk. Anthonie de Wildt is de jonge leerling-boekhouder van de West-Indische Compagnie. Baba Hassan, schoonzoon en rechterhand van Hadji Mohammed Treki, de Dey van Algiers. Cornelis Cats, is koopman in Schiedamse jenever, El-Bat, de ‘knuppel, hoofdopzichter van het bagno de la bastarda. Jacob de Paz is jood en assistent van Thomas Hees als de afgezant Commissaris van de Staten -Generaal in Algiers. Monstafaris Rais, kaperkapitein op de Oranjeboom, en Kokker en Mooie Han, volmatrozen op de Sint-Joris.
Zo waarheidsgetrouw mogelijk
De grote lijnen in deze roman zijn bijzonder sterk gedocumenteerd en de politieke, sociale en militaire context werd zo waarheidsgetrouw mogelijk geschetst. Decor, landschappen, de gevaarlijke bootvaarten op driemasters, gevangenissen, paleizen, leef- en eetgewoonten, de godsdienstbeleving, de moordende pestepidemie en de karakterisering van de personages zijn authentiek, kleurrijk gedetailleerd en zo veel mogelijk gebaseerd op oude verslagen. Al lezende dein je bijvoorbeeld levendig mee op de golven van een zeilschip in de 17de eeuw, sta je versteld over de cynische behandeling aan beide kanten van andersgelovigen, bleek toen al dat wie geld had bijzonder veel meer macht had, de sterkste meestal overleefde, hebzucht maar ook diepe vriendschappen het leven bepaalden.
De roman start bij Thomas Hees in 1693, bij de historische diplomaat die net geen zestig is, genietend van zijn theeritueel, maar die uitgeput en melancholisch uitkijkt over de Amstel en zich de stemmen herinnert van de kooplui, het geroezemoes, de geluiden en geuren van de soek, de Arabische markt. Alles is gedaan, gezegd en geschreven. Als God hem vergeeft is het goed. Audhu billah.
—
Eerder verschenen op Boekensite Gent