"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

In Florence

Dinsdag, 10 november, 2009

Geschreven door: Ad ten Bosch
Artikel door: Karlijn de Winter

Met stramme knieën door Florence

Onder een tekort aan vrouwelijk schoon lijdt Max Verwindt niet in Florence. Het begint al bij zijn eerste bezoek aan de Basiliek van San Lorenzo, waar hij een annunciatie van Filippo Lippi aanschouwt. Of wezenloos aangaapt, kun je wel stellen. Hij ziet de Heilige Maagd aan en beoordeelt haar als was ze een levensechte mademoiselle: ‘Ze zag er na vijfhonderd jaar nog fris en lieflijk uit in die doorschijnende kleertjes van haar. Vonkte er maar iets van karakter uit haar ogen, dan zou hij haar aantrekkelijk kunnen vinden. Jammer voor haar dat ze onbevlekt had moeten ontvangen .’

Max’ blik op deze voorstelling vormt al een aankondiging op de rest van de roman, die zijn verdere verblijf in Florence beschrijft. Overal in de stad lijkt hij mensen te zoeken die hem zijn stukgelopen huwelijk en zijn kinderen, achtergebleven in een keurig rijtjeshuis in Nederland, voor even moeten doen vergeten. En terwijl Max voor dat schilderij van Lippi staat, wordt hij aangesproken door een vrouw van ergens in de dertig die wel van vlees en bloed is. Ze heet Nicole, en werkt in deeltijd als docente beeldende kunst in Antwerpen – een bekwamere reisgezellin kun je je haast niet wensen in zo’n renaissancestad als Florence. Maar in wezen is het Max vooral te doen om haar amoureuze aandacht, waar hij gretig op ingaat. Háár vindt hij echt aantrekkelijk.

De expertise van Nicole, die eerder een mooie baan had als architect in New York, past goed in het decor. De stad Florence en haar vele kunstschatten, monumenten en historische straatjes spelen een prominente rol in de roman. Toch komt de achtergrondkennis daarover, geconfronteerd met Max’ verwarde psychologische toestand, nogal potsierlijk over. De stad waar Max wekenlang verblijft, als een ontsnapping aan zijn vroegere bestaan of als een overgangsrite naar een nieuwe fase als ‘man alleen’, lijkt weinig impact op hem te hebben. En dat doet afbreuk aan deze roman die zoveel woorden aan de cultuur spendeert.

De wandelingen van Max, die vrij uitgebreid beschreven worden, blijven vaak steken bij kale beschrijvingen – ‘Voor de ingang van de Dom stond een massieve muur van toeristen. Hij liep achter het Baptisterium langs naar Via Roma en vond tot zijn verbazing wat hij zocht: café Gilli.’ Naarmate hij langer in de stad vertoeft, leert hij steeds meer plekken kennen die hij gewoontegetrouw blijft bezoeken .

Dans Magazine

Hij beweegt zich, verdoofd en verward door zijn scheiding, als een soort halve zombie door Florence. Wat hij eigenlijk verlangt lijkt hem zelf ook niet duidelijk – Nicole heeft hij op een gegeven moment weer laten schieten om een andere, nog jongere vrouw te versieren. Maar ook over zijn verlangen naar haar lijkt hij niet erg overtuigd. Max’ gedachtenwereld zit vol onzekerheden, twijfels en bekommernissen. Ze draaien rondjes in zijn hoofd, en maken zich kenbaar op een manier die nogal eens zeurderig overkomt:

‘Sjokkend ging hij voort, zijn knie haperde, het duurde even eer die op gang kwam. Volgende maand werd hij vijftig… […] “Een halve eeuw,” mompelde hij. “En niet te stoppen.”’

En even verderop, op dezelfde pagina:

‘Nicole was zoveel jonger dan hij, al wist hij niet precies hoeveel. Hoe dacht ze over hem? Waarom had hij zich dat gisteren niet afgevraagd? Gisteren leek alles zo vanzelfsprekend. Nu ze weg was, kwamen de vragen.’

Met dergelijke vragen slepen Max’ dagen in Florence voort. Wanneer een roman volledig aan een stad is gewijd, zou je verwachten dat die setting meer bij het hoofdpersonage teweegbrengt, of anders toch tenminste de lezer op nieuwe inzichten brengt. Iets soortgelijks is steeds het geval in de romans van Christiaan Weijts, waarin de steden, van Leiden en Amsterdam tot Verona en Venetië, steevast een intrigerende wisselwerking aangaan met het gedrag en het karakter van de personages . Van een dergelijke ontwikkeling is hier geen sprake en daarmee loopt het verhaal van Max vast in een nietszeggende stilstand.

De ene keer geeft Max geeft zich over aan de liefkozingen van Nicole, dan weer schuift hij als gast aanbij een Italiaans familiediner of drinkt hij aan de bar een Barolo met een tachtigjarige homofiele hoedenmaker. Ze bezorgen hem weliswaar aangename momenten, maar brengen niet veel verandering in zijn getob. In zijn omgeving vindt iets plaats dat vervolgens weer voorbij gaat, langs hem heen glijdt. Daardoor wekt het ook de indruk dat de lezer, ondanks alle dooltochten door de stad, aan het eind van de roman geen stap vooruit is gekomen.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De IJssel stroomt feller dan de Amstel

De tuin in Biak

In Florence