"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

In gesprek met.........Bronja Hoffschlag winnaar Hebban/Crimezone Debuutprijs 2014

Dinsdag, 28 oktober, 2014

Geschreven door: Bronja Hoffschlag
Artikel door: Roelant de By

Vorig jaar is je debuut uitgekomen, het eerste deel in de Project X trilogie. Denk je op een dag; ik ga een knaller van ruim 700 pagina’s schrijven en omdat het kan schrijf ik er meteen maar drie?

– ‘De Dode Kamer’ begon ooit als een kort verhaal of eigenlijk als een lange dialoog. De personages boeiden me en ik vond dat ik ze met een kort verhaal tekort deed. Er zat veel meer in, maar op dat moment kon ik er niets mee. Jaren later kwam ik in een Amerikaans tijdschrift een artikel tegen over de dode kamer in het Orfield Laboratorium. Naar aanleiding daarvan bedacht ik in grote lijnen het verhaal rond ‘DDK’. Toen ik na ging denken over de personages, herinnerde ik me het korte verhaal en herlas het. 


Dit waren de personages die bij mijn opzet pasten. Tijdens het schrijven kwam er zelfs een moment waarop het korte verhaal bijna letterlijk in ‘DDK’ paste, al vrij vroeg in het verhaal. Vanaf dat moment wist ik: dit moet ik afmaken. Ik heb lang gedacht dat ‘DDK’ gewoon een boek werd van 300-350 pagina’s. Aangezien ik volkomen a-technisch ben en werk op A4 formaat, had ik geen flauw benul van het pagina-aantal. Daar ben ik ook helemaal niet mee bezig tijdens het schrijven. Het verhaal valt hoe het valt. Bij ‘DDK’ was dat op 713 pagina’s en bij ‘SNUFF’ op 119. Zo is het ook met het boek waar ik nu aan werk. Als dat verhaal het beste uitkomt op 500 pagina’s worden het er 500 en als het beter werkt op 900 dan worden het er 900. De dikte van het boek wordt bepaald door het verhaal en niet door een gemiddelde of zelfs door zijn voorganger. Bij ‘DDK’ zag ik halverwege in dat het niet bij één boek moest blijven. Ik had nog teveel ideeën en tijdens de laatste herschrijfronde ben ik de lijnen uit gaan zetten voor deel 2 en zelfs al voor deel 3.



Waar heb je de inspiratie vandaan voor Project X?
– Ik ben een nieuws freak. En dan niet het nieuws zoals in de Telegraaf of zo, maar ‘ander’ nieuws: misdrijven, complottheorieën, onverklaarbare zaken, wetenschappelijke onderzoeken. Ik kan heel erg geboeid raken door rare dingen en ik heb ook de tic dat als iets me boeit, ik er alles over wil weten. Zo ook met het artikel over het Orfield Laboratorium. Het gegeven dat je een kamer kunt bouwen, waarin niemand het langer dan 45 minuten kan uithouden, zonder dat daar enige vorm van geweld of intimidatie aan te pas komt, vond ik intrigerend. Je kunt iemand tot waanzin drijven door niets te doen en de kamer voor je laten werken, als een wapen. Dat leek me een uniek gegeven voor een thriller. Daardoor kwam ik ook uit bij een architect als hoofdpersoon. Voor Lennart komt de inspiratie meer uit het leven zelf. Dingen die me verteld zijn, die ik gezien heb, meegemaakt heb. Daarna was het een kwestie van heel veel research.


De meest kritische lezers hebben DDK en Snuff met vijf sterren beoordeeld. Ook in diverse leesclubs scoor je hoog. Voor een debuut moet dat ‘a dream come true’ zijn? Kun je beschrijven hoe dat voelt?
– Iedereen om je heen kan je natuurlijk wel vertellen dat je een geweldig boek hebt geschreven, maar dat zijn niet de meest objectieve lezers over het algemeen. ‘DDK’ gaat tegen alle thrillerwetten in, qua stijl, opbouw en personages, dus ik hield er wel rekening mee dat er een kans was dat het negatieve reacties zou krijgen. Toen kwam de eerste recensie, goed onderbouwd en lovend. 5 sterren. Het was echt een opsteker, omdat ‘DDK’ op dat moment in de Leesclub ging bij Crimezone, wat echt een impulsieve actie was en toen ik me had aangemeld opeens doodeng was. Toen ook dat goed uitpakte en overal eigenlijk alleen maar positieve reacties verschenen, was dat een enorme high. Het is toch je ‘kindje’, waar je zolang aan gewerkt hebt, en vooral omdat ik nog twee delen wil schrijven is het natuurlijk wel zo prettig als er ook nog mensen zijn die daarop zitten te wachten. Mijn boeken zijn anders en anders is altijd een risico. Mensen snappen het of ze snappen het niet. Ze houden ervan of juist helemaal niet. Je kunt het nooit iedereen naar de zin maken, maar ik kan echt genieten van een berichtje van iemand die schrijft, dat hij of zij zo genoten heeft van één van mijn boeken of zo heeft meegeleefd met een bepaald personage.



Waarom heb je gekozen voor een dergelijk zware psychologische thriller?
– Ik heb niet gekozen voor een genre. Ik heb een verhaal geschreven en daarna hebben we eindeloos gedebatteerd over het genre dat daar het dichtst bij in de buurt kwam. ‘DDK’ is een thriller, maar met de nadruk op de personages en de psychologie en met sterke romaninvloeden qua schrijfstijl en opbouw. Het zou ook een psychologische, spannende roman genoemd kunnen worden, maar met het oog op de twee vervolgen hebben we daar uiteindelijk niet voor gekozen.



De hoofdpersonen in je boeken zijn voornamelijk mannen. Is dat een weloverwogen keuze geweest of toeval?
– Toevallig las ik kort geleden ergens iets van Clemens van Bunschot, die zei bewust voor vrouwelijke hoofdpersonen te kiezen, omdat die verder van hem afstaan. Dat kan ik begrijpen, maar bij mij werkt het anders. Ik denk ruw de verhaallijnen uit en dan groeien de personages eigenlijk vanzelf, gedurende het denk- en kladproces.



Misha is architect, heb je zelf iets met ontwerpen of architectuur?
– Misha is architect, alleen vanwege het gegeven van de dode kamer. Ik heb er verder niets mee, maar als je het verder doortrekt: hij creëert gebouwen, ik verhalen. Het heeft wel raakvlakken. Ik snap daardoor hoe hij tegen zijn creaties aankijkt.



Lennart is de tegenpool van z’n broer Misha. Waarom die twee uitersten?
– De verhaallijn die ik in mijn hoofd had toen ik aan ‘DDK’ begon, vroeg om twee uitersten. Dan zijn ergernis en onbegrip logische gevolgen. Daardoor kon het verhaal zich ontwikkelen, zoals het dat gedaan heeft. Misha is succesvol, een carriereman. In zijn ogen is Lennart een loser, omdat hij niet werkt, drinkt en drugs gebruikt. Het staaft zijn overtuiging dat hij niet op zijn broer kan rekenen, het verklaart waarom hij naar andere mensen toetrekt en niet naar Lennart. Ook met het verdere verloop van de trilogie is dit fijn om mee te werken, omdat ze van elkaar niet begrijpen hoe de ander echt in elkaar zit en dat nu gaandeweg moeten gaan ontdekken.



Zijn er autobiografische elementen aanwezig in je boeken?
– In ‘SNUFF’ in mindere mate dan in ‘DDK’. Sixten Jinks heeft vrij extreme opvattingen over de boekenwereld en het gegeven marketing, maar er zitten wel dingetjes in die ik zelf heb meegemaakt en nu dus lekker heb kunnen overdrijven in ‘SNUFF’. Het is een heel ander soort boek dan ‘DDK’, dat soms best zwaar is om te schrijven. Misha is een personage dat heel erg onder mijn huid kan gaan zitten, omdat hij qua karakter vrij dicht bij me staat en daardoor lang ‘doorwerkt’ op mijn stemming. Het schuwen van mensenmassa’s, er moeite mee hebben als de aandacht op je gevestigd is, het teveel onthouden en snel afgeleid zijn, zijn wel dingen die hij en ik gemeen hebben.


Zijn bepaalde personages gebaseerd op mensen die je kent?
– Ik baseer personages weleens op diverse mensen die ik ken, nooit op eentje. Niet qua uiterlijk, maar ik ‘gebruik’ wel bepaalde karaktertrekjes en eigenschappen om personages op te bouwen. Daarnaast vind ik het heel belangrijk dat ze hun eigen manier van spreken hebben. Iedereen is tenslotte anders. Een mooie manier om dat te schetsen is door de woordkeuze van personages binnen de dialogen, maar ook binnen de verhalende delen. Lennart gebruikt uitdrukkingen, die Misha nooit zou gebruiken en andersom. Ze hebben hun eigen geluid. Bepaalde stopwoordjes en uitdrukkingen in ‘DDK’ komen van mensen die ik ken, maar ik zal nooit een personage volledig baseren op de buurman van twee huizen verder of zoiets.



DDK speelt zich voornamelijk af in NL en de VS, waarom die landen?
– Omdat dit voor het verhaal het beste uitkwam.



Je staat bekend om je zogenaamde ‘mindgames’, je hebt zelfs ‘sleutels’ in je boeken achtergelaten waarmee de lezer in een volgend deel weer verder kan. Die ‘sleutels’ zijn maar heel moeilijk te vinden zelfs als je heel specifiek gaat zoeken. Waarom heb je voor die opzet gekozen?
– Ik vind het leuk om de lezer aan het werk te zetten. Ze moeten lekker meepuzzelen en als je heel goed puzzelt, is er meer dan op het eerste gezicht lijkt. Het is niet zo dat je niet verder kunt met het verhaal als je het niet ontdekt. Het is meer een bonusje, zoals een bonustrack op een cd. Ik heb daarvoor gekozen, omdat ik het zelf ook leuk vind als er meer in een boek zit dan alleen het verhaal. Dat er als het ware nog een verhaal achter zit, of dat ik kan achterhalen dat het geïnspireerd is op een bepaald nieuwsbericht. Zo Google ik zelf altijd iedere boektitel, bekend klinkende naam en genoemd feit, die ik in fictieboeken tegenkom, om te zien of ze echt bestaan en zo ja, waarom de schrijver het boeiend genoeg vond om het erin te stoppen.



Je boeken zijn daardoor niet echt gemakkelijk. Niet iedereen zal de boeken naar waarde kunnen waarderen. Is dat een keuze of is het zo gegaan?
– In de eerste instantie is het verhaal zo gegroeid, maar we waren ons wel bewust van het risico toen we besloten het uit te geven. Het heeft gunstig uitgepakt, maar het muntje had net zo goed de andere kant op kunnen vallen. Gelukkig zijn veel mensen erg enthousiast, juist omdat ze het leuk vinden om mee te puzzelen en te moeten nadenken. Een aantal mensen vond mijn boeken om diezelfde redenen helemaal niks. Ik denk niet dat je een boek kunt schrijven dat echt iedereen geweldig vindt. Daar moet je niet naar willen streven.



Alles rondom DDK hebben jullie zelf gedaan, het boek is in eigen beheer uitgegeven. Waarom is dat?
– Voornamelijk omdat ik dan volledige creatieve vrijheid heb. Ik begrijp dat een boek nagekeken wordt op fouten en onwaarheden, maar inhoudelijke bemoeienis is voor mij echt een no-go. Voor mij moet een verhaal zijn zoals de auteur het bedoeld heeft, zoals het verhaal gegroeid is. Dat is waar ik tegenaan liep met ‘DDK’. Er was een uitgever die het wilde hebben, maar dan moest er wel een personage overlijden (die toch echt nog mee moest naar deel 2 en 3) en er moest een gesloten einde komen, omdat, als het niet aansloeg, ze dan niet vastzaten aan een deel 2 en 3. Ik begrijp dat vanuit commercieel oogpunt, maar ik vertel mijn verhalen zoals ze ontstaan en niet zoals ze binnen een budget passen of zoals ze binnen de ‘thrillerformule’ vallen. Daarnaast vind ik het fijn dat we alles zelf kunnen bepalen: mijn agenda, de deadlines, verplichtingen, de covers en vooral dus de inhoud van mijn boeken.



Zijn daar volgens jou voordelen of nadelen aan verbonden?
– Het enige nadeel dat ik in deze constructie kan noemen is dat je budget beperkt is. Daardoor wordt het moeilijk om een boek onder de aandacht te brengen. Het aanbod is zo groot, dat je slechts een klein en anoniem visje bent in een vijver vol. Zonder publiciteit is het lastig om de aandacht van lezers te trekken en dat is jammer. Verder heeft het zelfstandig zijn voor mij alleen maar voordelen. Ik heb een paar goede mensen om me heen, die me veel uit handen nemen, zodat ik me op het schrijven kan richten, omdat het met mijn baan anders teveel zou worden of omdat het dingen zijn waar ik me niet mee bezig wil houden.





Je bent nu genomineerd voor de Debuutprijs van Hebban/Crimezone 2014, je staat zelfs op de shortlist. Hoe schat je je kansen in?
– Realistisch: 1 op 6. Elf mensen lezen zes boeken en die vinden daar iets van. Het blijft een kwestie van smaak en niet iets waar je een wiskundige formule op kunt loslaten.













Heb je de boeken van de andere genomineerden gelezen? Zo ja, wie zie je als grootste concurrent?
– Ik heb de laatste drie jaar nauwelijks een boek gelezen, dus ik moet eerlijk bekennen dat ik de andere boeken niet gelezen heb.



Stel; een grote uitgever komt naar je toe en wil je in zijn portefeuille, wat doe je dan?
– Ik ben benaderd, maar ben er niet op ingegaan. We zouden het nooit eens kunnen worden. Ik verkoop liever 1.000 boeken en dat ik er volledig achter kan staan, dan dat ik er 100.000 verkoop en mijn vrijheid moet opofferen en een verhaal uitbreng dat eigenlijk niet meer van mij is, omdat er van alles is aangepast. Zo wil ik niet werken.



De trilogie is straks een feit, Snuff is geschreven. Wat kunnen we nog meer van je verwachten? Wat ligt er nog in dat geheime laatje van je?
– Veel. Ik schrijf al vanaf mijn veertiende, dus toen ik aan ‘DDK’ begon lag er al vijftien jaar aan experimenten op de plank. Nu is natuurlijk lang niet alles levensvatbaar, maar er zitten echt nog een paar waanzinnige dingen tussen. Ik heb sowieso nog concrete plannen liggen voor twee stand alone psychologische thrillers, beide net als ‘DDK’ geïnspireerd op een waar gegeven, maar wel heel anders dan de Project X trilogie. Verder heb ik nog vijf projecten liggen waarvan ik weet dat het iets zou kunnen worden.



Zou je ook een YA of een roman kunnen/willen schrijven?
– Ik heb geen enkele ambitie richting YA of jeugdboeken. Dat is een vak apart en wordt vaak onderschat. Ik heb het vroeger wel geprobeerd, maar ik kan de ’toon’ niet vinden. Het irriteert me mateloos als jeugdboeken of YA’s kinderlijk of belerend overkomen. Niemand heeft een betere toon voor YA dan Natazsa Tardio. ‘Moordvrienden’ vond ik echt subliem. Ik heb het genre niets te bieden dat zij of iemand anders niet kan bieden. Verder trek ik me niet zoveel aan van genres, dus bijna alles is mogelijk.



Jij hebt een geheel eigen schrijfritueel toch? Vertel eens?
– Het is eerder een methode dan een ritueel. Die heb ik in de loop der jaren ontwikkeld, omdat ik heel snel afgeleid ben. Ik moet niets horen of zien om me heen, want dan kan ik het vergeten. Daarom staat mijn bureau in een hoek en tegen de muur. Als ik naar buiten kan kijken, komt er niets uit mijn handen. Ik begin altijd met koffiezetten, dan rook ik een sigaretje en blader ik globaal door wat ik de vorige avond/nacht heb geschreven. Dan gaat mijn koptelefoon op, volume op twintig. Meestal ben ik wel een half uurtje aan het freestylen, totdat ik mijn flow heb en dan ga ik beginnen.



Je bent nu bezig aan het tweede deel in de Project X trilogie “De Skinner methode”. Hoe ver ben je en zit deel 3 ook al in de pen?
– ‘De Skinner Methode’ zit in de eerste herschrijfronde, wat inhoudt dat ik het verder aan het uitwerken ben. Sommige delen zijn al helemaal uitgeschreven en hoeven alleen bijgewerkt of verplaatst te worden, andere delen zijn nog een soort steno. Grote delen staan. Als de eerste (min of meer) volledige versie staat, ga ik nog een keer alles fact checken: genoemde data, dagen, jaartallen, weersomstandigheden, locaties. Alles moet kloppen. Daarna ga ik opnieuw in de herschrijffase, totdat het helemaal naar mijn zin is. Voor het derde deel staat alleen wat ik het ‘skelet’ noem: de ruwe lijnen, feiten en bronvermeldingen voor research, met her en der wat rauwe fragmenten. Ik denk nu alles bij elkaar 50 pagina’s aantekeningen.



Als je in een negatieve flow zit schrijf je vanuit Skinner en positief vanuit Lennart. Je kruipt in de huid van en gaat schrijven? Werkt het zo?
– Het helpt me om de mindset van mijn personage aan te nemen. Je moet anders tegen dingen aankijken, vooral met personages die ver van je af staan. Het personage dat op dat moment het dichtst bij mijn stemming staat, daar ga ik die avond mee werken. Het klinkt een beetje zweverig, maar zo kun je alle heftige invloeden zowel positief als negatief soms omzetten in iets heel moois. Het maakt het dan krachtiger, omdat je net een andere woordkeuze maakt dan je volledig rationeel gemaakt zou hebben. Vaak pakt dat goed uit en zo niet kan ik het altijd later aanpassen.



Je hebt eens aangegeven de zogenaamde ‘Method writing’ te hanteren. Zou je dat eens kunnen toelichten?
– Method writing werd al gebruikt door de Beat Generation schrijvers in de jaren ’50, zoals William S. Burroughs, Allen Ginsberg en Hunter S. Thompson. Zij waren voor zover bekend de eerste auteurs die iets bedachten, dat in de praktijk gingen uitproberen en dat verwerkten in hun boeken of fictie ophingen aan ware gebeurtenissen uit hun leven, zonder er echt een autobiografie van te maken. In feite werkt het hetzelfde als de Meisner techniek, die acteurs gebruiken. Je doet, praat en denkt als je personage, wordt hem of haar. Schrijven is acteren op papier, je verplaatsen in iemands gedachten, logica en handelswijzen, hoe ver die ook van de jouwe vandaan ligt. In plaats van het uit te beelden schrijf ik het op.



Naast je drukke baan, man en beesten presteer jij het om tot diep in de nacht te schrijven. Is dat omdat je een nachtmens bent of omdat je eenmaal in die flow niet kan stoppen? Ben je op een gegeven moment niet bekaf?
– Ik ben een nachtmens, dus dat helpt wel. Met werken, schrijven, dieren, man en al het andere ben ik gemiddeld 18/19 uur per dag bezig, de overige uren probeer ik zoveel mogelijk te slapen. Gelukkig heb ik fijne collega’s en is mijn werkschema dusdanig gecreëerd dat ik mijn tijd optimaal kan gebruiken. Ik werk drie ochtenden en vijf middagen. Ik hoef dus maar drie dagen vroeg op. Daardoor kan ik vier dagen in de week doorschrijven zolang ik wil, maar het gebeurt regelmatig dat ik de tijd uit het oog verlies op de dagen dat de wekker om 6.30 uur gaat, omdat ik inderdaad in een goede flow zit. Je wordt er wel moe van, maar ik heb het er graag voor over. Eens in de zoveel weken ‘verslaap’ ik een zaterdag en dan kan ik weer een poosje door.



Hoe bevalt het je in boekenland?
– Wisselend. Ik ben er blind ingestapt en ik had geen enkele verwachting, dus het is me niet mee- of tegengevallen. Ik heb hele leuke dingen meegemaakt, maar ook minder leuke dingen. Zo heb ik een tijdje iemand gehad die dag en nacht belde en dan ophing, zodra je opnam. Dat was erg irritant. Wat ook teleurstellend was, was dat – buiten de Leesclubs voor Crimezone en De Perfecte Buren – er van de tientallen recensieboeken voor ‘DDK’ maar vijf zijn gerecenseerd. Ik had echt niet verwacht dat iedereen het op zou pakken, maar wel meer dan vijf. Er verscheen wel een aantal exemplaren ongelezen op Bol.com en Marktplaats. Dat zijn dingetjes die me irriteren, maar overwegend is het leuk en ik moet eerlijk toegeven dat er ook veel aan me voorbij gaat. In alles om het schrijven heen ben ik nog een beetje zoekende. Ik schrijf omdat ik wil schrijven, niet omdat ik beroemd wil worden of veel geld wil verdienen. Deels is dat desinteresse, maar ook een keuze. Als ik aan een boek werk, zit ik het liefst in een cocon, zonder invloeden van buitenaf die me kunnen afleiden. Ik Google mezelf niet. Ik lees dingen in de media, omdat anderen me erop wijzen. Ik heb geen marketing skills. Zo is Facebook voor mij iets, waar ik me jarenlang tegen verzet heb, omdat ik het inbreuk op mijn privacy vond. Toen ‘DDK’ uitkwam ben ik overgehaald door mijn team om een account te openen, maar ik ben niet goed in het promotionele aspect. Ik vind het leuk als mensen schrijven dat ze hebben genoten van mijn boek, maar ook – wanneer het mensen zijn die ik enigszins ken – om 26 foto’s van iemands nieuwe kitten te bekijken of te luisteren naar een stuk muziek dat iemand bijzonder genoeg vond om te delen. Ik denk dat ik moet concluderen dat ik in de boekenwereld voornamelijk de lezers en het schrijven zelf leuk vind en de rest liever zoveel mogelijk overlaat aan anderen. Ik vond het bijvoorbeeld wel onwijs leuk om actief bezig te zijn met de leesclubs van Crimezone en DPB. En de nominatie voor de Hebban/Crimezone Debuut Prijs was natuurlijk een droom.


Wat is het laatste boek dat je hebt gelezen?
– Ik ben al maanden bezig in een boek, maar dat is nog niet uit. Niet omdat het niet goed is, maar gewoon puur door tijdgebrek. Het laatste boek dat ik uit heb gelezen was deel 3 van Jens Lapidus’ Stockholm trilogie. Als ik aan een boek werk, lees ik alleen dingen die ver buiten mijn eigen project vallen. Dus YA, Fantasy of werk van schrijvers van wie de schrijfstijl totaal afwijkt van de mijne. Dus vandaar, Jens.



Welke schrijvers kunnen op jouw waardering rekenen?
– Ik heb een heel brede smaak. Toen ik jonger was las ik voornamelijk Beat Generation werk en (auto)biografieën. Later heel veel romans en ook wel thrillers, maar niet zoveel. Ik vind Allen Ginsberg als dichter echt fenomenaal. Jack Kerouac en William S. Burroughs behoren nog steeds tot mijn favorieten. Voor Fantasy J.K. Rowling, omdat ze heel beeldend is en zoveel in haar boeken verstopt heeft, dat je steeds weer iets nieuws ontdekt. Alice Sebold vind ik geniaal. En ik moet tot mijn grote schande bekennen dat ik pas begin dit jaar R.J. Ellory heb ontdekt. Wat die man doet is echt van een andere planeet. Prachtig!







Als je niet schrijft, wat doe je dan graag?
– Ik lees graag. Verder kijken mijn man en ik allebei graag horrorfilms en series als ‘American Horror Story’ en ‘Boardwalk Empire’.



Stel, je mag een droomreis maken. Waar ga je heen en met wie?
– Nergens. Heel saai, maar ik ben een vreselijke huismus. Ik ben eigenlijk het gelukkigst achter mijn computer, met een grote beker koffie ernaast en een kat op schoot.



Je bent een heel rustig en bescheiden mens. Word je weleens kwaad?
– Het duurt heel lang, voordat ik op het punt kom dat ik kwaad word, maar dan moet je ook echt maken dat je wegkomt.


Waar zie je jezelf over 5 en over 10 jaar?
– Een paar boeken verder.



Doe een wens.
– Dat zal ik doen, maar ik zeg niet wat, anders komt het niet uit.



Hoe en waar doe je je research, heb je daar hulp bij?
– In de eerste instantie gebruik ik voornamelijk het internet en naslagwerken. Aangezien ‘Project X’ zich voor een groot deel in de VS afspeelt, is het niet zo dat je even gaat kijken hoe het daar in zijn werk gaat. Ik maak veel gebruik van documentaires en interviews met experts. Verder heb ik een groeiend netwerk van mensen die me van informatie voorzien. Mensen die me tippen over artikelen of docu’s waarvan ze denken dat ik die nuttig vind, mensen die een achtergrond hebben binnen een aspect van ‘Project X’. Ik werk voornamelijk met ervaringsdeskundigen. Zo heb ik bijvoorbeeld een gepensioneerde bewaker in New York, die me heel erg heeft geholpen met ‘DDK’ en ik heb een paar mensen in Seattle en Detroit, die me gigantisch hebben geholpen met ‘De Skinner Methode’.




Je hebt recent een songtekst geschreven voor een muzieknumme

Eerder verschenen op Perfecte Buren.

Boeken van deze Auteur: