"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Als ze maar gelukkig worden

Dinsdag, 27 december, 2022

Geschreven door: Marilse Eerkens
Artikel door: Marnix Verplancke

“De eerste relatie die je opbouwt met je ouders of verzorgers vormt een blauwdruk voor de relaties die je op latere leeftijd zal hebben”

Wil je dat de volgende generatie uit kritische en democratisch ingestelde burgers bestaat, dan moeten we onze kinderen daar vandaag toe opvoeden, meent de Nederlandse psychologe Marilse Eerkens.

“Dit jongetje probeert zijn piemeltje in een autootje te steken. Niemand zal hem raar aankijken. Dat is een aspect van de kinderlijke lustbeleving waaraan hier alle ruimte gegeven wordt. En mocht hij, wat op deze leeftijd nog kan, met poep willen spelen, dan kan hij zijn gang gaan.”

[Interview] Het is een fragment uit een documentaire die zo’n halve eeuw geleden gemaakt werd over de Amsterdamse “Kresj” Prins Konstantijn. Vertrekkend vanuit het romantische idee dat je kinderen zichzelf moest laten zijn en dat je hen als volwassene de wereld zelf moest laten ontdekken kregen ze er een antiautoritaire opvoeding. Zelfs als ze elkaar begonnen te stenigen werd er niet ingegrepen.

Kookboeken Nieuws

In Als ze maar gelukkig worden haalt psychologe Marilse Eerkens dit fragment aan om te illustreren tot welke uitspattingen een antiautoritaire opvoeding kan leiden. “Het is een misvatting om te denken dat kinderen uit zichzelf weten hoe ze zich moeten gedragen,” zegt ze, “Kinderen die volkomen vrijgelaten worden, kunnen niet alleen volledig stuurloos raken, je geeft hen ook de indruk dat alles om hen draait en dat ze geen rekening moeten houden met anderen. Maar zo zit de wereld niet ineen. We moeten nu eenmaal op een zo goed mogelijke manier samenleven met elkaar, en daar horen regels bij. Het gaat niet alleen om persoonlijk geluk en welbevinden. Zulke regels vinden kinderen trouwens ook fijn. Ze geven hen een bepaalde rust.”

Een pleidooi voor een autoritaire opvoeding moet je achter Eerkens betoog echter evenmin zoeken. “Als je kinderen leert dat ze alleen in beweging moeten komen om straf te ontlopen of een beloning te krijgen, kweek je een bepaald soort volwassenen, de types die alleen hard gaan werken om een bonus te krijgen” meent ze, “en daar heeft niemand iets aan.” Nee, waar zij voor staat is een autoritatieve opvoedstijl, die het midden houdt tussen autoritair en antiautoritair.

“Stel dat je met een kind in de winkel loopt. De autoritaire opvoeder zegt dan dat het nergens mag aanzitten omdat de mevrouw anders boos wordt. Als je een vrije opvoedstijl hanteert, zeg je dat het kind mag doen wat het wil. Het zit overal aan en jij vindt dat geen probleem, maar de winkeluitbaatster misschien wel. De autoritatieve reactie zit daar tussenin. Ze komt erop neer dat je duidelijke regels stelt, maar ook uitlegt waarom die belangrijk zijn. Dus zeg je tegen je kind dat je niet wil dat het overal aanzit omdat alles anders beduimeld raakt en de mevrouw daardoor haar spullen niet meer verkocht krijgt. Je probeert dus de intrinsieke motivatie van het kind aan te spreken. Je neemt het serieus, wat je de basis van een democratische opvoeding zou kunnen noemen.”

Een democratische opvoeding inderdaad, want voor Eerkens gaat opvoeden om meer dan etiquette en goede manieren. In Als ze maar gelukkig worden presenteert ze de vijf peilers waarop een gezonde opvoeding volgens haar moet berusten: het ontwikkelen van een empathisch vermogen, het aanleren van zelfstandig en kritisch denken, het bijbrengen van veerkracht en doorzettingsvermogen, het stimuleren van creativiteit en het introduceren van maatschappelijk betrokkenheid en democratische waarden. “Willen we iets doen aan de steeds individualistischer wordende maatschappij die draait op concurrentie en narcisme, dan moeten we onze kinderen anders gaan opvoeden” aldus Eerkens, “We moeten de vicieuze cirkel doorbreken. Als je zelf als kind niet geleerd hebt om met je verdriet om te gaan, zul je als ouder moeite hebben om dit je eigen kind bij te brengen. En toch moet het, want anders wordt het moeilijk om met dat kind de warme band aan te gaan die zo noodzakelijk is voor een goede hechting.”

Hoe belangrijk is hechting?

“De eerste relatie die je opbouwt met je ouders of verzorgers vormt een blauwdruk voor de relaties die je op latere leeftijd zal hebben. Als je hebt geleerd dat er iemand is die je troost wanneer je je verdrietig voelt, ga je op een gegeven moment verwachten dat een relatie iets positiefs is. Als je daarentegen een ouder of opvoeder hebt gehad die je afweerde met de boodschap dat je met al je geschreeuw aan het foute adres was, onthou je dat je er alleen voor staat en dat je niet veel hoeft te verwachten van anderen. Ook mogelijk is dat de ouder of opvoeder grillig reageert, de ene keer word je vol liefde verwelkomd en de volgende word je verstoten. Iemand die dat meemaakt, gaat het moeilijk hebben om later anderen te vertrouwen. Hij denkt dan misschien dat hij moet pakken wat er te pakken valt, en daar komt hij een heel eind mee, maar hij zal het ook lastig hebben om relaties aan te gaan. En er zit ook een maatschappelijke component aan. Als je opgevoed bent met het idee dat andere mensen niet te vertrouwen zijn, zul je het bijvoorbeeld lastig hebben met migratie. Je zal niet benieuwd zijn naar de ander, maar hem eerder wantrouwen. Interessant is dat we merken dat een goede hechting ook een positieve invloed heeft op de vorming van de hersenen. Bepaalde delen blijven minder goed ontwikkeld bij een ongezonde hechting, zoals het deel verantwoordelijk voor ons empathisch vermogen bijvoorbeeld.”

Een van de vijf zaken die we kinderen volgens u moeten bijbrengen is inderdaad empathie. Maar waar stopt de empathie en waar begint de sentimentaliteit? Zouden we kinderen niet beter een rationele ethiek aanleren?

“Dan ga je ervan uit dat wanneer je empathisch bent je niet rationeel meer kan nadenken, maar dat is niet zo. Natuurlijk is het wraakroepend wanneer je geconfronteerd wordt met oorlogsmisdaden, maar je gaat dan niet meteen reageren met het gooien van een atoombom – om het wat gechargeerd te zeggen. Dan denk je na over de gepaste reactie. Ik geef toe dat empathie een gevaar inhoudt omdat we ons makkelijker kunnen identificeren met mensen van onze eigen ‘stam’ en dan verleid worden tot het demoniseren van anderen. Daarom is het nuttig om kritisch te leren nadenken, zodat we beseffen dat we dit niet moeten doen. Maar we hebben empathie wel nodig. Frans de Waal zegt dat empathie maakt dat we tot samenwerking in staat zijn. Empathie is de smeerolie van onze maatschappij.”

Hoe stimuleer je empathie bij een kind?

“Door het die empathie te laten ervaren. Als het kind het gevoel krijgt dat jij als opvoeder begrijpt wat het lichamelijk en emotioneel nodig heeft, ontwikkelt het dat deel van zijn brein dat het nodig heeft om later weer anderen te leren begrijpen. Daarnaast stimuleer je empathie door er met je kinderen over te praten. Wanneer je kind iets vertelt over een vervelend jongetje kun je opmerken dat het misschien een rottige dag had en het zich daarom zo gedroeg. Je moet kinderen zich laten verplaatsen in anderen, vandaar dat ook toneelspel en verhalen lezen nuttig zijn.”

Hoe stimuleer je kinderen om kritische en zelfstandig denkende burgers te worden?

“Kritisch zijn is meer dan roepen dat je het ergens niet mee eens bent. Daar komt kennis bij kijken. Ik vind het een grote misvatting om te beweren dat kennis vandaag niet meer belangrijk zou zijn omdat alles op te zoeken is op het internet. Je hebt parate kennis nodig om gefundeerde kritiek te kunnen geen. Stel dat we een discussie organiseren over Europa in het interbellum, dan zal een student geschiedenis interessantere en kritischere vragen kunnen stellen dan een student wiskunde. Los daarvan is het belangrijk om met kinderen te praten, en dat gaat verder dan ‘Hoe was het vandaag op school?’. Zelf vertel ik wel eens iets wat ik in de krant heb gelezen en vraag ik hun mening erover. Je kan dan tegenargumenten aandragen en zo zet je hen aan het denken. Dat kan trouwens ook met kleuters, over tafelmanieren bijvoorbeeld. Het belangrijkste daarbij is dan dat je niet oordeelt, maar gewoon doorvraagt.”

Toont dit niet dat de intellectuele bagage van ouders heel belangrijk is voor de opvoeding van kinderen?

“Natuurlijk, maar als je vader timmerman is kan hij waarschijnlijk veel interessants vertellen over houtsoorten en de bewerking ervan. Ook die kennis kan kinderen aan het denken zetten. Kennis komt echter niet alleen van de ouders. Kinderen gaan ook naar school om er kennis op te doen. In Groot-Brittannië heeft men onderzocht in hoeverre filosofie-onderwijs een positieve invloed heeft op kinderen uit kansarme gezinnen. Daar bleek ongelooflijk veel winst te behalen omdat door het filosoferen over de wereld er een denknetwerk ontstond waarin ook rekenen en taal een belangrijke plek hadden.”

Wat denkt u dan over methode-onderwijs, waarbij ervaring en niet kennis vooropstaat?

“Dat we daar stilaan toch wel wat van terugkomen, en gelukkig maar. In Nederland hebben we momenteel een minister van Onderwijs die meer wil inzetten op kennis en af wil van de flauwekul dat je alleen maar vaardigheden nodig hebt en kennis kunt opzoeken.”

Moet je als ouder op zoek gaan naar wat je kind interesseert en die interesse vervolgens stimuleren, of zet je toch beter in op een bredere kennisverwerving?

“Sommigen vragen zich inderdaad af of je kinderen die geïnteresseerd zijn in menswetenschappen wel moet lastigvallen met exacte wetenschappen. Ik denk van wel, omdat je zo een ander deel van hun brein aanspreekt. Bovendien ontwikkelen niet alle kinderen zich op hetzelfde tempo. Meisjes ontwikkelen zich rond de leeftijd van twaalf tot veertien op taalgebied bijvoorbeeld meestal iets vlotter dan jongens, terwijl deze op die leeftijd iets meer ruimtelijk inzicht hebben. Je zou dan geneigd kunnen zijn om meisjes de richting van de menswetenschappen uit te sturen en jongens die van de exacte wetenschappen, terwijl die meisjes op hun vijftiende misschien iets heel anders willen kiezen, maar die keuze niet meer mogelijk is omdat ze drie jaar eerder een andere kant zijn uitgegaan. Te vroeg specialiseren is dus niet goed.”

We moeten onze kinderen opvoeden tot democratische burgers, zegt u ook. Moeten we hen dan een politieke opleiding geven?

“Als je zelf ook maar enigszins politiek betrokken bent en er thuis over praat, is het bijna onmogelijk om je kind geen politieke sturing te geven. Je vertelt wat je denkt en welke partij je belangrijk vindt. Waar het mij om gaat is dat je kinderen moet leren dat we als maatschappij gekozen hebben voor de democratie omdat we dit de beste staatsvorm vinden. Dat heeft dus niets met partijen te maken, maar wel met het stelsel dat je als ouder moet verdedigen, zeker in de huidige wereld waarin democratie niet langer vanzelfsprekend is. Ik denk dat onze kinderen dat best mogen beseffen, zonder dat we hen bang moeten maken met de boodschap dat het allemaal fout af zal lopen. Je moet als ouder ook niet cynisch zijn, maar daarentegen verantwoordelijkheid nemen voor de wereld. Zeg niet dat het allemaal klootzakken en zakkenvullers zijn, want dat is gewoon niet zo. Wil dat zeggen dat je geen kritiek mag uiten? Natuurlijk niet. Je mag best zeggen dat we inmiddels al twaalf jaar Rutte hebben en je het niet eens bent met die man, maar je moet het systeem niet onderuit halen.”

Moet je kinderen daar wel mee lastigvallen? Mogen ze niet meer onschuldig zijn?

“Op 9/11 was mijn oudste zoon een kleuter van een jaar of vier. Daar moet ik hem niet mee lastigvallen, dacht ik meteen. Tot we op de kleuterschool kwamen en alle kinderen gezien hadden wat er was gebeurd. De juf was er toen over begonnen en had alles in goede banen geleid. Achteraf was ik blij dat ze dit had gedaan, want we kunnen de boze wereld niet meer buitenhouden. Als jij niets vertelt, horen je kinderen het wel van anderen. Je moet die wereld dus vertalen voor hen. Hem behapbaar maken en een uitweg bieden. Niet alles gaat goed, maar we zien positieve ontwikkelingen.”

We hebben het al over onderwijs gehad, maar wat met de kinderopvang? Daar loopt het vandaag toch grondig fout?

“Ja, dat klopt. En dat komt omdat we de kinderopvang niet serieus genoeg nemen. Kinderopvang is zoveel meer dan een parkeerplaats voor kinderen. Het is een ontwikkelplek. Als je dat zegt gaan bij sommige mensen de haren overeind staan. Kinderen moeten gewoon spelen, zeggen ze dan. En dat is natuurlijk ook zo, maar al spelend leren ze. Het gaat ook over een veilige band opbouwen met de mensen die voor hen zorgen. Dat is voor kinderen in de opvang soms moeilijk omdat de verzorgers vaak wisselen. Zeker voor baby’s is dat in Vlaanderen problematisch, omdat je zeven of acht kinderen per leidster hebt. Dat is ontzettend stressvol voor zowel de baby als de kinderbegeleider. Uit onderzoek blijkt dat een op drie of vier eigenlijk al veel is. Dan heb je amper de tijd om alleen maar luiers te verschonen en flesjes te geven, terwijl  basale zorg ook betekent dat je het kind af en toe op de arm neemt, een beetje wiegt en wat een-op-eenaandacht geeft. Het verbaast me niets dat er zoveel kinderbegeleiders opgebrand thuiszitten en het moeilijk is om nieuwe mensen te vinden. Dit vak wordt veel te weinig serieus genomen. Ik geloof dat pas in 2017 in Vlaanderen de pedagogische kwaliteit voor het eerst is gemeten, en te licht bevonden. Ik vind dat ongelooflijk, want die eerste levensjaren zijn cruciaal voor het ontwikkelen van de hersenen. En de manier waarop dat gebeurt staat of valt bij de kwaliteit van de zorg. Ik ben daarom een groot voorstander van langer ouderschapsverlof, een half jaar voor zowel moeder als vader. Dan is het o zo belangrijke eerste jaar achter de rug. Veel landen doen dit trouwens al, Duitsland, de Scandinavische landen, zelfs Groot-Brittannië. Het is raar, maar België en Nederland behoren tot de weinige landen waar kinderen zo vroeg naar de kinderopvang gaan en iedereen dat ook vanzelfsprekend vindt.”

3 tips

  • Reik je kind regels aan en leg uit waarom die er zijn. In de maatschappij bestaan die nu eenmaal ook en ze geven kinderen rust.
  • Leer je kind dat kritisch zijn meer inhoudt dan roepen dat je het ergens niet eens mee bent, maar dat het eerst kennis moet opdoen alvorens te kunnen oordelen.
  • Spreek met je kind over wat er speelt in de wereld. Zo kun je duiding geven en loopt het niet verloren, want via de omgeving zal het toch te weten komen hoe wreed en gruwelijk de werkelijkheid soms is.

Eerder verschenen in De Morgen