"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Izak

Donderdag, 13 april, 2006

Geschreven door: P.F. Thomése
Artikel door: Pieter Wybenga

Opgaan in het sprookjesbos

‘Ik liep en liep, mijn voeten waren mij al bijna vergeten. Onderweg van het onuitsprekelijke naar het sprakeloze. Ik kwam terecht in de wereld van voor het verlies, toen alles nog stond te gebeuren. Ik beleefde mijn terugkeer in de bossen, waaruit ik zo lang was weggeweest. Er werd iets hersteld, een doorgang gevonden. Een uitweg naar buiten.’

Een citaat vol verlangen om jezelf te verliezen, je in een andere wereld te wanen. Dat wilde P.F. Thomése na het verlies van zijn dochtertje, en dat beschreef hij in Schaduwkind. Een aangrijpend verwerkingsproces in woorden waarvan de vertaalrechten nu nog wereldwijd als zoete broodjes over de toonbank vliegen. Maar die werkelijke uitweg naar buiten, het terug vinden van het leven, had Thomése – die zich vóór Schaduwkind trouwens bewust niet op het autobiografische pad waagde – nog niet gevonden, getuige zijn meeste recente en eveneens zelfreflectieve werk: Izak.

Hierin figureert Thomése niet zelf als vertellende persoon, maar een Ambonees jongetje waarnaar het boek vernoemd is. Izak leeft ook met zijn hoofd in dromenland. Niets om hem heen – het verhaal speelt zich af op Java, tijdens de Tweede Wereldoorlog en de inval van de Japanners – dringt tot hem door ook al is hij huis, haard en familie kwijt. Het leven waarnaar hij zoekt is dat met zijn njonja (mevrouw) Alma en haar piano(-muziek). Zij kon zo prachtig piano spelen, en Izak zou het van haar gaan leren. Hij had echte pianohanden volgens njonja Alma.

Wat volgt is een sprookjesachtig relaas. En waar Schaduwkind nog sober was en de grijstinten overheersten is Izak een rijkgevuld, kleurrijk oerwoud van wervelend zintuiglijke taal. Vooral het gehoor wordt hierbij aangesproken. Net als Thomése in het bovenstaande citaat, baant Izak zich een weg door een bos, dat ritselt, ruist en ademt, waar twijgjes knakken en regen op de bladeren klatert op weg naar de piano van njonja Alma. Muziek, mooie geluiden, ze vervullen voor Izak (en voor Thomése) dezelfde rol als het bos zelf: hij kan zichzelf erin verliezen. En de lezer met hen.

Dans Magazine

Alles wat Izak’s pad kruist, past hij in in zijn droom, neemt hij mee op zijn queeste naar zijn njonja en haar piano. Hij ontmoet een groep muzikanten, waarmee hij tijdelijk optrekt. Hij loopt een vader, die zegt een prins te zijn, en haar dochter, de prinses, tegen het lijf. Met hen maakt hij een treinreis naar ‘Krokodillenstad’. En in deze kapotgeschoten stad ontmoet Izak de Chinese pianoleraar Wong, Masta Pelmasta Wong. Wong zet Izak op de boot naar Nederland, naar njonja Alma, met in het ruim een piano, die volgens Izak de piano van njonja Alma is.

Dat Thomése bij de top van de Nederlandse auteurs hoort heeft hij met zijn bescheiden oeuvre al bewezen. En Izak doet deze status geen onrecht aan. Thomése bewijst ermee ook met andere genres en stijlen prima uit de voeten te kunnen. Want daarin verschilt Izak van zijn eerdere boeken. De onderkoelde humor, de ironie en de distantie die zijn eerdere werken kenmerkten zijn hier ingeruild voor de jeugdige beleveniswereld van Izak. En een jongetje van een jaar of tien praat – logisch, maar soms ook helaas – niet met de prachtige taal die we van Thomése kennen. Samen met de kleurrijke, goedgevulde gedachtewereld van Izak en de sprookjesachtige setting komt dat nogal eens tot zoetige passages.

‘En voor mij dan? denkt zijn mond. Krijg ik niks? Selamat makan, smikkelen ze, semalat makan, smakken ze. Jaja, maar zien ze dan niet dat hij óók honger heeft? Lapar peroet koe, roept zijn slokdarm, knort zijn maagje, honger heb ik, door zijn velletje heen, door zijn bezwete baadje heen naar buiten.’

De lieflijke stijl en de beschouwing door de ogen van een kind werken soms wat op de zenuwen. Bovendien lijkt de structuur van de taal niet op het Nederlands. Wellicht meer op het Maleis? (Het hele boek is doorspekt met Maleise woorden, waarvan de betekenis meestal wel uit de context blijkt, en anders wel uit de bijgevoegde woordenlijst.) Hoe dan ook, het kinderlijke en die ongewone taalstructuur vormen voor de niets vermoedende lezer in het begin een hinderlijk obstakel. Maar het went naarmate de bladzijden voortschrijden en duikt daarna slechts nog sporadisch op als ongenode gast. En nadat de eerste hindernis genomen is, neemt Thomése de lezer wel mee in een prachtig sprookjesbos.

 —
Eerder verschenen op Recensieweb


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Vaderliefde

Verzameld nachtwerk

Verzameld nachtwerk

Ik, J. Kessels

De onderwaterzwemmer

De onderwaterzwemmer

Izak