"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ja

Vrijdag, 24 maart, 2023

Geschreven door: Thomas Bernhard
Artikel door: Nico van der Sijde

Een juweel van absurde zwartheid

[Essay] Eind 2022 las ik Uitwissing, begin 2023 Correctie: volgens velen de twee meesterwerken van Thomas Bernhard. Beide boeken vond ik inderdaad zelfs nog prachtiger dan de diverse prachtige Bernhards die ik daarvoor las. Ook kreeg ik er nog meer Bernhard- honger van, en tot mijn geluk had ik nog een paar novellen van hem ongelezen in de kast. Waaronder Ja, prachtig uitgegeven door Uitgeverij Vleugels. Die las ik dus, en ook nu was ik weer verkocht. Met veel dank aan de prachtige vertaling van Ria van Hengel.

De Zwitsers
Het verhaal gaat over een naamloze ik-figuur die, in een toestand van werkelijk adembenemend beschreven existentieel isolement en van ongeremd uitgeschreeuwde wanhopige verlorenheid, “de Zwitsers” tegenkomt: een oude en zo te zien uitgebluste ontwerper van kerncentrales, en zijn Perzische vrouw die zich geheel voor diens carrière heeft opgeofferd, met dat zelfoffer als haar enige levensinhoud. In die Perzische ontdekt de ik-figuur “een mij door en door regenererende mens”: door haar te ontmoeten voelt hij zich voor even herboren, en bevrijd van zijn kwellende ziekten en levenshaat, onder meer door met haar zwijgend in gesprek te gaan: “We spraken zwijgend met elkaar en ons gesprek was een van de meest inspirerende gesprekken die je maar kunt voorstellen, woorden, uitgesproken en voor de oren aaneengeregen, hadden niet het effect kunnen hebben dat die zwijgzaamheid had”. Prachtig, die zielsverwantschap die alle woorden en conventies ontstijgt… Maar die zielsverwantschap blijkt vooral te bestaan uit een gevoel van mislukking, existentiële wanhoop, ultieme zinloosheid.

Bodemloze wanhoop
Zoals wel vaker bij Bernhard bestaat het verhaal uit soms heel lange, meanderende zinnen, die allemaal zonder enige alinea- indeling aan elkaar worden geregen: 94 pagina’s zonder wit of pauze, en vol herhalingen van formuleringen en motieven die daardoor een steeds smartelijker nadruk krijgen. En daardoor krijgen de wanhoop van die ik-figuur en de tijdelijke bevrijding van die wanhoop een bijna muzikaal karakter: de zinnen klinken samen als een steeds intenser en treuriger wordende muziek. Of als een melodie vol emotie waar het rationele verstand nauwelijks greep op krijgt. Ook al omdat het gevoel van bevrijding dat de ik-figuur ervaart weliswaar prachtig is maar ook tijdelijk, en omdat de Perzische en hij elkaar – zoals gezegd – vooral vinden in een gedeeld gevoel van bodemloze wanhoop. Zodat de ik-figuur op enig moment zijn eigen totaal desolate zelf terugziet in de bodemloze wanhoop van de Perzische, en behoorlijk ontluisterd raakt door wat hij dan ziet. Zelfs het zo positief klinkende “Ja” van de titel blijkt uiteindelijk vooral een bevestiging van die wanhoop, de leegte, het absurde. “Anderzijds zijn, zoals ik in de loop van mijn leven met zekerheid te weten ben gekomen, juist de absurde gedachten de helderste gedachten en zijn de absurdste juist de belangrijkste”, zo zegt de ik-figuur. Vandaar dat zijn 94 bladzijden lange monoloog doordesemd is van existentiële zinloosheid en tot op het bot doordenken en melodieus-emotioneel doorvoelen van de zinloosheid van het bestaan.

Totale mislukking
De ik-figuur zegt daarover onder andere dit: “Er zijn immers alleen maar mislukkingen. Door tenminste de wil tot mislukken te hebben, vorderen wij en we moeten bij elke zaak en bij alles en iedereen altijd tenminste de wil tot mislukken hebben willen we niet al heel vroeg te gronde gaan, wat werkelijk niet de bedoeling kan zijn van het bestaan”. Alleen vorderen door de wil tot mislukken… Wat een gedachte. In mijn beleving net zo ijzingwekkend als Becketts fameuze: “Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better.” En die pikzwarte gedachte keert op meerdere manieren steeds terug. Bijvoorbeeld in passages als: “We hebben ons neergelegd bij het feit dat wij, zij het ook meestal TEGEN onze wil, moeten leven omdat ons niets anders rest en alleen omdat we ons telkens weer en telkens weer elke dag en elk moment opnieuw erbij hebben neergelegd komen we überhaupt verder. En waar we dan uitkomen weten we, als we eerlijk zijn, al ons hele leven, bij de dood, alleen wachten we ons meestal wel dat toe te geven. En omdat we die zekerheid hebben dat we niets anders doen dan op de dood afkoersen en omdat we weten wat dat betekent, proberen wij alle mogelijke hulpmiddelen die ons van dat inzicht afleiden te baat te nemen en zo zien we, als we goed kijken, op deze wereld geen andere mensen dan mensen die voortdurend en hun hele leven met die afleiding bezig zijn”. Maar ja, de ik-figuur zoekt die afleiding, maar zelden: hij dompelt zich juist onder in zijn aanvallen van ziekte en wanhoop, en “het leven van de geest” dat hij zo liefheeft, bestaat uit denkend en voelend doorgronden van de pessimistische filosoof Schopenhauer (die volgens de ik-figuur eigenlijk musicus is) en de gekwelde componist Schumann (eigenlijk een filosofische mens). Of uit het tot in zijn uiterste consequenties doordenken en doorvoelen van gedachten zoals hierboven geciteerd. De enige afleiding die hij zichzelf gunt, is het razen over de politiek en de stupiditeit van de mensheid, maar zelfs dat is volgens hem uiteindelijk zinloos, en precies in die zinloosheid dringt tot in zijn haarvaten tot hem door. Ook omdat hij daar bewust voor kiest. Hij vordert dus door te mislukken, en hij koestert diverse absurde gedachten over de absurditeit van alles als de belangrijkste gedachten. Net als de Perzische, zo lijkt het. Vooral als zij schaterlachend “Ja” zegt en de ultieme consequenties trekt uit haar eigen totale mislukking…

Boekenkrant

Voor veel mensen zal Bernhard te zwartgallig zijn en te bodemloos somber. Maar ik bewonder hoe hij alle absurditeit en zinloosheid van het bestaan tot op het bot doordenkt. En tot op de bodem peilt. Om de een of andere reden vind ik dat authentieker en waarachtiger dan de oppervlakkigheid in het leven van alledag, hoe graag ik zelf ook zorgeloos en oppervlakkig leef. Bovendien krijg ik maar geen genoeg van Bernhards zo melodieuze stijl, van zijn zo intense en wanhopige taalmuziek. Het lijkt wel alsof alleen die stijl en die taalmuziek Ja bijeen houden. En alsof in die novelle de wereld juist alle zinvolle samenhang en elk waarom verloren heeft. Maar juist daardoor raakte ook deze novelle van Bernhard mij zeer.

Eerder verschenen op Hebban