"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Jaguarman

Dinsdag, 5 januari, 2021

Geschreven door: Raoul de Jong
Artikel door: Michiel van Kempen

Wat de jaguar in zijn hoofd heeft

[Recensie] Raoul de Jong is in Jaguarman op zoek naar het ronde. Zo rond als de krulletjes op zijn mooie hoofd en de staalblauwe pupillen waarmee hij verbaasd de wereld beziet. Rond als een Goudse kaas, rond als een maluana (de met mthylogische voorstellingen beschilderde afdekplaat van een inheems dak), rond als een kunstig gesneden Saramaaks tafeltje met eeuwig doorlopende geometrische figuren, rond als de kosmos vooral.

Rond is een krachtig spiritueel begrip en Jaguarman is, meer nog dan een zoektocht naar genetische afstamming, een zoektocht naar spirituele eenheid: “Ik hou van het idee dat er iets onzichtbaars is waaraan je dingen kunt vragen.” Het is ook geen toeval dat het relaas begint met een rituele wassing, een reiniging op tien-hoog aan de rand van de Rotterdamse haven, en dat dat ritueel op de laatste bladzijden van het boek terugkeert. De cirkel is dan rond. Raoul de Jong beschrijft het ritueel met ernst, maar het wordt ook een bijna hilarische klungelpartij met een emmer water en kruiden en bloemetjes, en uiteindelijk met al de trottoirbloempjes die in de winderige stad aan de Maas maar gevonden kunnen worden.

Surinaams aandeel

Het recept voor die rituele wassing heeft Raoul in Paramaribo gekregen van misi Elly Purperhart, de legendarische wintivoorgangster die op grote feestdagen op het Onafhankelijkheidsplein de zwarigheden van de mensen wegwaste. Want de schrijver heeft zijn zoektocht stevig ingezet: behalve misi Elly, gaat hij ook te rade bij de meest productieve winti-publicist Julien Zaalman, en bij de vrouw die op elke nationale 1 juli-manifestatie in Nederland de geesten komt geruststellen, Marian Markelo. Het is alsof een zoekende rooms-katholiek in Rome te rade gaat bij de paus en twee curiekardinalen.

Boekenkrant

Er moet dan ook heel wat verzet worden. Want rond is de Jaguar-geschiedenis allerminst wanneer die een aanvang neemt. De auteur is zich gaan afvragen wat toch de betekenis is van het Surinaamse aandeel in zijn genoom en hij maakt contact met zijn vader die jarenlang geen enkele rol in zijn leven heeft gespeeld. Die door de De Heere Jezus geobsedeerde figuur blijkt toch veel meer eigen en warmer te zijn dan de licht wantrouwende zoon aanvankelijk dacht, maar is ook de glibberaal die zich aan geen afspraak kan houden. Maar met hem start de zoektocht naar een voorvader waarvan verteld wordt dat die over zulke magische krachten beschikte dat hij zich in een jaguar kon veranderen. Is het een voorvader die gezocht moet worden in de Afro-Surinaamse kant van zijn familie? Of juist daar waar het Arowakse deel zijn intrede deed in zijn bloedlijn? De jaguar speelt in de mythologische verhalen van de Amazone-inheemsen immers een rol van betekenis. En dan loopt er ook nog een lijntje, dat teruggaat op een Chinees, de ‘Gele Keizer’. Jawel, Raoul de Jong is een moksi watra par excellence.

Bezwerend gebed

Het verhaal van Jaguarman is geschreven als een toespraak tot een direct aangesproken persoon, de zich in wolken van geschiedenis, mythe en mysterie verbergende Jaguarman. De frequentie van aanspreken van deze voorouder is zo hoog, dat het relaas bijna iets krijgt van een bezwerend gebed: maar liefst 146 keer komt het woord ‘Jaguarman’ in het boek voor, en dan ook nog eens 91 keer het woord ‘jaguar’. Tellingen in het vocabulaire van het boek onthullen nog meer. Het is een boek over de vader: het woord komt maar liefst 244 keer in het boek voor, ‘kind’ 83 keer, ‘zoon’ 24 keer. Maar het is ook een boek over de betekenis van het eigen ik: het woord ‘kracht’ duikt 106 keer op, een relaass over de betekenis van overerving: ‘vloek’ 49 maal (het Afro-Surinaamse betekenisvolle woord kunu voor een familiale negatieve overerving komt overigens nergens voor). Het is een vertelling over de verankering van het ik in een bovenwereld: ‘god’ 68 keer, ‘geest’ 40 keer, ‘magisch’ 20 keer. En het is tenslotte ook een eerbetoon aan de grote voorlopers, de helden van strijd en cultuur: ‘held’: 27 keer.

Drie verhaallijnen vlecht Raoul de Jong ineen: die van zijn afstamming en familiegeschiedenis; die van de geschiedenis van het land van zijn vader, Suriname, vanaf de eerste schermutselingen van inheemsen met kolonisten, van de zware slavernijeeuwen waarin zijn voorouders zich met pijn en wilskracht staande hielden; en tenslotte die van de geschiedenis van de laatste decennia (die in mijn ogen het minst overtuigend uit de verf komt, alsof de brutaliteit van het Bouterse-regime zich niet naar het verhaalgeheel wilde schikken).

Vervlechting

Je kunt ook zeggen dat Raoul de Jong een tour de force uithaalt door vier genres ineen te vlechten: een psychologisch zelfportret, een reisverslag naar Suriname, een geschiedenis van Suriname en een leesverslag waarin hij laat zien hoe schrijvers geleidelijk aan de sluiers wegtrekken voor een onbekende wereld: Johannes King, de gebroeders Penard, Albert Helman, Anton de Kom, papa Koenders, Theodor Comvalius, Eddy Bruma, Leo Ferrier, Edgar Cairo, Dorus Vrede, Mark Plotkin, Anil Ramdas, Bram Behr, Rita Rahman. Aan die vier genres worden nog de stemmen toegevoegd van de vertellers die De Jong op zijn reis ontmoet. Frits van Troon die hem laat ontdekken hoe we het zonder respect voor de natuur uiteindelijk niet zullen redden:

“Hij legde uit dat het gevolg van de vernietiging die we veroorzaken niet is dat de natuur verdwijnt, maar dat de natuur zich transformeert op een manier die ervoor zorgt dat wij mensen uiteindelijk niet zullen kunnen overleven. In die zin, Jaguarman, is het in ons eigen bestwil om een jaguarman te zijn.”

De inheemse Josien Aluman-Tokoe (helaas wordt haar naam compleet verhaspeld) legt hem uit dat de je de natuur toestemming moet vragen om er gebruik van te maken:

“Ik spreek mijn taal nog, zing mijn liederen nog en gebruik mijn stem. Niet voor mezelf, maar voor mijn ouders en voorouders en voor mijn kinderen. Vandaag komt het Westen terugkrabbelen en zeggen ze dat ze ons willen helpen de natuur te beschermen, maar ik zeg: wij hebben het bos altijd beschermd. Jullie moeten veranderen, wij niet. Het wordt tijd dat jullie gaan luisteren naar óns.”

Met die hele polyfonie van stemmen treedt er gaandeweg een betekenisvolle verschuiving op: de Jaguarman transformeert tot àlle lotgenoten, Jaguarman wordt een aanspreking van allen die zich geplaatst weten in de lijn van de zwarte geschiedenis, en uiteindelijk verliest Jaguarman zijn hoofdletter en vloeit ineen met de ik-verteller:

“Ik heb gezien wat jullie mij gaven. Er is geen ander verhaal dat ik liever zou doorvertellen. Ik zal er een mooi hoofdstuk van maken. Ik zal de jaguarman zijn die u verdient.”

De Jong-universum

Raoul de Jong bewees in zijn vorige zes boeken dat hij beschikt over een prachtige lichte toets in zijn schrijven. Hij is de Remco Campert van de Surinaams-Nederlandse letteren en nu ik dit schrijf realiseer ik me dat hij met zijn debuutboek daar al zelf op hintte: Het leven is verschrikkulluk heette dat eerste boek uit 2005. Zet je de titels van zijn volgende boeken op een rijtje dan ontvouwt zich al veel van het Raoul de Jong-universum: Stinknegers (een titel die hij inmiddels met een krachtig stuk in Vrij Nederland verwierp), It’s Amaaazing, Miracoloso, De grootsheid van het al en Dagboek van een puber; notities van en onvolprezen Wonderkind. Al die boeken bevinden zich op de grens van fictie en non-fictie, realistisch proza wordt met de verbeelding verruimd, journalistiek met wonderlijke observaties boven het alledaagse uitgeheven. Zijn nieuwste boek is van het zevental zijn meest diepgravende geworden, zijn meest complexe ook; je ziet dat bijvoorbeeld aan hoe de auteur heen- en weer schiet in de betekenis van het woordje ‘we’ dat nu eens op Nederlanders en dan weer op Surinamers betrekking heeft. Het is een boek dat zich plaatst in de inmiddels aanzienlijke bibliotheek van boeken van Surinaamse auteurs die baan hebben gemaakt voor hun Vatersuche: Edgar Cairo, Herman Hennink Monkau, Anil Ramdas, Ellen Ombre, Tessa Leuwsha, Karin Amatmoekrim, Johan Fretz, Etchica Voorn…

Tigri / Tijger
Het is ook een boek van een hoge urgentie voor een nieuwe generatie lezers: mensen op de grens van culturen, mensen die hun houvast zoeken in een wereld van taalherijking, herschrijving van de geschiedenis, culturele heroriëntatie, een bestaan tussen materialisme, transcendente religie en animisme, een wereld van apocalyptische natuurvernietiging, cynische politiek, maar ook van hoop, opstand en nieuw jeugdig élan.

Je merkt met wat voor vrolijke verbetenheid Raoul de Jong probeert al die draden bij elkaar te trekken in één boek. Een enkele keer kiepert hij over de klif, zoals met dit onmogelijk sosjologenproza: “En last but not least: vrijgemaakte tot slaaf gemaakten namen zelf vaak slaven.” Maar ik zeg er direct bij dat die uitglijder niet representatief is voor de mooie toon van het boek als geheel, die ook licht kan werpen op het grijze Rotterdam:

“Nederland is mooier geworden. Deze grijze, hoekige wereld onder een potdichte grijze hemel had niet kunnen bestaan zonder die wereld aan de andere kant van de oceaan. Dat maakt deze wereld niet alleen gruwelijker, ook magischer, tropischer en minder plat. De heilige vogels en de heilige bomen zijn hier ook, als je weet hoe je moet kijken.”

Een Surinaams spreekwoord luidt: A sani di de na tigri ede, skrifi na ontiman buku. In het Nederlands: Wat de tijger in zijn kop heeft, staat geschreven in het boek van de jager. Ik heb deze odo nog nooit zo nabij gevoeld als met dit boek van Raoul de Jong.

Eerder verschenen op Caraïbisch uitzicht