"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Je moet wat

Zaterdag, 11 april, 2015

Geschreven door: San Bos
Artikel door: Suzanne van Putten

Oog voor het kleine

San Bos debuteert met een bundel korte verhalen die je bij de kladden grijpt. Je moet watis een bundel die het alledaagse onderwerp maakt van de aandacht, die de kleine dingen in het leven verheft tot beschrijvenswaardige onderwerpen. Een schoonmaakster die de kleding van haar werkgevers doorsnuffelt, een groep vrienden die hun overleden vriend cremeert, een demente man die vraagt naar zijn overleden vrouw, een bijna gepensioneerde begrafenisondernemer die nadenkt over hoe hij zelf als lijk op de tafel zal liggen – de verhalen zijn mooie mini-portretten van alledaagse mensen.

Lees de voorpublicatie op Athenaeum.nl

Mijn ervaring is dat ik verhalenbundels het beste niet in één keer uit kan lezen. Om genoeg focus te houden en elk verhaal weer met nieuwe aandacht en met een blanco geest te kunnen beginnen, is het niet handig om het vorige verhaal nog in je hoofd te hebben zitten. San Bos maakt zo’n lezing niet makkelijk, nieuwsgierig als ze me steeds maakte naar het volgende verhaal. In Je moet wat lezen we telkens in een zeer beperkt aantal woorden over een personage, vliegen we de diepte in en blijven we daar, overdenkend wat ons verteld is. En belangrijker, wat er niet verteld wordt, maar wel gebeurd is. Dan komt het einde van het verhaal steeds weer als een schok. In de woorden van een van de personages:

Bloemen vielen uit, blad verkleurde, het water begon te stinken. Alles gaat voorbij. Zoals ook de aangename momenten die het lezen van een boek hem verschafte. Onherroepelijk kwam de laatste bladzijde en verdween de verbeelde wereld waarin hij zich zo comfortabel had genesteld.

Boekenkrant

Afwisselende humor

Ondanks de constante fixatie op de tragiek van het dagelijks leven, weet Bos een ruime diversiteit in haar verhalen te brengen. Galgenhumor en ironie worden afgewisseld met een zachtere vorm van humor. Zo overtreft het einde van de heer Van Noorden zijn stoutste dromen. Hij vindt het mooi om mensen te shockeren – noemde zijn hond daarom Phallus. Zijn levenseinde brengt de lezers op een dergelijke (ironische?) manier even van hun stuk: hij wordt na zijn dood niet meer teruggevonden, omdat zijn hond hem van de honger opgevreten heeft.

Op een veel vriendelijkere manier speelt de dood een rol in ‘Vaarwel’. Henk is overleden; ‘hij had het altijd koud dus werd het cremeren’. Zijn vrienden zijn niet de meest snuggeren: ze willen hem uitstrooien tijdens een vakantie – waarbij ze wel vertrekken maar de urn vergeten, dus nemen ze hem later mee op een vistrip. Ze vergeten een sleutel, waarmee ze het asbusje kunnen openen, dus gooien ze hem met busje en al in het water. Dat blijft drijven. Het verhaal eindigt met:

‘Er schijnt een of ander identificatienummer in te zitten,’ zei hij zacht.
‘En daar staat jou naam bij?’ We zeiden een tijdje niets.
‘Dus morgen ga je Henk weer ophalen?’
‘Hij had altijd al moeite met afscheid nemen’.

Op zulke momenten is Bos’ bundel ontroerend grappig en hebben de personages alle sympathie. Vaker is dat echter niet het geval. De vrouw in het openingsverhaal verdenkt haar man van overspel maar vraagt niets rechtstreeks. Haar bedenkelijke tactiek is om zelf een affaire op te biechten; aan zijn reactie denkt ze te kunnen aflezen dat ze gelijk had. Hoe waar of onwaar dat was, blijft in het midden. Met deze verhalen blijf je als lezer betrokken, ook al is het verhaal afgelopen. Zou ze gelijk hebben gehad? Of gaat ze als een kip zonder kop van het verkeerde uit?

Heel menselijk is ook Rinie in het verhaal ‘Hero’. Ze ontmoet in de speeltuin Emma, de ex van haar man. Zelf is ze slonzig gekleed, maar Emma draagt kleding ‘die duidelijk niet uit een winkel komt waarin alle kleding een merkje ‘size all’ heeft’. Rinie lijkt zich minderwaardig te voelen met de zak patat op schoot en haar kleding; ze fantaseert een heel leven bij elkaar, waarin haar dochter op de beste scholen zit. Krachtig in dit verhaal zijn opnieuw de laatste zinnen.

‘Tot ziens,’ zegt ze tegen Emma. Ze legt even, bij wijze van groet, haar hand op de arm van Emma. Rinie glimlacht, Emma glimlacht ook.
Vijf kleine vetvlekken blijven achter op de zachte beige stof.

De verhalen getuigen van een pragmatische levensgeest: Je moet wat, immers. Er zijn allerlei grote of kleine gebeurtenissen in een mensenleven die vragen om een reactie. Juist de aandacht voor dat kleine en het uitblijven van een groot plot maakt dit een mooie bundel. Voeg daaraan toe de grote rol die de lezer krijgt door het niet altijd afronden van een verhaal en je beschrijft een veelbelovende debuut.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.