"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Jeugdherinneringen

Vrijdag, 22 november, 2019

Geschreven door: Lev Tolstoj
Artikel door: Gaëtan Regniers

Pseudomemoires van een beloftevolle debutant

[Recensie] Het doodmeppen van een vlieg, banaler kan de openingspassage van een wereldoeuvre nauwelijks zijn. In de openingsscène van Lev Tolstojs Jeugdherinneringen gaat de huisonderwijzer van de jonge Nikolaj Irtenjev de vliegen te lijf die boven het hoofd van zijn slapende pupil zwermen. In de ruim 450 pagina’s die volgen groeit de lezer samen op met de tienjarige Nikolaj, een knaap van adellijke komaf en zeer ontvankelijk voor alles wat er in zichzelf en de wereld rondom hem omgaat.

Het boek – eigenlijk een trilogie – waarvan het eerste deel Kindertijd verscheen in 1852, gevolgd door Jongelingsjaren (1854) en Studentenjaren (1857) is door Prometheus uitgegeven in een vertaling van Arthur Langeveld, die eerder zijn sporen verdiende als vertaler van onder andere Gogol en Dostojevski.

Wat dit boek ook na ruim anderhalve eeuw nog erg lezenswaardig maakt is het bijzondere opmerkingsvermogen van Tolstoj, die heel nauwgezet beschrijft hoe het hoofdpersonage zijn kinder-, jeugd- en adolescentietijd beleeft, inclusief alle groeipijnen die dit met zich meebrengt. De innerlijke wereld van Nikolaj ontvouwt zich heel gedetailleerd, in vaak langgerekte passages van monologue intérieur. Het leven spaart de jonge Nikolaj niet. Al op jonge leeftijd verliest hij z’n moeder, wat uiteraard een diepe indruk maakt. Wat Tolstoj van middelmatige schrijvers onderscheidt is dat hij sentimentaliteit uit de weg gaat en een broertje dood heeft aan schijnheiligheid. “Het beviel me helemaal niet dat iedereen die ons zag, begon te huilen, terwijl zij daarvoor volkomen rustig waren”, laat hij het hoofdpersonage vaststellen (p. 122).

In het tweede en derde deel van de trilogie gaat heel wat aandacht naar de opleiding van Nikolaj en een van de meest fascinerende passages is het ingangsexamen aan de universiteit waar professoren de kennis van de aspirant-studenten in het publiek toetsen, maar Jeugdherinneringen is net zo goed een coming of age-roman. “Maar geen van de veranderingen die zich in mijn kijk op de dingen voltrokken, was voor mijzelf zo ingrijpend als die waardoor ik in een van onze dienstmeisjes niet langer een bediende van het vrouwelijk geslacht zag, maar een vrouw van wie tot op een zekere hoogte mijn rust en geluk konden afhangen”, merkt Nikolaj bij zichzelf op (p. 167).

Boekenkrant

Amper 23 jaar was Tolstoj toen hij het eerste deel van de trilogie publiceerde (hij verschuilde zich weliswaar achter zijn initialen L.N.T.). Het talent van de auteur die zich met Oorlog en vrede en Anna Karenina een plaats zou veroveren in de literaire canon van de wereldliteratuur was onmiskenbaar aanwezig. De kritiek ontving de roman welwillend en literair Rusland omarmde de auteur. De jeugdtrilogie werd al in 1862 opgepikt in het buitenland, al zou het duren tot 1887 vooraleer Nederlandstaligen het boek in hun moedertaal konden lezen. Tolstojs debuutroman werd later ook opgenomen in de ‘Russische Bibliotheek’ van de Amsterdamse uitgeverij Van Oorschot, de referentie voor Russische literatuur in ons taalgebied. In 2015 verscheen bij Van Oorschot een hervertaling van het Verzameld Werk van Tolstoj, maar in het boekdeel met de vroege werken van Tolstoj ontbreekt de jeugdtrilogie helaas. Dat uitgeverij Prometheus de Jeugdherinneringen nu uitgeeft verdient dan ook veel waardering.

De vertaling van Arthur Langeveld is voortreffelijk en hij weet het Russisch van Tolstoj, die niet steeds de meest heldere schrijver was, om te zetten in een vloeiend Nederlands. In enkele passages leunt de vertaling weliswaar te dicht aan bij de constructie in het Russisch, zoals in deze zin: “Een paar hazewindhonden – sommige lagen zwaar hijgend in de zon en andere stonden in de schaduw onder de kales en het rijtuig en likten het vet van de assen.” Het eerste deel van de zin mist een werkwoord (waar dit in het Russisch inderdaad afwezig is) en ook het gebruik van een koppelteken is typisch Russisch, maar voelt in een Nederlandse zin onwennig aan. 

Op de cover van het boek zien we de oudere Tolstoj gebogen over zijn schrijftafel. In combinatie met de ongelukkige titel Jeugdherinneringen wekt dit de indruk dat het gaat om een autobiografie, geschreven door de auteur in zijn nadagen, maar dat is een misvatting die erg hardnekkig is. Bij de publicatie van Kindertijd in 1852 sprong Tolstoj van woede uit zijn adellijke vel. De redacteur van het tijdschrift waarin het verscheen was zo onachtzaam geweest om het stuk ‘Geschiedenis van mijn jeugd’ mee te geven. “Het is niet de geschiedenis van mijn jeugd”, reageerde hij ontzet. Niettegenstaande die categorieke ontkenning was de autobiografische lezing van de trilogie moeilijk de wereld uit te helpen. Vandaag beschouwen literatuurwetenschappers het als een semiautobiografisch werk omdat er naast de vele gelijkenissen (ook Tolstoj verloor bijvoorbeeld zijn moeder op jonge leeftijd) ook heel wat fictieve elementen zijn. Ook veel vertalingen laten zich betrappen op een sterk autobiografische lezing van het werk, en het is commercieel gezien wellicht niet onverstandig van Prometheus om het op haar beurt ook als Jeugdherinneringen in de markt te zetten, al doet het de werkelijkheid en het literaire talent van de jonge Tolstoj enigszins geweld aan.

In zekere zin is de lezing als autobiografie een compliment. Het is immers het beste bewijs dat van de herkenbaarheid van Nikolajs opgroeien. Door het gebruik van korte hoofdstukken die vaak doen denken aan dagboekfragmenten en met behulp van een verteller die terugblikt op zijn eigen kindertijd en stilstaat bij de ‘temps perdu’ suggereert Tolstoj overigens zelf dat het om memoires gaat. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de volgende zin: “Zullen die frisheid, zorgeloosheid, die behoefte aan liefde en die kracht van het geloof uit je kinderjaren ooit nog terugkeren? Welke tijd kan beter zijn dan die waarin de twee mooiste deugden -onbekommerde vrolijkheid en een grenzeloze behoefte aan liefde- de enige prikkels in het leven zijn?” (…) “Heeft het leven werkelijk zulke diepe sporen in mijn hart getrokken dat die tranen en gevoelens voor altijd zijn verdwenen? Resten mij dan werkelijk enkel nog herinneringen?” (p. 71)

Het is bijzonder lovenswaardig dat Jeugdherinneringen opnieuw in het Nederlands verkrijgbaar is. De trilogie zal altijd in de schaduw blijven staan van Anna Karenina en Oorlog en vrede, maar het boek heeft troeven die het epische werk van Tolstoj niet kan claimen. In Jeugdherinneringen geen gedoe met honderden personages die dan nog eens ingewikkelde namen dragen (599 personages bevolken bijvoorbeeld Oorlog en vrede). Door de bijzonder korte hoofdstukken is Jeugdherinneringen op maat van wie de tijd ontbeert om elke dag meer dan enkele hoofdstukjes te lezen. Voor wie zich al waagde aan de mateloze dikke romans van Tolstoj is Jeugdherinneringen een ontdekking van het ontluikend talent dat de wereldliteratuur enkele klassiekers zou opleveren.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub Van Alles

Boeken van deze Auteur:

Anna Karenina

Oorlog en vrede

Jeugdherinneringen