"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Johnny Cash

Vrijdag, 5 augustus, 2016

Geschreven door: Robert Hilburn
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Het verdriet van een legende

[Recensie] De Australische voormalige punkzanger en liedschrijver Nick Cave was er heel stellig over toen Johnny Cash zijn prachtige ‘The Mersey seat’ coverede voor het album American IV: The man Comes Around. Cave noemde het zijn persoonlijke hoogtepunt. ”It doesn’t matter what anyone says, Johnny Cash recorded my song.” En daarmee basta.

Als grote liefhebber van Cave kan ik niet anders zeggen dat de uitvoering van ‘The Mercy Seat’ van Cash veel beter is. Het origineel van Cave is chaotisch en luidruchtig. Cash verwoordt met zijn ingetogen uitvoering veel beter de pijn en vertwijfeling van de man die wacht op zijn executie. Ook het briljante ‘Hurt’ geschreven door Trent Reznor van de band Nine Inch Nails onderging een remake door Cash. Het nummer werd Johnny Cash’ laatste hit. In de even mooie als treurige videoclip van ‘Hurt’, opgenomen in het in verval geraakte Jonny Cashmuseum, probeert een uitgemergelde Cash te playbacken met in een paar scenes zijn eveneens bejaarde vrouw June Carter aan zijn zijde. IJzingwekkend. Reznor twijfelde aanvankelijk of het wel zo’n goed plan was als Cash zijn nummer op de plaat zette. Maar toen Reznor de clip zag was hij tot tranen geroerd. “Die clip ging echt ergens over, en ik dacht: wat een fantastisch kunstwerk. Ik heb Johnny nooit ontmoet, maar ik ben heel blij dat ik op deze manier een steentje heb bijgedragen. Het voelde als een warme omhelzing.” ‘Hurt’ gaat over een oudere man die terugkijkt op zijn leven en moet vaststellen dat het allemaal niet bepaald goed is gegaan.

“What have I become,

My sweetest friend?

Heaven

Everyone I know goes away

In the end

And you could have it all.

My empire of dirt

I will let you down

I will make you hurt.”

Alsof Reznor het nummer over en voor Cash schreef. Toen Cash ‘Hurt’ opnam stond hij al met een voet in het graf. Na een leven van veel te hard werken, veel te veel optredens, veel te veel dames en vooral veel te veel drugs (pillen) en drank was zijn lijf op, hartklachten, half blind, overal pijn. In de biografie van popjournalist en muziekcriticus Robert Hilburn Johnny Cash leveren het ontstaan van zijn laatste platen de mooiste pagina’s op. Al jaren was Cash een slecht verkopende geweest artiest. Hij nam in de jaren zeventig en tachtig tientallen albums op, vaak meer dan een per jaar, maar op de automatische piloot. Steeds minder mensen hadden nog vertrouwen in Cash als vernieuwende muzikant. Tijdens het lezen van Hulburns boek over Cash heb ik veel oude Cash muziek gedraaid en met name zijn albums uit die middenperiode zijn niet om aan te horen. Fantasieloos, herhaling van hetzelfde, elke keer weer de bekende country-arrangementen. Op het laatst werd hij er bij platenmaatschappij Columbia Records uitgegooid, na meer dan 25 jaar samenwerking. Ook al verkochten zijn albums niet meer, Cash had het drukker dan ooit. Cash vulde zijn tijd met films maken, die meestal flopten, met grote onroerend goed projecten en met reizen naar Israël om zijn diep christelijk geloof te voeden. Cash schreef zelfs een boek over apostel Paulus die hij diep bewonderde. Hij trok op met televisiedominee Billy Graham en probeerde met hem de hele wereld te bekeren en te verbeteren. Ondanks zijn successen vergat Cash nooit zijn eenvoudige komaf en koos hij de kant van de onderdrukten, de kanslozen, de uitgestotenen, op het pathetische af. Hij nam het op voor indianen, arme boeren, oorlogsveteraren, gevangen, Cash wilde ze allemaal helpen. Hij gaf geld weg en steunde goede doelen. Wat Cash in al die jaren vergat, was goede muziek maken, zijn voornaamste manier om iets voor mensen te betekenen.

Met goede muziek maken was Cash in de jaren vijftig en zestig groot geworden, met prachtige nummers als ‘I Walk the Line’, ‘Ring of Fire’ en ‘Folsom Prison Blues’ en optredens in gevangenissen en opnames daarvan. Hilburn vertelt het bekende verhaal hoe de eenvoudige boerenjongen Cash uitgroeide tot een van de grootste country- en pophelden van de vorige eeuw. Wie de film Walking the line heeft gezien kent al het beeld van de haast waanzinnige Cash die in de jaren zestig telkens bijna alles kapot weet te maken wat hij had opgebouwd. Onzeker over zo ongeveer alles in zijn leven – zijn huwelijk, zijn vaderschap, zijn ouders, zijn rol als christen en niet op de laatste plaats zijn muziek – zocht Cash zijn heil in de pillen. Ondanks alles krijgt hij uiteindelijk toch de vrouw van zijn dromen, de countryzangeres June Carter, die zelf ook een lange rij problemen heeft. Soort zoekt soort? Als er dan in 1970 een zoontje wordt geboren komen er jaren van voorspoed op privégebied. Muzikaal gaat het daarna alleen maar bergafwaarts. Zonder ellende geen inspiratie lijkt het wel.

Hilburn heeft heel veel materiaal weten te verzamelen en sprak met honderden mensen. Jammer is dat hij al dat materiaal in het boek heeft willen proppen. Een fout die veel biografen maken. Elke opnamesessie, elk optreden zo lijkt het, elk album, ook alle slechte, worden door Hilburn besproken. Daardoor is met name het middendeel van het boek een lange brij van feiten geworden. Hilburn weet Cash niet goed tot leven te brengen. Waarom was Cash zo onzeker, waarom was hij zo dwangmatig op zoek naar verlichting in het christendom, waarom die verslavingen? Hilburn raakt er aan, maar komt niet tot de kern. Ook de lastige relatie met zijn vader blijft onderbelicht. Opvallend is dat ondanks dat Hilburn honderden mensen sprak voor het boek, hij maar heel weinig mensen sprekend opvoert. Meer citaten, met name over de lastige, duistere Cash, hadden het boek veel persoonlijker kunnen maken. Voor het antwoord naar het waarom van de pijn en verdriet in Cash’ leven moeten we teruggrijpen naar zijn muziek, met name naar zijn laatste albums.

Toen de hele wereld Cash als relevante muzikant afschreef, kwam hij begin jaren negentig in contact met producer Rick Robin, een excentrieke dertiger die zijn sporen in de hiphop en punk had verdiend. Eerder leverde een korte samenwerking met Bono en U2 al een voorproefje op van de ‘nieuwe Cash’ met het nummer ‘The Wanderer’, alhoewel dat nummer te veel elektronisch is. Het klikte tussen Cash en Robin en zo begon er een bijzondere samenwerking die in zes albums resulteerde. Bij het label van Robin American Recordings verschenen albums met voornamelijk covers van liedjes uit alle hoeken van de popmuziek, en opvallend ook veel uit de alternatieve rock en punkmuziek. Het liet Cash van zijn meest gevoelig en ook meest donkere kant zien. Diep religieus tot het einde verhaalt Cash op deze albums van een rotsvast geloof in Christus aan de ene kant en zijn onzekerheden en zorgen over het slechte in de mens aan de andere kant. Cash’ wereld was die van dualiteiten, goed tegenover slecht, wit tegenover zwart. Hij ‘the man in black’, vond zichzelf een slecht mens, ondanks al zijn goede werken, en hij vreesde de hel. In American Recordings voel je die pijn, dat verdriet. Het zijn nu, meer dan tien jaar na zijn dood, nog steeds de albums die het beluisteren meer dan waard zijn. En daar kan geen biografie tegenop.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Paul Simon. De biografie