"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Jouw afwezigheid is duisternis

Vrijdag, 8 juli, 2022

Geschreven door: Jón Kalman Stefánsson
Artikel door: Nico van der Sijde

Magistrale caleidoscoop van mysterieuze verhalen, vol smartelijke passie

[Recensie] Ik ben zonder meer een fan van de IJslandse maestro Jón Kalman Stefánsson. Ik hou dus van zijn enorm poëtische stijl, van zijn geweldig geformuleerde desillusie, en van zijn niet minder geweldig geformuleerde passie voor het leven. Elk leven is bij Stefánsson getekend door desillusie, verval, de dood en bijgevolg door bodemloze wanhoop. Precies die wanhoop echter versterkt ook het snakkende verlangen naar ultieme schoonheid en kennis, het bijna ondraaglijk schroeiende verlangen naar liefde, de bijna verterende vreugde om in leven te zijn. Stefánsson schrijft kortom over Grote Gevoelens, over vreugden en verdrietigheden die vele malen heftiger zijn dan wat je in veel andere boeken meemaakt. En die elkaar bovendien tot in het stratosferische versterken, want elk verdriet is het intense afscheid van een al even intense vreugde, en elke vreugde wordt nog intenser door het besef van het onherroepelijk naderende verdriet. Elk personage bij Stefánsson is hopeloos alleen in de peilloze leegte en duisternis van het universum, en vol wanhoop daarover, maar elk personage geniet ook des te intenser van de korte schittering van zijn leven en van de korte momenten van ultiem licht.

Poëtische stijl
Dat alles maakt Stefánssons romans uiteraard heel heftig, en soms wordt die heftigheid mij te veel. Het verhaal van Asta bijvoorbeeld, Stefánssons voorlaatste roman, was mij aan het eind echt al te tranentrekkend-sentimenteel, en ontspoorde naar mijn gevoel daardoor behoorlijk. En toch blijf ik een fan van deze IJslandse maestro, juist vanwege zijn gepassioneerde heftigheid, en vanwege de geweldige poëtische stijl waarin hij die heftigheid presenteert. Want daarmee bereikt hij prachtige gevoelsintensiteiten die je bij veel andere schrijvers niet zult vinden. Wat hij trouwens vaak ook bereikt door formuleringen die eerder doodgewoon lijken dan poëtisch, en door ogenschijnlijk doodsimpele zinnen waarin op een of andere manier elk woord toch heel effectief is. Ik heb daarom ook weer genoten van Jouw afwezigheid is duisternis, Stefánssons laatste en bovengemiddeld dikke roman. Sterker nog, naar mijn smaak is het een van Stefánssons beste, misschien zelfs zijn allerbeste. Wellicht was ik deze keer, om wat voor reden dan ook, beter afgestemd op zijn smartelijke passie. Bovendien denk ik dat hij in deze roman een beter evenwicht weet te vinden tussen ultieme vreugde en ultiem verdriet. In elk geval combineert hij meerdere stijlregisters, en doet hij dat naar mijn gevoel virtuozer dan ooit: jubelende passages worden afgewisseld met afgrondelijke somberheid, zwaarmoedige filosofie wordt afgewisseld met laconieke humor en soms zelfs met vrij kolderieke grappen, en hooggestemde poëtische vervoering wordt gecombineerd met bijna hilarisch platte passages over masturbatie of dronkenschap. Mede daardoor zijn Stefánssons zinnen vaak heel verrassend, zowel door hun inhoud als door hun stijl.

Caleidoscopisch
Een van de personages oppert dat “de paradox [misschien] de rode draad in de geschiedenis van de mensheid is, dat onze geschiedenis alles tegelijk is: tragedie, soap, requiem, een scherts van de goden”. Welnu deze vuistdikke roman is naar mijn idee ook “alles tegelijk”, en is dus in meerdere stijlen geschreven. Bovendien is het een caleidoscoop van veel verschillende verhalen, allemaal vol van even vergeefse als meeslepende passie en vol van humor en verdriet. Verhalen die bovendien vol zijn van gepassioneerde liefdes en verraad aan die liefdes, waarbij verraad en liefde steeds twee kanten zijn van één medaille, en waarin ultiem licht en ultieme duisternis steeds op ondoorgrondelijke wijze één geheel vormen. Zodat al die verhalen een monument zijn voor de smartelijke passie van het menselijk bestaan en voor het onbegrijpelijke mysterie ervan. Wat nog versterkt wordt door de onnavolgbaar- virtuoze wijze waarop die vele verhalen met elkaar worden verknoopt en vermengd. Want de verteller springt voortdurend van het ene verhaal naar het andere, en dus van het ene smartelijke en passievolle mysterie naar het andere, zonder zich te storen aan grenzen van tijd en ruimte. Soms raken personages en hun lotgevallen daarbij zelfs met elkaar vermengd. Waardoor de roman een caleidoscoop wordt van passievolle mysteries. Een caleidoscoop die ik las met tranen in mijn ogen, en dus met ontroering, maar ook met opgetogen vreugde.

Vernuftig vertelperspectief
Dit alles wordt voor mij nog versterkt door het vernuftige vertelperspectief. De verteller van al deze verhalen is namelijk een ik-figuur die zijn naam is vergeten en ook zijn hele voorbije leven. Dus weet hij niet wie hij is, wie hij was en wie hij zal worden. En ook niet hoe hij zich tot de andere personages verhoudt of verhouden moet. Hij is daardoor de bijna ultieme personificatie van leegte en onwetendheid. Ergens zegt hij, na een duizelingwekkend wetenschappelijk artikel te hebben gelezen: “Je kunt bijvoorbeeld gelijktijdig in vele verschillende universums bestaan, met verschillende stipulaties en waarschijnlijk verschillende natuurwetten. Je bent overal jezelf en toch nooit dezelfde. De oeroude vraag ‘Wie ben ik?’ heeft met andere woorden zo’n enorme dimensie gekregen dat het bijna zinloos is te proberen die te beantwoorden […]. Er is dus geen bijzonder groot verschil tussen mij en de wereld- beide opgesloten in een sluier van onwetendheid”. En precies deze onwetende vertelt ons dus alle mysterieuze verhalen in Jouw afwezigheid is duisternis. Precies uit zijn onwetend brein zijn al deze raadsels ontsprongen. Misschien heeft hij alles zelfs gewoon verzonnen, om de leegte in zijn hoofd nog enigszins te vullen. Misschien zijn alle raadselachtige personages en lotgevallen in die verhalen fragmenten van het onoplosbare raadsel dat hij zelf is. Misschien imiteert hij met die veelheid van verhalen wel de veelheid van universums waarin wij misschien leven, en zijn eigen verlorenheid in al die universums.

Goddelijke Komedie
Ergens wordt ook gezegd: “Wie alles weet, kan niet schrijven. Wie alles weet, verliest het vermogen om te leven, want het is de onzekerheid die de mens voortdrijft. Onzekerheid, angst, eenzaamheid en verlangen. Niet te vergeten de paradox”. Ziedaar, naar mijn gevoel, de onwetendheid en onzekerheid die de verteller voortdrijft, en die daarmee ook de motor is van alle verhalen die hij vertelt. Waarin hij terzijde wordt gestaan door een mysterieuze gids, die het evenbeeld is van Vergilius die in de Divina Commedia Dante helpt bij zijn tocht door de bovenwereld. Maar tegelijk ook de parodie daarop. Want waar Vergilius Dante helpt om op te klimmen naar het Ultieme Licht, daar wordt de ik-figuur in Jouw afwezigheid is duisternis alleen van verzinsel naar verzinsel geleid, van mysterie naar mysterie, van onzekerheid naar onzekerheid. En terwijl Vergilius in de Divina Commedia uiteraard gebaseerd is op de grote klassieke dichter, is de gidsfiguur in Stefánssons roman volstrekt dubbelzinnig: misschien een dominee, misschien een duivel, misschien een buschauffeur, en misschien een verzinsel dat alleen bestaat in de twijfelende verbeelding van de ik-figuur.

Passie
Stefánsson trekt zijn lezers kortom helemaal de diepte, de onwetendheid en de duisternis in. Dat scherpt hij nog aan door zijn vele vertwijfelde maar prachtige passages over de redeloosheid van ons lot, en de vele mysterieuze en schitterend geschreven geschiedenissen die allemaal eindigen in teleurstelling en dood. Maar daarnaast zijn er allerlei even prachtige, mysterieuze en verbazingwekkende passages vol schoonheid en troost. Zoals: “Het kerkhof is duidelijk veel ouder dan de kerk, want de oudste graven zijn veranderd in grote, naamloze grasbulten en ze zijn al lang vergeten wie daar rusten, maar het gras vangt het zonlicht op en stuurt het omlaag naar hen in de duisternis. Zo is er misschien altijd wel troost te vinden”. Zeker, dat kerkhof geeft aanleiding tot veel somberheid en treurige bespiegeling over de duisternis van de dood, maar er is ook aandacht voor het zonlicht dat die duisternis voor even verlicht. Zoals er ook aandacht is voor de ultieme passie van een jong stel, dat nog niet weet dat hun liefde binnenkort zal worden gebroken: “Het jonge stel had gehoord dat Krosseslaug niet alleen ver van de bewoonde wereld lag en recht tegenover de open, turbulente Noordelijke IJszee, soms ook wel het zwembad op het einde van de wereld genoemd, maar dat het ook geheimzinnige krachten bezat. Ze reden dus die hele weg naar het noorden, acht uur over heel slechte grindwegen om tegenover de turbulente kracht van de Noordelijke IJszee, omringd door het warme water van het zwembad, de liefde te bedrijven. Dat moest een soort inwijding zijn en vervolgens een bezwering of een plechtige belofte aan het lot dat hun leven vervuld zou zijn met de kracht van de oceaan en omhuld met de warmte van de liefde”. Ja, deze passie is efemeer, want een paar bladzijden later is deze liefde alweer gedoofd. Maar tegelijk is deze passie ook ultiem, meeslepend en bijna kosmisch. Is dat paradoxaal? Zeker. Maar juist die paradox drijft volgens Stefánsson ons leven voort. Bovendien, juist het besef dat alles efemeer is maakt de passie bij hem des te intenser. En voor mij des te aanstekelijker.

Poëtische kracht
Jouw afwezigheid is duisternis maakte mij kortom behoorlijk opgetogen. Ik bewonderde de poëtische kracht ervan, en de vernuftigheid waarmee de verhalen tot een caleidoscoop worden verknoopt. De treurnis van de diverse personages, en hun verbijsterde onbegrip over alle redeloosheid van hun lot, ontroerde mij. De duisternis en leegte van hun geschiedenissen hakte er vaak stevig in. Maar ik werd tegelijk helemaal opgevrolijkt en meegesleept door hun voorbijgaande maar intense passies en vreugdes, en door hun vluchtige maar aangrijpende belevenissen van ultieme schoonheid. Bovendien amuseerde ik mij prima, want de plotwendingen waren vaak heel verrassend en de tragische lotgevallen van de personages zijn vaak ook vermakelijk en komisch. Kortom: wat een verteller, die Stefánsson, en wat een poëet. Ik hoop dat hij nog veel van zulke boeken zal schrijven.

Eerder verschenen op Hebban

Boekenkrant