"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Kamers antikamers

Vrijdag, 5 juli, 2019

Geschreven door: Niña Weijers
Artikel door: Marnix Verplancke

Ongrijpbaar

De eerste zin:

“Een veelvoorkomend filmshot: iemand, meestal een vrouw, in bad, het gezicht vlak onder het wateroppervlak.”

[Recensie] In het begin van Niña Weijers tweede, fel verwachte roman Kamers antikamers haalt de vertelster een herinnering op. Voor een krant moest ze een oudere schrijfster interviewen voor wie ze niet alleen bewondering maar meteen ook liefde voelde. Al gauw ging het gesprek niet meer over de schrijfster alleen, maar ook over de vertelster, die ervan droomde een boek te schrijven over doodnormaal, dagelijks geluk. Misschien moet je eerst wat meemaken in je leven voor je een boek kunt schrijven, gaf de oudere vrouw haar de raad, ervaren dat het beleven van intensiteit een synoniem is voor niet weten hoe de dingen zullen aflopen.

Vijf jaar geleden debuteerde Weijers met De consequenties, een roman over de grenzen tussen kunst en leven die de vraag stelde in hoeverre het een aan de oorsprong ligt van het ander of omgekeerd. Het boek sloeg in als een bom, kreeg een mandvol lof en een handvol prijzen en ging zelfs ei zo na met de Libris lopen. De roman bewandelde de gulden middenweg tussen herkenning en bevreemding, sprong speels om met zijn thematiek en vertoonde in feite maar één gebrek: concrete levenservaring. Het was een bijzonder intellectualistische roman, uit de koker gesproten van een promoverende doctorandus, zo leek het wel.

Kookboeken Nieuws

Kamers antikamers is op dat vlak een stap vooruit voor Weijers. Dit boek gaat over de ‘blissful ignorance’ van een eerste verliefdheid, de alledaagse wrijvingen van de geleefde liefde en de wrevels en het verdriet wanneer die liefde weggedeemsterd is. Intens dus, en als lezer weet je niet hoe de dingen zullen aflopen. Meer zelfs, als lezer weet je de helft van de tijd niet eens wat er aan het gebeuren is. Weijers wil in haar boek aanraken wat niet aan te raken valt en dat kan alleen maar tot filosofische vertwijfeling leiden natuurlijk. Als lezer voel je je de kat die achter het rode of groene lichtje van een laserpen aanzit en nooit iets wezenlijks te pakken krijgt. Weijers kan fantastisch mooi en melodieus schrijven. Je hoort de woorden over de pagina dansen. Met haar experimenteerdrang slaat ze echter veel van die schoonheid weer aan diggelen, en dat is zonde, doodzonde.

3 vragen aan Niña Weijers

Je citeert F. Scott Fitzgerald die zei dat schrijven is als onderwater zwemmen en je adem inhouden. Voor jou ook?

Weijers: “Aangezien mijn boek begint met het beeld van een vrouw die in bad ligt en haar hoofd onder water houdt, lijkt het me wel. Ik wou een boek schrijven over wat je niet weet en wat je probeert te grijpen maar wat zich nooit laat kennen. Ik wou onderzoeken wat leven en schrijven zijn. Als mens leef je op de tast, maar word je wel verondersteld te duiken. Vormelijk heb ik hetzelfde gedaan. Ik wou nagaan wat het oplevert wanneer je je als schrijver verzet tegen een klassiek narratief. Ik merkte echter al gauw dat wanneer je proza schrijft, je tekst een verhaal wíl worden. En toch is het geen conventioneel verhaal, maar wel een waarin alles tegelijkertijd gebeurt.”

Centraal in het boek staat een liefdesaffaire die heel sterk doet denken aan die van jou en Saskia De Coster. Mogen we het lezen als een bekentenis?

Weijers: “Voor mij gaat dit boek niet over een concrete relatie of over concrete personen. Een platte autobiografische lezing kan er alleen maar toe leiden dat je het punt van dit boek mist. Het is een onderzoek naar meerdere liefdes, het kalme geluk van de eerste relatie dat tegenover de emotionele erupties van de twee latere geplaatst wordt. Er komen vele alternatieve of verschuivende werkelijkheden voor in het boek die ook nog eens in een anachronistische volgorde verteld worden. De ene keer gaat de vrouw weg bij haar gezin, de andere keer weer niet. Het is een reeks experimenten van wat leven kan zijn, als je bepaalde keuzes wel of niet maakt.”

Maartje Wortel schreef een boek over een kat. In jouw boek loopt er ook een kat rond, en een hond, en zelfs een paard. Wat heeft jouw generatie met die beesten?

Weijers: “Ik ben goed bevriend met Maartje, dus het is niet toevallig dat er zaken synchroon lopen in haar en mijn boek. We gebruiken veel zaken uit het eigen leven, waarmee we vervolgens creatief aan de slag gaan. Twee jaar geleden kwam er een hond in mijn leven. Die heeft heel wat veranderd. Honden zitten ook zo verankerd in onze cultuur dat je er heel veel mee kan. De bewakers van de onderwereld zijn honden, in sterrenbeelden zitten honden, en in de mythologie ook.”

Eerder verschenen in Knackfocus